Uitspraak
1.Deze arbeidszaak in het kort
2.2. De procedure
3.De feiten
5 april 2024heeft [verweerder] zich ziek gemeld wegens rugklachten.
12 april 2024heeft [verweerder] voor het eerst contact gehad met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft toen geconstateerd dat er een fysieke beperking bestaat (onder meer beperkingen op het gebied van zitten, staan, lopen, bukken en tillen) en geadviseerd dat [verweerder] niet in staat is om het werk te hervatten.
26 april 2024waren de constateringen hetzelfde en luidde het advies onveranderd: re-integratie is niet mogelijk.
24 mei 2024. De bedrijfsarts heeft naar aanleiding van dat bezoek gerapporteerd:
“Er bestaat een fysieke beperking. Onderzoek en behandeling is ingesteld. Herstel zet in. Daarom advies om zo snel als het kan worden georganiseerd te starten met 2x3 uur per week bij de DSU in licht inpak werk. Zitten met afwisseling van staan en lopen. Vervolg na medisch specialistich onderzoek op 14 juni a.s.”De DSU (volledig: DAF Support Unit) is een afdeling binnen DAF die voorziet in passend werk voor arbeidsongeschikte mederwerkers. DAF omschrijft het werk op de DSU als werk dat, bijvoorbeeld, (deels) zittend, in dagdienst op een vaste locatie en/of zonder tempodruk kan worden uitgevoerd.
27 mei 2024aan DAF laten weten dat hij de (vervangende) werkzaamheden niet zal uitvoeren. Verder heeft [verweerder] op
6 juni 2024een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd met de vraag:
“Is het werk dat ik moet of wil doen passend?”.
15 juli 2024heeft het UWV (medegedeeld bij brief van 26 juli 2024) geoordeeld dat:
“ [verweerder] heeft geen goede reden om de aangeboden re-integratiewerkzaamheden niet te accepteren. De re-integratie inspanningen van de heer [verweerder] zijn hiermee onvoldoende.”Dit oordeel is gebaseerd op een arbeidsdeskundig rapport. In dat rapport staat ook:
“De bedrijfsarts acht de heer [verweerder] in staat om lichte inpakwerkzaamheden te verrichten bij DAF Support Unit. (…) De verzekeringsarts (…) heeft de belastbaarheid van de heer [verweerder] vastgesteld naar aanleiding van het spreekuur van 15-7-2024. Hij komt tot de conclusie dat de heer [verweerder] mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten en sluit zich aan bij het advies van de bedrijfsarts op 24-05-2024.”
18 juli 2024gaan re-integreren op de afdeling Draadbomen. [verweerder] voerde op de afdeling Draadbomen 2x 3 uur per week aangepaste werkzaamheden uit. Dat verliep goed.
29 oktober 2024het volgende gerapporteerd:
“Er bestaat een fysieke beperking. Behandeling is ingesteld en aanvullende behandelingen zijn gepland. Op 13-1-2025 medisch specialistische evaluatie van die behandelingen. Betrokkene werkt sinds 18-7-2024 in aangepast werk voor 2x 3 uur op de afdeling draadbomen op dinsdag en vrijdag. Advies om de uren uit te breiden naar 4x 3 uur per week bij voorkeur in dagdienst per 4-11-2024. Vervolg na medisch specialistische evaluatie in 2025.”[verweerder] heeft ingestemd met de urenuitbreiding en heeft vervolgens 4x 3 uur gewerkt op de afdeling Draadbomen.
5 november 2024een plek vrij kwam op de afdeling DSU, heeft DAF [verweerder] geïnstrueerd zijn re-integratie op de afdeling DSU voort te zetten. [verweerder] heeft vervolgens geprotesteerd tegen overplaatsing naar een andere afdeling.
27 november 2024heeft de bedrijfsarts onder meer gerapporteerd dat [verweerder] 4x 3 uur per week aangepaste werkzaamheden kan uitvoeren op de DSU. Op diezelfde dag, dus op 27 november 2024, heeft DAF een brief aan [verweerder] verstuurd, waarin onder meer is vermeld dat hij zich aan de adviezen van de bedrijfsarts moet houden, dat er alleen bij een nieuwe medische situatie een ander advies zou volgen en er werd medegedeeld dat er loonstopzetting zou volgen als hij zich niet aan zijn verplichtingen zou volgen. De aanleiding voor het versturen van deze brief is in de brief van 27 november 2024 als volgt omschreven: “
In de afgelopen periode heeft u zich bijna op wekelijkse basis niet gehouden aan het advies van de bedrijfsarts met genoemde re-intgratieverplichtingen”(lees: re-integreren op afdeling DSU).
5 december 2024deze brief gestuurd aan [verweerder] :
“Ondanks eerdere gesprekken en notities, heeft u zich op dinsdag 3 december j.l. weer niet gehouden aan het gestelde advies van de bedrijfsarts welke aangeeft dat u geschikt bent voor werkhervatting bij DSU gedurende 3 uur per dag, 4 dagen per week. (…) Wij schorten om deze reden uw loon direct op. We verwachten dat u conform de afspraken op maandag 9 december om 12.15 uur bij DSU. Indien u er dan niet bent, zullen wij direct overgaan tot een loonstop (7:629 BW). Graag wijzen wij u erop dat indien u het niet eens bent met het advies van de bedrijfsarts, u een second opion kunt aanvragen bij een externe arbodienst of een deskundigenoordeel bij het UWV. In de tussentijd geldt het huidige advies van de bedrijfsarts en heeft u de verplichting u hieraan te houden. Wellicht ten overvloede melden wij dat een [land] doktersattest niet geldend is in Wet Verbetering Poortwachter. Alleen het advies van de bedrijfsarts is leidend.”
9 december 2024is [verweerder] niet komen werken op de afdeling DSU. Daarom heeft DAF hem diezelfde dag per brief laten weten dat het loon per direct wordt stopgezet en dat zij zich gaat beraden over vervolgstapen indien [verweerder] op 10 december 2024 niet op de DSU verschijnt.
10 december 2024 tot en met 17 december 2024heeft [verweerder] aangepaste werkzaamheden verricht op de DSU.
12 december 2024een brief verstuurd waarin is opgenomen:
“Helaas hebben we moeten concluderen dat u zich niet aan de geldende DAF regels houdt zoals het dragen van een veiligheidsbril, welke verplicht is. Hier bent u reeds mondeling op aangesproken. Tevens heeft u zich uitgelaten met de woorden ‘het lijkt wel een strafkamp’ richting één van de teamleiders, na het zien van de afspraken rondom uw re-integratie. Dit gedrag is onacceptabel te noemen (…). De DSU stelt een re-integratie werkplek voor u beschikbaar, en in het geval uw gedrag niet verbetert is de kans aanwezig dat u niet meer tot de werkplek wordt toegelaten, wat ook betekent dat u zich niet aan de reintegratieverplichtingen kunt houden. Dit zal leiden tot een loonstop zoals eerder is aangekondigd. U bent zelf verantwoordelijk om u als goed werknemer te gedragen en zich zowel aan de DAF regels te houden als aan de verplichtigen die de Wet Poortwachter aan u stelt.”[verweerder] heeft via WhatsApp geprotesteerd tegen deze waarschuwing.
17 december 2024heeft er op initiatief van [verweerder] een gesprek plaatsgevonden met DAF. Volgens [verweerder] heeft hij toen uitgelegd dat hij wel wil werken op de afdeling DSU maar dat het werk daar voor hem te belastend is. In reactie daarop heeft DAF verwezen naar de adviezen van de bedrijfsarts, waaruit volgt dat het werk op de DSU passend is. Aan het eind van dit gesprek heeft [verweerder] laten weten dat hij zou stoppen met het verrichten van arbeid op de DSU. Naar aanleiding daarvan heeft DAF bij brief van 17 december 2024 laten weten het loon stop te zetten.
19 december 2024een deskundigenoordeel gevraagd bij het UWV.
14 januari 2025is [verweerder] verschenen bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft toen (weer) geconcludeerd dat hij geschikt is voor 4x 3 uur per week aangepast werk op de DSU. Verder staat in het rapport van de bedrijfsarts:
“Er bestaat een fysieke beperking. Behandeling is uitgevoerd. Naar aanleiding van medisch specialistische evaluatie op 13-1-2025 is vervolg behandeling nodig. Daarnaast bestaat een beperking van het persoonlijk functioneren. Betrokkene werkt niet en is in afwachting van een deskundigenoordeel van het UWV op 14-2-2025. Daarnaast is er door de situatie een arbeidsconflict ontstaan, waarbij betrokkene zich onder druk gezet door werkgever. Advies om daarover met elkaar in gesprek te gaan.”
19 februari 2025heeft DAF het door haar aangevraagde deskundigenoordeel van het UWV over de re-integratieinspanningen van [verweerder] ontvangen. De conclusie daarvan is dat [verweerder] onvoldoende meewerkt aan de re-integratie. In het arbeidsdeskundig rapport van het UWV staat bij het kopje “
3.4. Visie van de werknemer” het volgende:
“De heer [verweerder] is het niet eens de mogelijkheden zoals deze door de bedrijfsarts op 27-11-2024 zijn geduid. Hij heeft zich op 17-12-2024 volledig arbeidsongechikt gemeld vanwege een andere ziekte oorzaak. Tevens meldt de heer [verweerder] dat hij zich gediscrimineerd voelt omdat hij niet verder mocht re-integreren op de afdeling Draadboom en overgeplaatst is naar de DSU. Ook vindt hij de werkzaamheden bij de DSU niet passend omdat het werktempo hier te hoog is. We hebben afgesproken dat er een spreekuur met de verzekeringsarts ingepland zal worden teneinde de belastbaarheid van de heer [verweerder] vast te stellen.”Verder staat in het arbeidsdeskundigrapport bij het kopje
“4. Beoordeling re-integratie inspanningen”:
“De verzekeringsarts, de heer [A] , is evenals de bedrijfsarts, van mening dat de heer [verweerder] benutbare mogelijkheden heeft voor re-integratie en acht de heer [verweerder] belastbaar conform de opgestelde belastbaarheid van de bedrijfsarts d.d. 27-11-2024. Wanneer de werknemer arbeidsmogelijkheden heeft, ook al is de omvang beperkt, gelden de wettelijke verplichtingen ten aanzien van re-integratie. De werkgever is verplicht om passende arbeid aan te bieden aan de werknemer en de werknemer is verplicht om aan zijn re-integratie mee te werken. De werkgever biedt, conform advies van de bedrijfsarts d.d. 27-11-2024, passend werk aan bij de DAF Support Unit. De heer [verweerder] werkt niet mee aan re-integratie. Zijn re-integratieinspanningen zijn hierdoor onvoldoende.”
24 februari 2025aan [verweerder] laten weten dat zij aan de kantonrechter gaat verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen. Op dat moment was de op 17 december 2024 ingestelde loonstop nog steeds van kracht.
maart 2025 tot en met mei 2025is er overleg geweest tussen de gemachtigden van partijen, onder andere over de forumkeuze omdat [verweerder] in [land] woont. Daarnaast heeft [verweerder] op 15 april 2025 aan DAF laten weten dat hij alsnog passend werk wil verrichten en dat zijn eerdere gedrag te wijten is aan onvoldoende kennis over de Nederlandse wetgeving. Voor DAF kwam dit te laat en zij heeft aangekondigd een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen.
4.De verzoeken en de standpunten van partijen
5.De beoordeling van alle verzoeken door de kantonrechter
“alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.” [20] In dit kader kan van een werknemer in beginsel worden verlangd de adviezen van deskundigen, zoals de bedrijfsarts, op te volgen, tenzij er aanwijzingen zijn om de juistheid daarvan te betwijfelen. Bij verschil van mening over wat redelijk of passend is, kan de werknemer een second opinion vragen bij een andere, buiten het bedrijf werkzame bedrijfsarts. [21] Werkgever en werknemer kunnen beiden een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen, bijvoorbeeld over de vraag of de werknemer de re-integratieverplichtingen voldoende nakomt. [22]
endat onder passende arbeid in dit geval wordt verstaan (licht inpak) werk op de afdeling DSU bij DAF. Met deskundigen wordt kort gezegd bedoeld de bedrijfsarts van DAF en de arbeidsdeskundigen van het UWV. Zowel [verweerder] als DAF hebben in de loop van de tijd een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV.
“Doe ik voldoende om weer aan het werk te gaan?”en is de onderzoeksvraag vervolgens als volgt geformuleerd:
“Zijn de re-integratieinspanningen van de werknemer voldoende? De werknemer is van mening dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten.”. De arbeidsdeskundige van het UWV ( [C] ) heeft zich op 15 juli 2024 bij de beantwoording van die vraag aangesloten bij het advies van de bedrijfsarts van 24 mei 2024 (dus: licht inpakwerk op de DSU, zitten met afwisseling van staan en lopen)
.De conclusie van de arbeideskundige luidt:
“ [verweerder] heeft geen goede reden om de aangeboden re-integratiewerkzaamheden niet te accepteren. De re-integratie inspanningen van de heer [verweerder] zijn hiermee onvoldoende.”De arbeidsdeskundige heeft daarij zich met name gebaseerd op de bevindingen van de verzekeringsarts ( [D] ), en de visies van [verweerder] en DAF.
“De verzekeringsarts, de heer [A] , is evenals de bedrijfsarts, van mening dat de heer [verweerder] benutbare mogelijkheden heeft voor re-integratie en acht de heer [verweerder] belastbaar conform de opgestelde belastbaarheid van de bedrijfsarts d.d. 27-11-2024. (…) De werkgever biedt, conform advies van de bedrijfsarts d.d. 27-11-2024, passend werk aan bij de DAF Support Unit. De heer [verweerder] werkt niet mee aan re-integratie. Zijn re-integratieinspanningen zijn hierdoor onvoldoende.”De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport de visies van werknemer en werkgever meegenomen. Bij de visie van [verweerder] is onder meer in het rapport vermeld: “
Ook vindt hij de werkzaamheden bij de DSU niet passend omdat het werktempo hier te hoog is. We hebben afgesproken dat er een spreekuur met de verzekeringsarts ingepland zal worden teneinde de belastbaarheid van de heer [verweerder] vast te stellen.”Vervolgens is in het rapport van de arbeidsdskundige vermeld bij de Belastbaarheidsgegevens:
“In deze situatie heb ik de verzekeringsarts gevraagd de functionele mogelijkheden zoals de bedrijfsarts op 27-11-2014 heeft vastgesteld te toetsen. Tevens de vraag of deze op 17-12-2024 ongewijzigd zijn [opmerking kantonrechter: de dag waarop [verweerder] zich volledig arbeidsongeschikt heeft gemeld]. De verzekeringsarts, de heer [A] , heeft de belastbaarheid van de heer [verweerder] beoordeeld n.a.v. het spreekuur op 14-2-2025. Hij concludeert: er is medisch gezien geen reden waarom cliënt niet zou kunnen re-integreren. Cliënt is belastbaar conform de beperkingen zoals door de bedrijfsarts opgesteld.”
entenzij de situaties zoals hiervoor bij 5.6 is vermeld niet aan de orde zijn. [28] Dat laatste is niet het geval. Anders gezegd: de in 5.6 omschreven afwijzingsgronden spelen hier geen rol. DAF heeft [verweerder] immers meerdere keren schriftelijk gemaand tot nakoming van zijn re-integratie-verplichtingen (bijvoorbeeld op 27 november 2024, 5 december 2024 en 12 december 2024) en zij heeft de betaling van het loon gestaakt. Daarnaast heeft DAF een deskundigenverklaring van het UWV van 19 februari 2025 overgelegd, waaruit blijkt dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder] onvoldoende zijn.
ernstigverwijtbaar heeft gehandeld zoals DAF heeft betoogd. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. De lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten ligt dan ook (zeer) hoog. Tegen de achtergrond van alles wat hiervoor is overwogen, is de kantonrechter echter van oordeel dat deze lat gehaald is. [31] De gedragingen van [verweerder] zoals hiervoor zijn beschreven, in onderlinge samenhang bezien, worden als ernstig verwijtbaar aangemerkt. [verweerder] heeft vanaf 5 november 2024 herhaaldelijk de adviezen van de bedrijfsarts, de arbeidsdeskundige en zijn werkgever naast zich neergelegd om mee te werken aan zijn re-integratie. Met uitzondering van een week in december heeft [verweerder] vanaf begin november 2024 een tijd lang geen gehoor gegeven aan de oproep om passende arbeid te verrichten zonder daarvoor een (goede) reden te hebben, althans dat heeft hij niet aangetoond. Ook de op 17 december 2024 opgelegde loonstop bracht geen verandering in zijn weigerachtige gedrag. [verweerder] heeft na 17 december 2024 niets meer van zich laten horen tot 15 april 2025. Op laatstgenoemde datum heeft hij aangegeven (alsnog) het aangeboden werk (op de DSU) te willen uitvoeren. Dit is ruim twee maanden na het door DAF verkregen deskundigenoordeel en bijna vier maanden na de ingezette loonstop. Het moge duidelijk zijn dat voor DAF toen de maat vol was en dat zij aan die oproep geen gehoor meer hoefde te geven.