ECLI:NL:RBOBR:2025:6219

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
71.169413.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandel en witwaszaak wegens onvoldoende bewijs

Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de invoer van cocaïne en witwassen. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzet had op de invoer van cocaïne, noch dat hij voorbereidingshandelingen had verricht voor de opzettelijke invoer van dit middel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. De zaak was aanhangig gemaakt op basis van dagvaardingen van 11 augustus 2022 en 15 april 2025, en de tenlastelegging was gewijzigd tijdens de zitting op 14 mei 2025. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het witwassen, terwijl hij voor de cocaïne-invoer een bewezenverklaring vroeg. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de container met cassave, die op 6 mei 2022 door de Belgische douane was ontdekt. De verdachte had ontkend wetenschap te hebben van de cocaïne en de rechtbank vond de argumenten van de verdediging overtuigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en sprak hem vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 71.169413.23 en 71.119142.22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 10 september 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 september 2022, 26 september 2023, 14 mei 2025 en 27 augustus 2025.
Op de zitting van 14 mei 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 11 augustus 2022 en 15 april 2025. De tenlastelegging met parketnummer 71-119142-22 is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 14 mei 2025 gewijzigd.
Aan verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat:
T.a.v. 71-169413-23:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 7 juni 2022 te Ridderkerk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van (een) of meer geldbedrag(en), te weten:
- een contant geldbedrag van omstreeks 11.590 euro
- een contant geldbedrag van omstreeks 20.000 euro
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld,
en/of verborgen en/of verhuld:
- wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven goed(eren) is/was en/of
- wie bovenomschreven goed(eren) voorhanden heeft/hebben gehad, en/of

dit/deze goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven goed(eren) gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat dit/deze goed(eren) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

T.a.v. 71-119142-22 feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) ongeveer 227,18 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. 71-119142-22 feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van 227,18 kilogram cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),

hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)

- een container inhoudende onder meer 227,18 kilogram cocaïne uit Costa Rica laten komen en/of voornoemde container via Antwerpen, België, naar Nederland laten vervoeren en/of afspraken gemaakt over de locatie, waar die container naar toe moest worden gebracht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 71.169413.23 ten laste gelegde witwassen gevorderd om verdachte vrij te spreken. Ten aanzien van het onder parketnummer 71.119142.22 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie de rechtbank gevorderd om tot een bewezenverklaring te komen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van 71.169413.23.
Met de officier van justitie en de verdediging stelt de rechtbank vast dat er sprake is van onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onder parketnummer 71.169413.23 aan hem ten laste gelegde.
Ten aanzien van 71.119142.22.
De rechtbank stelt vast dat er op 22 april 2022 een container met cassave in de haven van Antwerpen is aangekomen die aan het bedrijf van verdachte was geadresseerd. In deze container met cassave is op 6 mei 2022 tijdens een controle door de Belgische douane 227,18 kilo cocaïne aangetroffen. De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte wetenschap had van de aangetroffen cocaïne en opzet had op de invoer daarvan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft erkend dat hij, althans zijn onderneming. de importeur was van de container met cassave. Verdachte heeft echter steeds ontkend dat hij wist dat er cocaïne in die container zat. De verdediging heeft onder meer betoogd dat het bonafide bedrijf van verdachte voor dit cocaïnetransport is misbruikt.
De rechtbank overweegt hierover dat in zijn algemeenheid mag worden aangenomen dat een leverancier van cocaïne en de belanghebbenden van een drugsimport aan de ontvangstzijde, niet bewust het risico nemen dat een zending met cocaïne - van aanzienlijke geldelijke waarde - in handen van een onwetende komt, met het reële gevaar van verlies van die zending. De rechtbank is desondanks ook bekend met gevallen waarbij drugs in legale ladingen van nietsvermoedende afnemers worden verstopt. De omstandigheid dat op 10 mei 2022 - de dag waarop een aantal pallets uit de container naar het bedrijf van verdachte is vervoerd - een inbraak bij dat bedrijf heeft plaatsgevonden, levert een concrete aanwijzing op dat dat ook in deze zaak is gebeurd.
In deze zaak speelt verder een bij verdachte aangetroffen PGP-telefoon een belangrijk rol. Op die telefoon stond Signal-communicatie tussen verdachte en verschillende andere personen. De officier van justitie is van mening dat onder meer uit de inhoud van die gesprekken (en de in haar ogen ongeloofwaardige uitleg van verdachte hierover) blijkt dat verdachte wetenschap had van de cocaïne. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in die stelling. Gelet op de inhoud van de communicatie en de periode waarin deze heeft plaatsgevonden, kan worden geconcludeerd dat deze ziet op het transport van de in de tenlastelegging genoemde container. Daaruit blijkt echter in onvoldoende mate dat het (in versluierd taalgebruik) over het vervoer van cocaïne gaat. Het gegeven dat verdachte over deze gesprekken op onderdelen wisselende en minder goed voorstelbare verklaringen heeft afgelegd, maakt dat niet anders.
Alles overziende heeft de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet de ondubbelzinnige overtuiging bekomen dat verdachte wist dat er cocaïne in de lading cassave was verborgen. De rechtbank heeft twijfel op dat punt en dat valt in het voordeel van verdachte uit. Dit brengt mee dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de invoer van cocaïne (feit 1) en evenmin dat hij ten behoeve van de opzettelijke invoer van dat middel voorbereidingshandelingen heeft verricht (feit 2). De rechtbank zal verdachte dan ook van die feiten vrijspreken.

Beslissingen ten aanzien van het beslag.

De rechtbank stelt vast dat er beslag rust op diverse goederen, op verdovende middelen en een geldbedrag ter hoogte van € 31.540,00.
De rechtbank is van oordeel dat de beslagen verdovende middelen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer omdat het voorwerpen betreft van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte dan wel de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het aan verdachte ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt hem daarvan vrij;
gelast de
teruggave van de inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
71-119142-22: 31540 EUR;
71-119142-22: 1 STK Mondkap;
71-119142-22: 1 STK GSM;
71-119142-22: 1 STK Bril;
71-119142-22: 1 STK Kentekenbewijs;
71-119142-22: 1 FLS Fles;
71-119142-22: 1 FLS Fles,
aan de verdachte, dan wel de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon;

gelast de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:

71-119142-22: 1 STK Drugs.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. W.B. Kok en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 10 september 2025.