ECLI:NL:RBOBR:2025:6369

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
406178 HA ZA 24-418 (hoofdzaak) en 409202 HA ZA 24-640 (vrijwaringszaak)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over betaling en aansprakelijkheid

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever en een aannemer over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De opdrachtgever vordert betaling van € 56.916,06 van de aannemer, die volgens hem zijn werk niet goed heeft uitgevoerd. De aannemer vordert op zijn beurt betaling van een openstaand bedrag van € 7.244,27. Daarnaast is er een vrijwaringszaak aanhangig, waarin de aannemer de onderaannemer aanspreekt voor schade die hij lijdt door tekortkomingen in de nakoming van de onderaanneemovereenkomst. De rechtbank heeft op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan, maar heeft geen eindoordeel gewezen, omdat zij van mening is dat zij onvoldoende is voorgelicht door de partijen. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de geschilpunten, waaronder de verschuldigdheid van btw en de voorwaarden voor betaling van bepaalde posten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de opdrachtgever en de aannemer hun standpunten verder moeten toelichten. De rechtbank heeft ook de bedingen ter uitsluiting van aansprakelijkheid van de aannemer vernietigd, omdat deze als onredelijk bezwarend zijn aangemerkt. De verdere beslissingen in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis van 8 oktober 2025
in de zaak met zaak- en rolnummer: 406178 HA ZA 24-418 (
hoofdzaak)
[eiser in hoofdzaak],
te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: de opdrachtgever,
advocaat: mr. K.W. Janssen,
tegen
SAFER PROJECTS B.V., voorheen
RONTREX MILIEUKUNDIG ADVIESBUREAU B.V.,
te Gorinchem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de aannemer (mannelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. A. van Pelt.
en in de zaak met zaak- en rolnummer: 409202 HA ZA 24-640 (
vrijwaringszaak)
SAFER PROJECTS B.V., voorheen
RONTREX MILIEUKUNDIG ADVIESBUREAU B.V.,
te Gorinchem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. A. van Pelt,
tegen

1.[gedaagde in vrijwaring 1] B.V.,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde in vrijwaring 2],
wonend op een geheim adres,
3.
[gedaagde in vrijwaring 3],
te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: de onderaannemer (mannelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. R.H.J.J. de Hoon.

1.De kern van de zaken

1.1.
Deze zaken gaan over aanneming van werk.
1.2.
In de hoofdzaak vordert de opdrachtgever betaling van € 56.916,06, grotendeels omdat de aannemer, volgens de opdrachtgever, zijn werk niet goed heeft gedaan. De aannemer vordert betaling van een openstaand bedrag (€ 7.244,27).
1.3.
De vrijwaringszaak gaat over de vraag of de onderaannemer gehouden is te voldoen datgene waartoe de aannemer wordt veroordeeld. Ook gaat de vrijwaringszaak over de vraag of de aannemer nog een deel van de onderaanneemsom (€ 5.472,-) moet betalen.
1.4.
Met dit vonnis wordt geen eindoordeel gewezen. De rechtbank is van oordeel dat zij door de opdrachtgever en de aannemer onvoldoende is voorgelicht om eindoordeel te wijzen. Zij zal die partijen in de gelegenheid stellen zich nader uit te laten. Hieronder wordt het oordeel en de beslissing toegelicht.

2.De procedure

in de hoofdzaak
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 9 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie,
- de akte en antwoordakte inzake naamswijziging, van de aannemer respectievelijk de opdrachtgever,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de akte van de opdrachtgever met productie 19,
- de akte van de aannemer met productie 19,
- de mondelinge behandeling (zitting) van 9 september 2025 en de door de griffier gemaakte aantekeningen daarvan. Op de zitting is ook de vrijwaringszaak behandeld. Tijdens de zitting hebben de opdrachtgever en de aannemer spreekaantekeningen voorgedragen.
2.2.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank bepaald dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
in de vrijwaringszaak
2.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, inclusief herstelexploot,
- de akte inzake naamswijziging van de aannemer,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 19,
- de mondelinge behandeling (zitting) van 9 september 2025 en de door de griffier gemaakte aantekeningen daarvan. Op de zitting is ook de hoofdzaak behandeld. Tijdens de zitting hebben de aannemer en de onderaannemer spreekaantekeningen voorgedragen.
2.4.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank bepaald dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

3.De feiten

3.1.
De aannemer is een professionele partij die zich, volgens zijn inschrijving bij de kamer van koophandel, bezighoudt met “de uitoefening van een milieukundig adviesbureau” en “overig technisch ontwerp en advies”.
3.2.
De opdrachtgever heeft in juni 2022 aan de aannemer de opdracht gegeven asbest te inventariseren in het dak en in de zolder van zijn woning. De aannemer heeft dat gedaan en een rapport uitgebracht.
3.3.
De opdrachtgever en de aannemer hebben vervolgens tussen juli 2022 en februari 2023 gecorrespondeerd over verdere door de aannemer te verrichten werkzaamheden. Dit heeft uiteindelijk (nadat zij tussendoor een andere overeenkomst hadden gesloten en die weer hadden gewijzigd) geleid tot een overeenkomst tussen de opdrachtgever en de aannemer op grond waarvan de aannemer onder meer de volgende werkzaamheden zou uitvoeren:
  • Asbestsanering, dakpannen, nieuw dakbeschot;
  • Verbreden bestaande dakkapel;
  • Dakkapel en goten uitvoeren in keralit;
  • Dakconstructie aanbrengen.
3.4.
De aannemer heeft naar aanleiding daarvan in maart / begin april 2023 werkzaamheden uitgevoerd. Voor een deel van de werkzaamheden heeft hij gebruik gemaakt van de onderaannemer (althans diens rechtsvoorganger [1] ).
3.5.
Eind april / begin mei 2023 hebben de aannemer en de opdrachtgever contact gehad over te late betaling van de facturen en over (de staat van) het werk. De opdrachtgever was niet tevreden over de staat van het werk. Op 9 mei 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de opdrachtgever, de aannemer en de onderaannemer. Tijdens dit gesprek hebben zij afspraken gemaakt over het werk. Naar aanleiding daarvan heeft de aannemer (althans de onderaannemer) werkzaamheden verricht. De opdrachtgever was (/ bleef) echter niet tevreden over het resultaat.
3.6.
De situatie is vervolgens uitgemond in een juridisch geschil. De opdrachtgever en de aannemer hebben elkaar vanaf 2 augustus 2023 verschillende brieven/berichten gestuurd, over, onder meer, aansprakelijkheid voor schade en herstel van gebreken.
3.7.
Op 9 september 2023 zijn er nog herstelwerkzaamheden verricht, maar niet naar tevredenheid van de opdrachtgever.
3.8.
De opdrachtgever heeft een deskundige ( [A] , hierna: de deskundige) ingeschakeld. Op 23 januari 2024 heeft de deskundige het werk geïnspecteerd. De opdrachtgever, de aannemer en de onderaannemer waren aanwezig bij de inspectie. De deskundige heeft op of omstreeks 12 maart 2024 een definitief rapport opgemaakt. Dit rapport is doorgestuurd naar de onderaannemer.
3.9.
De aannemer heeft de onderaannemer aansprakelijk gesteld voor schade die hij lijdt omdat de onderaannemer tekort is geschoten (volgens de aannemer) in de nakoming van de onderaanneemovereenkomst.
3.10.
Partijen zijn er niet uitgekomen. De opdrachtgever is daarop de hoofdzaak gestart. De aannemer heeft de onderaannemer in de procedure betrokken en is de vrijwaringszaak gestart.

4.Het geschil

in de hoofdzaak
in conventie
4.1.
De opdrachtgever vordert – samengevat – de aannemer te veroordelen tot betaling van € 56.916,60, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Volgens de aannemer moet het gevorderde worden afgewezen.
in reconventie
4.3.
De aannemer vordert – samengevat – de opdrachtgever te veroordelen tot betaling van € 7.244,27, vermeerderd met rente en kosten.
4.4.
Volgens de opdrachtgever moet het gevorderde worden afgewezen.
in de vrijwaringszaak
in conventie
4.5.
De aannemer vordert dat de onderaannemer wordt veroordeeld te betalen al hetgeen waartoe hij wordt veroordeeld in de hoofdzaak, vermeerderd met rente en kosten.
4.6.
Volgens de onderaannemer moet het gevorderde worden afgewezen.
in reconventie
4.7.
De onderaannemer vordert de aannemer te veroordelen tot betaling van € 5.742,-, vermeerderd met rente en kosten,
4.8.
Volgens de aannemer moet het gevorderde worden afgewezen.

5.De beoordeling

in de hoofzaak
in conventie en in reconventie
5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
5.2.
De opdrachtgever en de aannemer zijn het over verschillende kwesties niet eens. Deze worden hierna, voor zover mogelijk, behandeld.
De verschuldigdheid van btw over de aanneemsom
5.3.
Een eerste kwestie die partijen verdeeld houdt, is of de opdrachtgever btw verschuldigd is over de aanneemsom.
5.4.
In de offerte is geen bedrag inclusief btw genoemd. In de offerte (e-mail 24 februari 2023, productie 8 dagvaarding) is de aanneemsom onder een berekening op de volgende wijze beschreven:
“Kosten excl. 21% BTW: € 34.185,00”
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de opdrachtgever de btw verschuldigd is. Het is weliswaar juist dat de aannemer een prijs heeft geoffreerd zonder btw en dat op grond van het bepaalde in artikel 6:193e BW een prijs inclusief btw had moeten worden vermeld. Anders dan de aannemer heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat dit artikel ook ziet op een dergelijke overeenkomst (aanneming van werk tussen een consument en een handelaar). De sanctie op niet nakoming van het bepaalde in artikel 6:193e BW is dat de overeenkomst (al dan niet deels) vernietigbaar kan zijn (artikel 6:193j BW). Voorwaarde daarvoor is echter dat de overeenkomst (deels) als gevolg van de oneerlijke handelspraktijk (in dit geval: het niet vermelden van de btw) tot stand is gekomen. Aan deze laatste voorwaarde is echter niet voldaan: ter zitting heeft de opdrachtgever desgevraagd toegelicht dat hij ook de overeenkomst had gesloten als een hoger bedrag inclusief btw was geoffreerd.
5.6.
De aannemer en de opdrachtgever hebben in dit kader ook gedebatteerd over de vraag of het de opdrachtgever duidelijk was / had moeten zijn dat hij ook de btw verschuldigd was, maar die vraag behoeft niet te worden beantwoord, gezien het voorgaande.
De voorwaarden voor een post voor dakconstructie van € 3.810,- (ex btw)
5.7.
De opdrachtgever en de aannemer zijn het niet eens over de vraag of de opdrachtgever een post van € 3.810,- (ex btw) voor dakconstructie moet betalen. Volgens de opdrachtgever zijn de aannemer en hij voor (betaling voor) deze post voorwaarden overeengekomen en zijn deze voorwaarden niet vervuld. De aannemer daarentegen betoogt dat de voorwaarden niet zijn overeenkomen en, voor zover dat wel het geval is, dat ze zijn vervuld.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat de opdrachtgever het bedrag van € 3.810,- (ex btw) in beginsel voor de dakconstructie moet betalen, op grond van het volgende.
5.9.
De opdrachtgever en de aannemer zijn de voorwaarden overeengekomen. Dat blijkt uit het volgende:
  • Per e-mail van 24 februari 2023 heeft de aannemer een offerte gestuurd waarin voor de dakconstructie € 3.810,- (ex btw) is geoffreerd,
  • De opdrachtgever heeft per e-mail van 28 februari 2023 als volgt gereageerd:
“Om uit de impasse te komen, mag u de extra factuur van 3810 euro opmaken voor het gehele project mits:
- het project daadwerkelijk 8 maart start en in aaneengesloten werkdagen het dak en dakkapel volledig wordt afgerond(weekend uitgestoten)
- er niet nogmaals verhoging van de kosten plaats vind
- er geen asbest achterblijft in het dak
- de constructie tekening van de nieuwe situatie wordt geleverd”
Uit dit bericht blijkt dat de opdrachtgever akkoord was, maar wel op de door hem genoemde voorwaarden. Daarmee heeft hij in feite een nieuw aanbod gedaan (artikel 6:225 lid 1 BW). Dat aanbod is geaccepteerd, omdat de aannemer vervolgens, op 28 februari 2023, heeft gereageerd door te antwoorden “
Bedankt voor onderstaande opdracht[…]” en hij daarin niet heeft aangegeven dat hij niet akkoord was met de voorwaarden.
5.10.
De aannemer heeft hiertegen aangevoerd dat hij per e-mail van 13 april 2023 heeft aangegeven dat de voorwaarden niet akkoord waren. Dat maakt het oordeel niet anders, omdat deze e-mail te laat is gestuurd om nog effect te kunnen hebben. Inmiddels was de overeenkomst immers al tot stand gekomen (met het aanbod en de aanvaarding op 28 februari 2023). Bovendien werd de overeenkomst al uitgevoerd, omdat de aannemer al in maart / begin april 2023 aan het werk was gegaan.
5.11.
De vraag is vervolgens of aan de gestelde voorwaarden (voor het in rekening mogen brengen van € 3.810,- ex btw voor de dakconstructie) is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
5.11.1.
De eerste voorwaarde is dat het werk
aaneengeslotenmoest worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat aan deze voorwaarde is voldaan.
De aannemer heeft gesteld dat hij en/of de onderaannemer in de weekenden en op feestdagen hebben doorgewerkt om het project zo snel mogelijk te voltooien. Deze stelling is door de opdrachtgever niet betwist.
Hoewel de opdrachtgever heeft aangevoerd – en dit is eveneens niet betwist – dat er op sommige dagen niet is gewerkt, heeft hij niet concreet aangegeven om welke dagen het ging. De aannemer heeft in algemene zin toegelicht dat de niet-gewerkte dagen te maken hadden met weersomstandigheden of met omstandigheden bij de uitvoering van het werk waarbij ook de opdrachtgever een rol speelde. Volgens de aannemer lagen deze oorzaken buiten zijn invloedssfeer, en ook dit is niet weersproken.
Een redelijke uitleg van de betreffende voorwaarde brengt met zich mee dat niet-gewerkte dagen de aannemer niet kunnen worden tegengeworpen wanneer deze buiten zijn macht lagen. Nu is gesteld en niet is betwist dat dit voor de niet-gewerkte dagen het geval was, concludeert de rechtbank dat aan de voorwaarde is voldaan.
5.11.2.
De tweede voorwaarde is dat geen prijsverhoging plaats zou vinden. Het is niet gesteld of gebleken dat er een dergelijke prijsverhoging is geweest.
5.11.3.
De derde voorwaarde is dat er geen asbest in het dak zou achterblijven. De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarde is voldaan. Vaststaat dat een klein deel van het asbest is achtergebleven. De aannemer heeft echter toegelicht dat deze asbest niet kon worden verwijderd zonder aanzienlijke schade en kosten en dat de achtergebleven asbest geen risico vormt. Verder heeft de aannemer per app van 3 april 2023 aangegeven dat:
“De asbestsanering is afgerond. Onder de dakkapel tpv de aansluiting van de buren blijft een strookje asbest ca. 30cm zitten. Dit is niet te saneren zonder schade aan beide dakkapellen... verder alles volgens plan verlopen [duimpje]”
Hierop heeft de opdrachtgever niet onverwijld gereageerd door te stellen dat ook de laatste asbest moest worden verwijderd (dit is pas gedaan op 9 mei 2023, toen ook andere zaken zijn besproken). In dat licht heeft de aannemer naar het oordeel van de rechtbank mogen begrijpen dat ook de opdrachtgever het goed vond als een klein stukje asbest zou achterblijven. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat tegenover de stellingen dat de asbest geen risico vormt en dat de woning asbestveilig is, niets is gesteld / niet is toegelicht waarom het laatste restje asbest toch verwijderd zou moeten worden.
5.11.4.
De vierde voorwaarde is dat er een constructietekening zou worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de opdrachtgever de overeenkomst gewijzigd in de zin dat afstand is gedaan van deze voorwaarde. De aannemer heeft toegelicht dat de constructietekening verband hield met een aanvraag voor een vergunning. Dat wordt ondersteund door de offerte (productie 8 dagvaarding), waar, onder meer, staat:
“3. Vergunning incl. tekenwerk […] € 850,000”. De vergunning bleek later (na de totstandkoming van de overeenkomst) niet nodig te zijn en daarvoor zijn ook geen kosten in rekening gebracht – de vergunning bleek enkel nodig te zijn voor een dakkapel aan de voorzijde en daarvoor is geen opdracht gegeven, aldus de aannemer. Ook dit is niet betwist. In dat licht heeft de aannemer mogen aannemen dat ook het maken de tekening niet meer nodig was. Het woord “tekenwerk” wordt immers in voornoemd citaat in een adem genoemd met “Vergunning”. Evenmin is gebleken dat voor de vergunning(aanvraag) is betaald. Ter zitting heeft de opdrachtgever gesteld dat hij sowieso een tekening wilde hebben (los van de vergunning(aanvraag)), maar geen feiten zijn gesteld waaruit volgt dat de aannemer had moeten begrijpen dat de opdrachtgever dat wilde voor of bij de totstandkoming van de overeenkomst.
5.12.
Aan de voorwaarden is voldaan. De opdrachtgever is zodoende gehouden (in beginsel) het overeengekomen bedrag van € 3.810,- voor de dakconstructie te voldoen.
Het beroep op bedingen die de aansprakelijkheid uitsluiten
5.13.
Een derde kwestie is het beroep op bedingen die de aansprakelijkheid uitsluiten. Een deel van het gevorderde ziet op vergoeding voor waterschade. De opdrachtgever stelt dat de aannemer zijn werk niet goed heeft gedaan en dat de aannemer daarom aansprakelijk is voor de schade als gevolg daarvan. In dat kader heeft de aannemer, onder meer, een beroep gedaan op meerdere bedingen waarin zijn aansprakelijkheid is uitgesloten. Het gaat om:
“Rontrex is niet verantwoordelijk voor eventuele water- en afplakschade.”(opgenomen in de offerte)
“11. Aansprakelijkheid
11.1.
Rontrex is nimmer aansprakelijk voor schade, geleden door Opdrachtgever, als gevolg van een tekortkoming door Rontrex in de nakoming van de Overeenkomst alsmede voor een onrechtmatige daad, tenzij de schade het gevolg is van opzet of grove schuld van Rontrex.
11.2.
Rontrex is ook indien haar geen beroep op het in lid 1 bepaalde toekomt slechts aansprakelijk voor schade die het rechtstreekse en uitsluitende gevolg is van een aan haar toe te rekenen omstandigheid. Rontrex is nimmer aansprakelijk voor indirecte schade, zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend winstderving, gevolgschade en/of bedrijfsschade. Rontrex is niet aansprakelijk voor tekortkomingen van de door haar ingeschakelde hulppersonen (ook in geval van opzet of grove schuld van deze hulppersonen).”
(opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden)
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat de aannemer geen beroep kan doen op de bedingen ter afwering van een eventuele aansprakelijkheid, op grond van het volgende.
5.14.1.
De bedingen zijn algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231 sub a BW. De bedingen zijn immers opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen en betreffen niet de kern van de overeenkomst. Dat geldt (dus) ook voor de bepaling
“Rontrex is niet verantwoordelijk voor eventuele water- en afdekschade”die in de offerte is opgenomen: ter zitting heeft de aannemer toegelicht dat deze bepaling standaard in zijn offertes staat. Daarmee is voldaan aan artikel 6:231 sub a BW. Anders dan de aannemer heeft betoogd, is daarbij niet relevant dat het beding niet is opgenomen in een document dat door de aannemer is aangeduid als “algemene voorwaarden”. Dat is niet bepalend. De aannemer heeft tijdens de zitting aangevoerd dat er afzonderlijk over het beding is onderhandeld. Deze stelling is echter betwist en niet concreet onderbouwd, waardoor daaraan wordt voorbijgegaan. Daarnaast heeft de aannemer gesteld dat er regelmatig is gesproken over het risico op waterschade. Uit de zitting is echter gebleken dat deze gesprekken pas na het sluiten van de overeenkomst hebben plaatsgevonden, waardoor dit niet van belang is voor de beoordeling of het betreffende beding onredelijk bezwarend is.
5.14.2.
De opdrachtgever heeft een beroep gedaan op de onredelijke bezwarendheid van de bedingen (artikel 6:233 sub a BW). Omdat de opdrachtgever een consument is en de aannemer een professional geldt (ook) de grijze lijst (artikel 6:237 BW), waarin bedingen zijn opgenomen waarvan wordt vermoed dat zij onredelijk bezwarend zijn.
5.14.3.
De bedingen vallen onder de beschrijving van artikel 6:237 sub f BW. Daarom wordt vermoed dat ze onredelijk bezwarend zijn. De opdrachtgever heeft hier ook een beroep op gedaan. Het is daarna aan de aannemer, als de gebruiker van deze bedingen, om aan te tonen dat deze gerechtvaardigd zijn, bijvoorbeeld om de reden dat het uitgesloten risico redelijkerwijs niet verzekerbaar is. Aan dit tegenbewijs worden hoge eisen gesteld.
5.14.4.
Tegenover dit vermoeden heeft de aannemer naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ingebracht.
  • Wat betreft het beding
  • Ten aanzien van artikel 11 van de algemene voorwaarden heeft de aannemer aangevoerd dat hij gedurende het gehele traject van de totstandkoming van de overeenkomst een coulante houding heeft aangenomen. De rechtbank acht deze stelling echter onvoldoende concreet en bovendien niet relevant voor de beoordeling.
5.15.
De rechtbank vernietigt de bedingen, omdat de opdrachtgever een beroep op de onredelijke bezwarendheid van de bedingen heeft gedaan en dit beroep naar het oordeel van de rechtbank slaagt. De aannemer komt zodoende geen beroep op een uitsluiting van aansprakelijkheid toe. Daarmee is overigens nog niet gezegd dat de aannemer aansprakelijk is voor de waterschade – dat zal de opdrachtgever nader moeten toelichten.
De posten waaruit de vordering bestaat
5.16.
De opdrachtgever vordert betaling van € 56.916,60. Dit bedrag bestaat uit allerlei posten, nader uitgesplitst in de dagvaarding en in het rapport [A] .
5.17.
De rechtbank is van oordeel dat zij in dit stadium niet goed in staat is hierover te oordelen, met uitzondering van de post “kosten deskundige [A] ” van € 2.211,30 en de post “onverschuldigde betaling” van € 5.061,09.
5.18.
De opdrachtgever stelt dat de aannemer tekort is geschoten en verwijst ter onderbouwing van zijn vordering (gebreken en schade) naar het rapport van de deskundige. Uit dat rapport kan de rechtbank echter onvoldoende afleiden welke specifieke gebreken er zijn, tot welke schade die hebben geleid en wat de specifieke schade voor elk afzonderlijk gesteld gebrek is. Dat heeft de opdrachtgever ter zitting ook niet kunnen toelichten. Verder is betwist dat sommige gebreken op basis van de overeenkomst moesten worden verholpen en heeft de opdrachtgever daarop niet gereageerd. Bovendien heeft de opdrachtgever in algemene zin gesteld dat hij de aannemer de gelegenheid heeft gegeven om te herstellen, maar de aannemer heeft dat concreet per onderdeel betwist en daarop heeft de opdrachtgever niet concreet gereageerd. Ook wat betreft de waterschade heeft de rechtbank behoefte aan een nadere toelichting, in het bijzonder wat er precies mis is gegaan en waarom dit volgens de opdrachtgever een tekortkoming van de aannemer is.
5.19.
In dit licht zal de rechtbank de opdrachtgever in de gelegenheid stellen zich bij akte als volgt uit te laten.
5.20.
De opdrachtgever zal in de gelegenheid worden gesteld om
per afzonderlijke (schade)postin ieder geval de volgende vragen te beantwoorden:
Op welk gevorderd bedrag ziet de (schade)post?
Behoort de betreffende werkzaamheid / het betreffende onderdeel tot de aannemingsovereenkomst? Waarom wel / waarom niet? Anders gezegd: waaruit blijkt
concreetdat het onderdeel was van de overeenkomst (precies aanduiden en dus niet enkel verwijzen naar “de aannemingsovereenkomst” bijvoorbeeld)?
Is de betreffende werkzaamheid / het betreffende onderdeel niet goed uitgevoerd / niet uitgevoerd? Waaruit blijkt dat concreet (specifiek aanduiden en dus niet enkel verwijzen naar “het rapport van deskundige [A] ” bijvoorbeeld)?
Is de aannemer in de gelegenheid gesteld het specifieke gebrek te herstellen? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Is het herstel niet deugdelijk uitgevoerd? Waaruit blijkt dat?
Wilt u nog iets anders vermelden over deze post?
5.21.
De aannemer zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld te reageren.
5.22.
De opdrachtgever heeft ter zitting toegelicht dat de door de deskundige opgestelde begroting is gebaseerd op volledige vervanging van het werk. Zoals tijdens de zitting is besproken, kleeft aan een dergelijke begroting het risico dat deze slechts als juiste schadebegroting kan gelden indien vaststaat dat het gehele werk daadwerkelijk moet worden vervangen. De opdrachtgever heeft de mogelijkheid om een aangepaste begroting over te leggen.
Het vervolg
5.23.
De uitkomst van deze zaak is voor een groot deel afhankelijk van de antwoorden van de opdrachtgever op voornoemde vragen en de reactie daarop van de aannemer.
5.24.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in de vrijwaringszaak
in conventie
5.25.
In conventie vordert de aannemer dat de onderaannemer wordt veroordeeld te betalen al hetgeen waartoe hij wordt veroordeeld in de hoofdzaak. De beslissing hierover wordt aangehouden totdat er duidelijkheid in de hoofdzaak is.
in reconventie
5.26.
In reconventie vordert de onderaannemer betaling van € 5.742,- aan openstaande facturen.
5.27.
De vraag of de vordering moet worden toegewezen wordt aangehouden, omdat het antwoord daarop afhankelijk is van de uitkomst van de vordering in conventie.
5.28.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 19 november 2025voor het nemen van een akte door de opdrachtgever over wat is vermeld onder r.o. 5.20, waarna de aannemer op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de vrijwaringszaak
in conventie en in reconventie
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Vieira en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.

Voetnoten

1.Uit de stukken blijkt dat de onderaannemingsovereenkomst is gesloten met een vennootschap onder firma. De onderaannemer heeft toegelicht dat er een geruisloze inbreng in vennootschap [gedaagde in vrijwaring 1] B.V. heeft plaatsgevonden. Aangezien de aannemer hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding om hier verder op in te gaan.