Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025 in de zaak tussen
SABIC Innovative Plastics B.V ., uit Bergen op Zoom , verder: SABIC
Samenvatting
- SABIC beschikt in ieder geval na de eerdere wijziging van haar omgevingsvergunning in 2023 over een omgevingsvergunning waarbij de lozing van PFBS in de Westerschelde is vergund.
- De rechtbank merkt de lozing van PFBS aan als een ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu. Het college is verplicht om in verband met deze ontwikkeling de omgevingsvergunning van SABIC te wijzigen.
- Het college heeft deze wijziging kunnen baseren op een toetsingsnorm voor PFBS van 10 ng/l in zout water.
- Het college heeft de emissiegrenswaarde kunnen bepalen op een jaarvracht van 2,75 kg voor SABIC zonder rekening te houden met de lozing van de rioolwaterzuivingsinstallatie in Bath (RWZI Bath) via de AWP in de Westerschelde.
Procesverloop
- •PFBS mag alleen in de LXF Plant worden gebruikt;
- •er dient gebruik te worden gemaakt van de methodes en wijze van procesvoering beschreven in paraaf 5.2, 5.3 en 6.4 van de brief van SABIC van 15 november 2024;
- •er mag slechts één masterbatch worden uitgevoerd voor 23 september 2025. Hierbij dient de koelwatertechniek beschreven in paraaf 5.3 van de brief van 15 november 2024 te worden toegepast. Bovendien moet het vrijkomend koelwater worden opgevangen en mag dit koelwater niet worden geloosd zonder voorafgaande goedkeuring van bevoegd gezag;
- in de periode van 29 maart 2025 tot en met 31 december 2025 mag de vracht PFBS niet hoger zijn dan 4 kg.
Beoordeling door de rechtbank
- SABIC is een bedrijf met vestigingen over de hele wereld. Eén van die locaties is het complex aan de [adres] in Bergen op Zoom . Op dit complex staan meerdere installaties. De eerste fabriek daar is in 1971 opgericht (door de rechtsvoorganger van SABIC ). Sindsdien worden op het complex hoogwaardige kunststofproducten geproduceerd. In Bergen op Zoom werken 1.350 werknemers op een fabrieksterrein van 150 hectare. De plastics worden verkocht aan de makers van andere producten en komen in veel verschillende toepassingen terecht, zoals elektrische apparatuur, veiligheidsbrillen en auto-onderdelen. Eén van de onderdelen van het bedrijf is de Lexan Finishing fabriek (de LXF fabriek). Het complex in Bergen op Zoom beschikt over een eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie.
- Het afvalwater van SABIC wordt via een leiding getransporteerd naar de AWP die tussen Moerdijk en de Westerschelde loopt. Deze AWP loopt van het industrieterrein Moerdijk langs onder andere Roosendaal en Bergen op Zoom en transporteert zowel huishoudelijk afvalwater als industrieel afvalwater naar de Westerschelde. Dat afvalwater wordt gezuiverd door de rioolwaterzuivering Bath (hierna: RWZI Bath van het Waterschap Brabantse Delta (het waterschap). Tussen de RWZI Bath en de eindlozing van de AWP op de Westerschelde sluit de leiding van SABIC aan op de AWP. Het afvalwater van SABIC wordt dus niet gezuiverd door de RWZI Bath. De AWP mondt bij Waarde (Zeeland) uit in de Westerschelde. Op onderstaande afbeelding uit het StAB-advies wordt dit schematisch weergegeven:
- De Westerschelde is de monding van de rivier de Schelde in de Noordzee. De Westerschelde is circa 55 km lang en 2 tot 8 km breed. De Westerschelde staat onder grote invloed van de zee. Het effect van het getij is merkbaar tot in Gent. Bij Antwerpen, net over de Belgische grens, is het getijdeverschil nog meer dan 5 m. Ter plaatse van het lozingspunt van SABIC op de Westerschelde in Waarde vindt dus ook nog getijdestroming plaats.
- SABIC had voor haar lozing op de AWP een eigen vergunning op grond van artikel 1, eerste lid van de (voormalige) Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Deze vergunning is voor het laatst verleend op 23 november 1998. Met het in werking treden van de Waterwet op 22 december 2009 is de Wvo vergunning van SABIC op basis van artikel 2.25, lid 2, van de Invoeringswet Waterwet, gelijkgesteld met een vergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm) omdat het een zogenoemde indirecte lozing op de AWP betreft. Op indirecte lozingen, ofwel lozingen die plaatsvinden via een rioleringsstelsel of een ander werk naar het oppervlaktewater, werd de Wm van toepassing. Het college werd het bevoegde gezag. Deze milieuvergunning voor de indirecte lozing is op grond van het overgangsrecht bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 vervolgens weer gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo) Deze vergunning op grond van de Wabo is op basis van artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet een omgevingsvergunning voor een MBA geworden. Hierbij is nog steeds het college het bevoegde gezag.
- Voor de uiteindelijke directe lozing van de AWP op de Westerschelde door het Waterschap is de Minister het bevoegde gezag. Voor het aantakken van de leiding van SABIC op de AWP en de lozing van het afvalwater van SABIC op de AWP en vervolgens de eindlozing van de AWP op de Westerschelde heeft de Minister in een aparte vergunning van 14 mei 2012 de watervergunning van het waterschap gewijzigd.
- Het college heeft SABIC op 2 april 2002 een revisievergunning op grond van de Wm verleend die het gehele bedrijf in Bergen op Zoom omvat, dus ook de LXF fabriek. Deze revisievergunning is hierna een groot aantal keren gewijzigd.
- PFBS is een noodzakelijke hulpstof voor het maken van bepaalde soorten ‘grades’ kunststof voor toepassingen zoals elektrische apparaten en medische apparatuur. PFBS (ook wel Rimar zout genoemd) heeft belangrijke vlamvertragende eigenschappen. PFBS wordt onder meer toegepast in de LXF Fabriek. In de menger wordt het Rimar-zout opgelost in het product waarna het uit de menger werd gegoten. Er blijven dan kleine hoeveelheden PFBS achter in de menger en de extruders (een ander onderdeel van de LXF fabriek). De menger en extruders worden ook voor andere toepassingen gebruikt en moeten daarom worden gereinigd. Daarvoor wordt waswater gebruikt. Hierdoor komt er PFBS in dat waswater terecht. De eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie van SABIC verwijdert PFBS (vrijwel) niet.
- Sinds januari 2020 staat PFBS op de Lijst van Zeer Zorgwekkende stoffen (ZSS). Voor PFBS zijn geen afzonderlijke wettelijke emissiegrenswaarden vastgesteld op nationaal of internationaal niveau.
- SABIC is op enig moment op de hoogte geraakt van de aanwezigheid van PFBS in afvalwater bij grondonderzoek na een lekkage van afvalwater. Op 31 maart 2022 heeft SABIC de Minister desgevraagd gemeld dat zij PFAS-metingen uitvoert. Op 7 april 2022 heeft SABIC aan de Minister per e-mail een overzicht van de metingen van de geloosde PFBS sinds medio 2021 gezonden. Op 21 april 2022 heeft de Minister de e-mail met deze gegevens aan het college doorgezonden.
- Op 20 juli 2023 heeft het college ambtshalve de revisievergunning 2002 gewijzigd. De wijziging omvat het aan de omgevingsvergunning toevoegen van voorschriften voor het uitvoeren van onderzoek naar PFBS en overige ZZS in het afvalwater dat indirect wordt geloosd in de Westerschelde, alsmede het reduceren hiervan. Dit besluit is onherroepelijk. Ten behoeve van deze wijziging heeft de Minister op 24 januari 2023 een advies uitgebracht aan het college. De Minister heeft in zijn advies aangegeven dat hij er vanuit is gegaan dat door deze vergunning geen nieuwe lozing van stoffen in de Westerschelde wordt vergund.
- SABIC heeft een aanvraag voor een nieuwe revisievergunning ingediend op 14 mei 2020. Deze aanvraag is nadien enkele malen gewijzigd. Er is nog niet op beslist. Er heeft geen ontwerp-beschikking ter inzage gelegen.
- Op 15 februari 2024 heeft de Minister het college verzocht om de omgevingsvergunning te wijzigen. Het verzoek betreft het opnemen van een tijdelijke lozingseis voor PFBS.
- Op 24 april 2024 heeft het college een ontwerpbeschikking vastgesteld met een (tijdelijke) lozingsnorm van 0,75 kg voor een periode van 3 maanden (3 kg/jaar) die van toepassing zou zijn tot 1 januari 2026. Die norm was gebaseerd op de voor PFOA geldende norm in oppervlaktewater van 48 ng/l. SABIC en MOB hebben zienswijzen ingediend. De Minister heeft advies uitgebracht. De zienswijzen en het advies hebben geleid tot het bestreden besluit.
Het bestreden besluit
“ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu”,als bedoeld in artikel 8.99, eerste ,lid, onder b. van het Bkl. SABIC mist in het bestreden besluit een onderbouwing van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het college heeft niet gemotiveerd dat de kwaliteit van de Westerschelde een ontwikkeling heeft doorgemaakt die een wijziging van de vergunning noodzakelijk maakt. Artikel 8.99, derde lid, van het Bkl geeft geen zelfstandige grondslag, maar geeft slechts invulling aan het eerste lid. SABIC betwist dat louter nieuwe kennis aanleiding kan zijn voor een wijziging op grond van artikel 8.99, eerste lid onder b, van het Bkl en is het niet eens met de uitspraken van de rechtbank Den Haag, waaronder die van 28 juni 2018. [3] Als de tekst van de wet duidelijk is, mag SABIC daar ook op vertrouwen. SABIC is van mening dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de milieuverontreiniging “verder moet worden ingeperkt” als bedoeld in artikel 8.99, eerste lid, onder b, van het Bkl. Er zijn geen algemeen wetenschappelijk aanvaarde inzichten die “voldoende duidelijkheid en zekerheid” bieden dat moet worden ingegrepen.. SABIC wijst er verder op dat het wijzigingsbesluit van 20 juli 2023 is genomen op basis van de bevoegdheid (dus niet de verplichting) om de omgevingsvergunning te wijzigen in belang van de bescherming van het milieu (artikel 2.31, tweede lid onder b, van de Wabo). Bovendien wist het college in 2023 al dat PFBS een ZZS was en dat SABIC PFBS loosde in de Westerschelde. Het is onduidelijk waarom het college toen geen norm in het wijzigingsbesluit heeft opgenomen, terwijl in het bestreden besluit wel wordt aangenomen dat sprake is van een ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu.
- In de eerste plaats wordt dit in het Handboek aangegeven. Het Handboek is een BBT-informatiedocument waaraan vergunningaanvragen van (in)directe lozingen op het oppervlaktewater van zowel de rijkswateren als de regionale wateren moeten worden getoetst en dat is genoemd in bijlage 18 van het Bkl. Ingevolge artikel 8.9, vierde lid, van het Bkl wordt bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een MBA rekening gehouden met dit informatiedocument. In dit geval is geen sprake van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een MBA maar een ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning voor een MBA. Dat neemt niet weg dat het college het Handboek heeft mogen betrekken bij het uitvoeren van de immissietoets en heeft kunnen aansluiten bij de in het Handboek gemaakte beperkte keuze tussen zoet of zout water. Het college heeft - gelet op de in het Handboek gemaakte keuze - in de Technical Guidance geen aanleiding hoeven zien om een nadere afweging te maken.
- Daarnaast volgt de rechtbank de StAB in haar advies dat ter hoogte van het lozingspunt feitelijk sprake is van zout water. De door SABIC gewenste nadere afweging zou naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere norm hebben geleid. In het advies van de deskundige van SABIC , waarin het feitelijke zoutgehalte van de Westerschelde bij Waarde ook niet is gemeten maar is afgeleid uit twee bronnen, het Zeeuws Landschap en de ‘Basiskaart met actuele informatie zoutgehalte in Nederlandse wateren’ van de Minister) of in hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Het college mocht bij het opleggen van een aparte emissiegrenswaarde voor SABIC in aanmerking nemen dat SABIC pas in een relatief laat stadium haar pogingen om de lozingen te minimaliseren inzichtelijk heeft gemaakt en in de tussentijd wel PFBS heeft geloosd. Van 2022 tot begin 2023 bedroeg de PFBS-lozing circa 42-48 kg per jaar. In 2024 bedroeg de jaarvracht volgens SABIC 29,59 kg. Er was daarom voor het college alle aanleiding om de op haar rustende verplichting ingevolge artikel 8.99 van het Bkl snel na te komen. Het had op de weg van SABIC gelegen om, als zij dit had willen voorkomen, sneller haar lozing van PFBS te verminderen.
Door de maatregelen van SABIC om de lozing te beperken, zouden bedrijven die lozen op de RWZI van SABIC kunnen profiteren, maar dit ontslaat het college niet van haar verplichting die volgt uit artikel 8.99 van het Bkl. Door de lozing van SABIC in de omgekeerde immissietoets als directe lozing in afwijking van het Handboek te beoordelen, komt het college deze verplichting na. Het college heeft hierbij de maximale lozingsruimte aan SABIC toebedeeld. Juist het toekennen van nog meer lozingsruimte in afwijking van het Handboek, zou kunnen leiden tot een benadeling van het waterschap respectievelijk de bedrijven die lozen op de RWZI van het waterschap. De omstandigheid dat SABIC loost op de effluentlozing van de RWZI door het waterschap leidt ertoe dat in ieder geval in 2024 voldoende lozingsruimte resteert voor het waterschap. Er zijn geen aanwijzingen dat dit in het restant van 2025 en in 2026 anders zal zijn. Dat neemt niet weg dat het een onzekere factor is waar het college geen invloed op heeft. In de omstandigheid dat in 2024 voldoende lozingsruimte resteerde voor het waterschap, heeft het college dus geen aanleiding hoeven zien om een hogere jaarvracht in het voordeel van SABIC te bepalen, die hoger is dan de uitkomst van de omgekeerde immissietoets bij een directe lozing. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in 2023 de gecombineerde jaarvrachten PFBS-lozingen van SABIC (als deze beperkt zou zijn tot 2,75 kg) en de gemeten lozingen vanuit de RWZI Bath in 2023 juist zouden hebben geleid tot een overschrijding van de toetsingsnorm van 10 ng/l. Het college had daar niets aan kunnen doen omdat het college niet bevoegd is om een norm aan de RWZI Bath op te leggen. De Minister merkt terecht op dat het doel van de omgekeerde immissietoets niet is om de maximale lozingsruimte voor een bedrijf te bepalen maar om te borgen dat de toetsingsnorm niet wordt overschreden. Uiteindelijk profiteren niet de andere bedrijven maar het milieu hiervan.