ECLI:NL:RBOBR:2025:6359

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
C/01/419083 / FA RK 25-3694
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot beëindiging verplichte zorg op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan over een aanvraag tot beëindiging van verplichte zorg op basis van artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het verzoek van de betrokkene afgewezen, omdat er sprake was van een golvend toestandsbeeld, wat een risico op ernstig nadeel met zich meebrengt. De betrokkene, die verblijft in een GGZ-instelling, had verzocht om de beëindiging van de zorgmachtiging, omdat hij meer vrijheid wilde om te resocialiseren en zijn leven op te bouwen. Hij gaf aan dat hij niet bang was voor een terugval, omdat hij in het verleden geen middelen had gebruikt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de betrokkene periodes van instabiliteit vertoont, waarbij hij niet voor zichzelf kan zorgen en dat er geen substantiële veranderingen in zijn situatie zijn die de beëindiging van de zorgmachtiging rechtvaardigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verplichte zorg op dit moment noodzakelijk blijft om ernstig nadeel te voorkomen, zoals maatschappelijke teloorgang of delict gedrag. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de medische verklaringen en de toelichtingen van betrokken zorgprofessionals.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/419083 / FA RK 25-3694
Datum uitspraak: 10 oktober 2025
Beschikking over (tussentijdse) beëindiging machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
verblijvende te [GGZ-instelling] , [adres] ,
advocaat mr. C.W.M. Verberne uit Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 september 2025;
  • een e-mail d.d. 30 september 2025 van [naam 1] , mentor van betrokkene.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam 2] , geneesheer-directeur;
  • [naam 3] , klinisch psycholoog en zorgverantwoordelijke.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 28 januari 2026. Betrokkene verblijft met deze machtiging in [GGZ-instelling] .
2.2.
Voor betrokkene is mentorschap ingesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om een beslissing te nemen op de aanvraag van betrokkene tot (tussentijdse) beëindiging van de zorgmachtiging, zoals die op 28 januari 2025 voor betrokkene is afgegeven.
3.2.
Betrokkene heeft zijn aanvraag op 30 juni 2025 ingediend bij de geneesheer-directeur. De officier legt deze middels zijn verzoek voor aan de rechtbank, omdat de geneesheer-directeur niet binnen de door de wet gegeven termijn van twee weken op de aanvraag heeft beslist. De officier van justitie adviseert in het verzoekschrift de aangevraagde beëindiging af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank wijst de gevraagde beëindiging af. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Op grond van artikel 8:18, eerste lid, Wvggz vindt tussentijdse beëindiging van het verlenen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging plaats, indien de doelen van verplichte zorg zijn bereikt of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. Deze volgen uit artikelen 3:3 en 3:4 Wvggz.
4.3.
Betrokkene heeft gevraagd om de beëindiging van de zorgmachtiging, omdat hij wil resocialiseren in de maatschappij. Betrokkene wil meer vrijheid om te kunnen doen wat hij graag wil doen. Hij wil werken, een opleiding starten en een woonruimte buiten de instelling. Betrokkene vindt dat de voortgang vanuit de instelling traag is en dat levert hem stress op. De zorg, medicatie en begeleiding wil betrokkende wel behouden voor de momenten dat het minder goed met hem gaat. Betrokkene is naar eigen zeggen niet bang voor een terugval, bijvoorbeeld door cocaïnegebruik, omdat het hem zeven jaar gelukt is om geen middelen te gebruiken.
4.4.
De advocaat van betrokkene vult aan dat de pieken en dalen korter en minder heftig worden. Op momenten dat het goed gaat met betrokkene voelt hij zich beperkt door de zorgmachtiging, ook als de zorgmachtiging niet wordt ingezet.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat geen dusdanige veranderingen in de situatie van betrokkene hebben plaatsgevonden dat de verplichte zorg op dit moment niet meer noodzakelijk is. Uit de medische verklaring en de toelichting van de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke blijkt dat het toestandsbeeld van betrokkene golvend is. Betrokkene heeft periodes waarin het goed gaat en periodes waarin het slechter gaat. In de slechtere periodes kan betrokkene niet voor zichzelf zorgen, is hij somber, ligt hij in bed en komt hij tot niets zonder intensieve begeleiding. Na een dergelijke episode heeft hij altijd een hypomane episode. Gedurende hypomane episodes komt betrokkene met plannen die niet realistisch zijn. Zo wil betrokkende 40 uur werken, terwijl het hem niet lukt om naar de dagbesteding te gaan. Betrokkene raakt overmoedig, krijgt veel prikkels binnen en gaat opnieuw cocaïne gebruiken. Na het gebruik is zijn energie op en komt hij in een herstelfase. Ook de mentor van betrokkene beschrijft de golvende beweging met terugkerende ontregelingen.
4.6.
Dit verloop in het toestandsbeeld van betrokkende is terug te zien in de periode voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Betrokkene heeft tijdens de lopende zorgmachtiging meerdere ontregelingen gehad. Hij heeft voor het laatst in augustus een stemmingsontregeling gehad en heeft daardoor cocaïne gebruikt. De rechtbank ziet dat betrokkene zijn best doet om stabiel te blijven en geen middelen te gebruiken. Tegelijkertijd ziet de rechtbank dat betrokkene in situaties kan belanden waarin de stemmingswisselingen en de daaruit voorvloeiende zucht en verleiding sterker zijn dan betrokkene. Dit is ook zichtbaar geworden in gezette stappen naar meer zelfstandigheid. Betrokkene heeft een tijd begeleid in een appartement op het terrein gewoond als tussenstap naar zelfstandig wonen onder begeleiding van het FACT-team. Al vrij snel nadat betrokkene in het appartement is gaan wonen is hij ontregeld en teruggevallen in cocaïnegebruik. Alhoewel betrokkene aangeeft dat dit komt door de omstandigheden om hem heen, heeft de zorgverantwoordelijke toegelicht dat hier een stemmingsontregeling aan vooraf ging. Daarna is de woonvorm van betrokkene weer aangepast naar een situatie waarin meer begeleiding is.
4.7.
De zorg die betrokkene ontvangt lijkt vrijwillig (hij werkt overal aan mee), maar naar het oordeel van de rechtbank is het dat niet. De motivatie van betrokkene om in de instelling te blijven is naar het oordeel van de rechtbank omdat hij weet dat er een zorgmachtiging is die gebruikt kan worden op momenten dat hij de instelling wil verlaten. De rechtbank verwacht dat betrokkende zonder zorgmachtiging niet in de instelling zal blijven. Betrokkene heeft namelijk aangegeven op zichzelf te willen gaan wonen buiten de instelling. Ook heeft betrokkene bij de zorgverantwoordelijke aangegeven naar Marokko te willen gaan. Betrokkende lijkt daarbij niet goed zelf te overzien welke zorg hij nodig heeft.
4.8.
Als de zorg komt te vervallen, ligt ernstig nadeel in de vorm van maatschappelijke teloorgang (zwerven zonder verblijfplaats), overlast, agressie en in het ergste geval opnieuw delict gedrag op de loer. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wordt voldaan aan de gestelde wettelijke criteria om de zorgmachtiging te beëindigen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Kesteren, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2025 in aanwezigheid van R. Touwen, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.