ECLI:NL:RBOBR:2025:6247

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
C-01-417002 - HA ZA 25-438
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting verbintenis tot nakoming in vervangende schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 juli 2025 een vonnis gewezen in een verstekzaak tussen eisers en gedaagde. Eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. de Gram, hebben gevorderd dat de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst met gedaagde wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, op basis van artikel 6:87 lid 1 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verbintenis tot nakoming niet meer mogelijk is en heeft de vordering van eisers toegewezen. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 2.864,45. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 49.670,57 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten en expertisekosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/417002 / HA ZA 25-438
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. I. de Gram,
tegen
[gedaagde], tevens handelend onder de naam [bedrijfsnaam gedaagde] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisers hebben gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid. De inhoud van deze dagvaarding moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
2.2.
Eisers vorderen onder a) een verklaring voor recht dat de overeenkomst(en) tussen partijen, althans de vordering tot nakoming c.q. herstel, is omgezet naar een vordering tot vervangende schadevergoeding. Eisers leggen artikel 6:87 BW ten grondslag aan deze vordering. Op grond van artikel 6:87 lid 1 BW wordt, voor zover nakoming niet reeds blijvend mogelijk is, de verbintenis omgezet in een tot vervangende schadevergoeding. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst van gedaagde, is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
2.3.
De onder c) gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding. Er is namelijk niet toegelicht waarom de rente met ingang van de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.
2.4.
Eisers vorderen onder h) gedaagde te veroordelen tot betaling van de nog te maken beslag- en executiekosten. Deze vordering wordt in het lichaam van de dagvaarding niet genoemd en toegelicht en zal, alleen al om die reden, worden afgewezen.
2.5.
De vordering komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
1.374,00
- salaris advocaat
1.214,00
(1 punt × € 1.214,00)
- nakosten
131,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.864,45
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst van gedaagde, is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding,
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na dit vonnis aan eisers te betalen een bedrag van € 49.670,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na dit vonnis aan eisers te betalen een bedrag van € 1.271,71 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na dit vonnis aan eisers te betalen een bedrag van € 1.035,00 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 2.864,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 68,00 plus de kosten van betekening als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.6.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.