In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd op 3 oktober 2025, is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor het legaliseren van vijf appartementen in Eindhoven, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het bestemmingsplan dat het splitsen van een woning naar meerdere woningen verbiedt. De rechtbank oordeelde dat de splitsing in meer woningen afwijkt van de eerder verleende bouwvergunning en dat er geen omgevingsvergunning voor deze afwijking was verleend. Hierdoor kon het college het splitsingsverbod terecht aan eiser tegenwerpen.
De rechtbank behandelde het beroep op 6 mei 2025 en heeft het onderzoek ter zitting gesloten op 5 september 2025. Eiser voerde aan dat de panden al voor de inwerkingtreding van de bestemmingsplannen feitelijk in vijf appartementen waren gesplitst, maar de rechtbank oordeelde dat de relevante regelgeving geen terugwerkende kracht heeft. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de aanvraag moet plaatsvinden op basis van de vergunde situatie ten tijde van de indiening van de aanvraag, en niet op de feitelijke situatie. Eiser kon niet aantonen dat er sprake was van ongelijke behandeling ten opzichte van andere panden.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.