13.3.Dit betekent dat de minister de opbrengsten van eiser uit onderverhuur terecht heeft meegenomen bij het bepalen van de omzet en aldus heeft kunnen vaststellen dat het omzetverlies in de omzetperiode van november 2021 tot en met december 2021 niet ten minste 20% is geweest ten opzichte van de referentieperiode.
Schending motiveringsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel
14. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet concreet wordt onderbouwd waarom de bezwaren niet leiden tot een gegrond beroep. Daarnaast heeft de minister het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden, omdat bij het nemen van het bestreden besluit is nagelaten aanvullende informatie op te vragen die van belang is voor de beoordeling van eisers situatie.
15. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit voldoende heeft onderbouwd waarom de argumenten van eiser niet leiden tot een gegrond beroep. Zoals de minister terecht heeft gesteld ligt aan het bestreden besluit het rapport van bevindingen van 14 december 2023 ten grondslag, waarin namens de minister uitvoerig onderzoek is gedaan naar onder meer de omzet van eiser. Eiser is in bezwaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het (concept)rapport, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Verder heeft eiser in beroep weliswaar gesteld dat aanvullende informatie ontbrak die nodig was voor een juiste beoordeling van eisers situatie, maar heeft hij niet toegelicht om welke informatie het gaat. De rechtbank is ook niet gebleken dat essentiële informatie ontbrak benodigd voor het nemen van het besluit op het bezwaar. In zoverre is geen sprake van een schending van het motiveringsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel.
16. Het besluit om de NOW-subsidie vast te stellen op een lager bedrag dan bij de voorschotverlening berust op een in artikel 4:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen discretionaire bevoegdheid, zodat een belangenafweging moet plaatsvinden.Bij de toepassing van dit artikel moet de minister een afweging maken tussen het belang van een juiste vaststelling van de NOW-subsidie enerzijds en de gevolgen van een lagere vaststelling voor betrokkene anderzijds. Op grond van het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel mogen de voor betrokkene nadelige gevolgen van de lagere vaststelling en de terugvordering van de als gevolg daarvan ten onrechte ontvangen bedragen niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is niet het tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodig nadelige gevolgen. Het gaat hierbij verder om een directe toetsing van een (bestreden) besluit aan het evenredigheidsbeginsel. Bij deze toetsing kunnen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van het (bestreden) besluit een rol spelen.
17. De minister stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat gelet op de toelichting bij de NOW-7 (lees: NOW-5) de minister uitdrukkelijk heeft gekozen voor de in artikel 1, tweede lid, van de NOW-7 (lees: artikel 1, tweede en derde lid, van de NOW-5) opgenomen definitie van ‘omzet’ in het belang van een eenduidige en werkbare uitvoering van de NOW-7 (lees: NOW-5). De minister vindt dit een legitiem doel dat een zwaarwegende betekenis heeft. Daarnaast vindt de minister het financiële nadeel voor eiser niet onevenredig. Eiser is zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop de onderverhuuropbrengst vorm is gegeven en voor zijn aanvragen. Dat de door eiser bij de aanvraag opgegeven netto-omzet niet overeenkomt met de aangeleverde saldibalans, moet daarom voor zijn rekening en risico blijven.
18. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat in deze zaak het belang van eiser niet zwaarder weegt dan het belang van de minister. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het besluit voor eiser nadelige gevolgen heeft, heeft eiser niet onderbouwd dat hij onevenredig hard wordt getroffen door het bestreden besluit. Daar tegenover staat dat de minister een legitiem en reëel belang heeft om de NOW-regeling op doelmatige wijze uit te voeren. Het belang van de minister bij een juiste en rechtmatige vaststelling van de NOW-subsidie en de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten is dat publieke middelen zorgvuldig worden besteed. Afweging van de nadelige gevolgen van het besluit in verhouding tot het doel daarvan, leidt dan ook tot de conclusie dat het afwijzen van de subsidie en de terugvordering van het voorschot van € 9.154,- niet onevenredig is.
19. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit pas in het verweerschrift is voorzien van een kenbare belangenafweging. Het bestreden besluit is daarom op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat aannemelijk is dat eiser door deze schending niet is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan en er op dit punt wel een goede motivering in het bestreden besluit zou zijn opgenomen, zou het besluit dezelfde uitkomst hebben.