ECLI:NL:RBOBR:2025:6312

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
01.230559.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van een ambtenaar in functie door een veelpleger met ISD-maatregel

Op 13 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging en bedreiging van een ambtenaar in functie, specifiek een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). De verdachte, een veelpleger, werd beschuldigd van het beledigen van de boa door beledigende woorden te gebruiken en door een blik bier naar hem te gooien. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van dezelfde boa met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig waren en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 29 september 2025 zijn de zaken met de parketnummers 01.230559.25 en 01.070724.25 gevoegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belediging van de tweede boa niet bewezen kon worden, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en dakloosheid, en de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen zijn gedrag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummers: 01.230559.25 en 01.070724.25 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.230559.25 en 01.070724.25 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 13 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 september 2025.
De zaak met parketnummer 01.070724.25 is op 16 juni 2025 door de politierechter in deze rechtbank naar de meervoudige kamer verwezen.
Op de zitting van 29 september 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 16 september 2025 respectievelijk 6 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01.230559.25 feit 1:
hij op of omstreeks 24 juli 2025 te Eindhoven opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Eindhoven en/of [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Eindhoven, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in hun/zijn tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hun/hem de woorden toe te voegen: “kankerlijers”, “NSB’ers” en/of “nietsnutten”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door een geopend blik bier in de richting van die [verbalisant 1] te gooien;
T.a.v. 01.070724.25 feit 1:
hij op of omstreeks 6 maart 2025 te Eindhoven [verbalisant 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ben een sniper en ik schiet een kogel door jouw kop" en/of "Ik heb kanker, als ik ga dan neem ik jou ook mee", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Partiële vrijspraak:
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van de belediging van [verbalisant 2] als ten laste gelegd onder 01.230559.25, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen:
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt maar hieronder opgesomd. Op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 01.230559.25 en 01.070724.25 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. 01.230559.25 [1]
  • De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 29 september 2025;
  • De aangifte door [verbalisant 1] blz. 5.
T.a.v. 01.070724.25 [2]
  • De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 29 september 2025;
  • De aangifte door [verbalisant 1] , blz. 7-8.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. 01.230559.25:
op 24 juli 2025 te Eindhoven opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Eindhoven, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “kankerlijers”, “NSB’ers” en “nietsnutten”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en door een geopend blik bier in de richting van die [verbalisant 1] te gooien.
t.a.v. 01.070724.25:
op 6 maart 2025 te Eindhoven [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ben een sniper en ik schiet een kogel door jouw kop" en "Ik heb kanker, als ik ga dan neem ik jou ook mee", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee (2) jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen ISD-maatregel moet worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden of een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de oplegging van een straf of maatregel is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen en bedreigen van een buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa).
Verdachte heeft zich daarbij ontoelaatbaar agressief en ongeremd gedragen en heeft zich aldus schuldig gemaakt aan kwalijke misdrijven. Hij heeft een boa die bezig was met het uitvoeren van zijn werk beledigd en bedreigd met de dood. Uit de verklaringen en bevindingen van de boa, zoals daarvan blijkt uit de betreffende processen-verbaal, volgt dat hij zich beledigd en serieus bedreigd heeft gevoeld als gevolg van de bewezen geachte feiten. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen respect te hebben voor de betrokken boa en hierdoor bijgedragen aan de ondermijning van het openbaar gezag. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Kijkend naar de persoon van de verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte veelvuldig voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. Uit het 47 pagina’s tellende strafblad blijkt dat hem daarbij zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke straffen zijn opgelegd. Deze veroordelingen hebben niet het gewenste effect gehad.
De rechtbank houdt voorts rekening met het door de Reclassering opgemaakte advies d.d. 28 juli 2025. Hierin wordt beschreven dat verdachte veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen en de reclassering ziet een patroon ter zake van voornamelijk vermogensdelicten. De verdachte staat in achttien verschillende parketnummers onder toezicht van de reclassering. Deze toezichten zijn echter onuitvoerbaar, omdat verdachte uit beeld is bij de reclassering waardoor het onmogelijk is om vorm te geven aan de reclasseringstoezichten.
Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden en passende hulpverlening ontbreekt. Verdachte is dakloos en kampt met een forse alcoholverslaving. Hij is zorg mijdend. Er is sprake van maatschappelijke teloorgang en de zorgen zijn groot, ook op het gebied van zijn lichamelijke gezondheid. De afgelopen jaren is veelvuldig hulpverlening ingezet maar dit heeft tot op heden niet geleid tot gedragsverandering ofwel het voorkomen van recidive.
De reclassering adviseert daarom bij een veroordeling de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel. De door verdachte gepleegde bedreiging betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 september 2025 van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan dat feit tenminste driemaal voor een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en het bewezenverklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies moet er voorts ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een (vermogens)delict zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel, aangezien verdachte herhaaldelijk nieuwe strafbare feiten pleegt en eerder opgelegde straffen en toezichten hem daarvan kennelijk niet hebben weerhouden.
De rechtbank overweegt dat daarnaast is voldaan aan de gestelde voorwaarden in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders). Verdachte is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de reclassering is geadviseerd.
Het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden dan wel een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de verdediging is verzocht, acht de rechtbank niet passend. Verdachte heeft in het verleden al meermaals kansen gehad om tot gedragsverandering te komen, maar deze heeft hij niet benut. Bovendien volgt uit het reclasseringsadvies dat verdachte niet in staat is om zich aan afspraken te houden en heeft hij zich zelfs aan eerder toezicht onttrokken. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Teneinde de beëindiging van de stelselmatige recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
38m, 38n, 57, 266, 267, 285 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01.230559.25:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
t.a.v. 01.070724.25
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende maatregel:
 Een
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. I.M. Rinzema en mr. J.H.M. Bloebaum, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 13 oktober 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie regio Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2025164735, afgesloten d.d. 3 augustus 2025, aantal bladzijden: 23.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie regio Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2025048828, afgesloten d.d. 14 maart 2025, aantal bladzijden: 38.