Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
(bodemprocedure)
(voorlopige voorzieningen)
1.De procedure
- het verzoekschrift (met producties 1 tot en met 17) in de bodemprocedure en in de voorlopige voorzieningen van de vader, ontvangen bij de griffie op 26 september 2024;
- het verweerschrift (met producties 1 tot en met 23), tevens houdende een zelfstandig verzoek, in de bodemprocedure en in de voorlopige voorzieningen van de moeder, ontvangen bij de griffie op 6 augustus 2025;
- het verweerschrift tegen het zelfstandige verzoek van de moeder (met producties 26 tot en met 37), ontvangen bij de griffie op 12 augustus 2025;
- een brief van mr. Van den Hoogen van 7 augustus 2025 met producties 18 tot en met 23 en productie 25;
- een F9-formulier van mr. Van den Hoogen van 8 augustus 2025 met productie 24;
- een F9-formulier van mr. Gerrits van 12 augustus 2025 met productie 25.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] namens de raad;
- mevrouw [naam 2] als piketmediator.
2.De feiten
3.Het geschil
Zaak met kenmerk C/01/408673 / FA RK 24-3914 (voorlopige voorzieningen)
- [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en op het adres van de moeder blijft ingeschreven;
- tussen [de minderjarige] en de vader een zorg- en contactregeling zal gelden, zoals beschreven onder punt 42 van het verzoekschrift, dan wel een dusdanige zorg- en contactregeling met een dusdanige ingangsdatum die de rechtbank in het belang van [de minderjarige] acht.
- de verzoeken van de vader ten aanzien van de zorgregeling af te wijzen;
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vast te stellen bij de moeder;
- te bepalen dat [de minderjarige] bij de vader zal verblijven iedere woensdag van 10.00 uur tot 16.00 uur alsmede in de oneven weken op zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader toebrengt en de vader [de minderjarige] naar de moeder terugbrengt, althans een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige vast te stellen door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
4.De beoordeling
Zaak met kenmerk C/01/408673 / FA RK 24-3914 (voorlopige voorzieningen)
Ik heb het geprobeerd, ga de hele dag leip, weer hierdoor, weer ben jij weg en zit er alleen in, weer jouw leugens, verwijten, daden en actie, weer zit je elders, weer laat je me wegrotten.”
“Ik doe bij deze nogmaals een beroep op je, leg de focus op ons gezin. Maak je ongevoelig voor belangen van anderen. Zo niet, dan hebben we geen toekomst samen als gezin. Jouw ouders moeten nu stoppen met spanning op jou te voeren. Geen gejank over hun verdriet en zorgen.”
- het hoofdverblijf;
- de zorgregeling, waaronder een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben om redenen genoemd in artikel 377a, derde lid.
26 mei 2026.
5.De beslissing
voorlopige regelingvast dat [de minderjarige] iedere woensdag van 10.00 uur tot 16.00 uur bij de vader zal verblijven, alsmede in de oneven weken op zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur, waarbij op de woensdagen een persoon uit het netwerk van de moeder [de minderjarige] naar de vader zal brengen en daar weer zal ophalen, en waarbij de overdracht op de zondagen zal plaatsvinden bij de voormalige buren van de vader;
pro formaaan tot
26 mei 2026met het verzoek aan de raad voor de kinderbescherming een onderzoek in te stellen met inachtneming van de volgende onderzoeksvragen:
- Wat betekenen de signalen van psychisch en fysiek geweld door de vader tegenover de moeder voor [de minderjarige] en haar veiligheid?
- Zou [de minderjarige] voldoende veilig zijn tijdens de contactmomenten met de vader en is de vader voldoende in staat om aan te sluiten bij de behoeften van [de minderjarige] ?
- Welke contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] komt het meest tegemoet aan de belangen van [de minderjarige] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
- Zijn er contra-indicaties voor contact en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen: hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Welke hulpverlening is door partijen reeds ingeschakeld en welke hulpverlening adviseert de raad voor de ouders en mogelijk voor [de minderjarige] ?
- Wat adviseert de raad ten aanzien van het gezag?
- Welke andere feiten/ omstandigheden die uit het onderzoek van de raad naar voren zijn gekomen en die niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde zijn gesteld, zijn wel van belang om te vermelden?
uiterlijk 28 april 2026ter zake te rapporteren en te adviseren;
uiterlijk 12 mei 2026schriftelijk hun reactie kenbaar te maken op het uitgebrachte raadsadvies en een standpunt in te nemen over de verdere voortgang van de zaak; de rechtbank zal partijen daarna informeren over de verdere voortgang van de procedure;
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.