ECLI:NL:RBOBR:2025:6373

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
C/01/416956 / KG ZA 25-331
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over aanbesteding en gunning van een opdracht voor infrawerkzaamheden in Limburg

Op 8 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis gewezen in een kort geding tussen de combinatie GRONDKRACHT ZUID-LIMBURG en de gedaagden Enexis Netbeheer B.V. en N.V. Waterleidingmaatschappij Limburg. De combinatie, bestaande uit vier BV's, heeft bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing van Enexis/WML, die de opdracht voor infrawerkzaamheden in Limburg-Zuid aan een andere inschrijver heeft gegund. De combinatie vorderde onder andere dat de gunningsbeslissing zou worden ingetrokken en dat de inschrijving van de andere partij ongeldig zou worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure rondom de aanbesteding correct is verlopen en dat de gunningscriteria op juiste wijze zijn toegepast. De combinatie heeft niet kunnen aantonen dat de andere inschrijver niet voldeed aan de gestelde eisen. De rechtbank heeft de vorderingen van de combinatie afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De zaak benadrukt de noodzaak voor inschrijvers om aan alle eisen te voldoen en de rol van de aanbestedende dienst in het beoordelingsproces.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/416956 / KG ZA 25-331
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2025
in de zaak van
de combinatie GRONDKRACHT ZUID-LIMBURG, bestaande uit:
[eiser combinatie 1] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
;
[eiser combinatie 2] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ;
[eiser combinatie 3] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ;
[eiser combinatie 4] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna gezamenlijk te noemen: De Combinatie,
advocaat: mr. D.R. Versteeg te Amsterdam
tegen

1.ENEXIS NETBEHEER B.V.,

gevestigd te 's-Hertogenbosch, en
2.
N.V. WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Enexis/WML,
advocaten: mr. drs. F.J.J. Cornelissen en mr. W. van Leeuwen te Arnhem
in welke zaak zich aan de kant van Enexis/WML hebben gevoegd:

1.[gevoegde 1] B.V

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gevoegde 2] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gevoegde 3] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers in het incident,
hierna te noemen [gevoegden]
advocaat: mr. M.M. Fimerius te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 juni 2025 met acht producties die aan Enexis is betekend
- de dagvaarding van 30 juni 2025 met acht producties die aan WML is betekend
- de incidentele conclusie met verzoek tot primair tussenkomst en subsidiair voeging van de zijde van [gevoegden] van 25 augustus 2025
- de conclusie van antwoord met producties 1, 2 en 4, bestemd voor [gevoegden] van 15 september 2025
- de vertrouwelijke conclusie van antwoord van 15 september 2025 niet bestemd voor [gevoegden] , met naast producties 1, 2 en 4 de vertrouwelijke producties 3 en 5 t/m 8,
- de akte van 16 september 2025 met aanvullende producties 9 t/m 17 van de zijde van De Combinatie
- de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 17 september 2025.
1.2.
Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling van het geschil is de incidentele vordering van [gevoegden] om in het kort geding te mogen tussenkomen (primair) dan wel zich te voegen (subsidiair) aan de orde gesteld.
Zowel De Combinatie als Enexis/WML hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen tussenkomst dan wel voeging van [gevoegden]
Aangezien [gevoegden] geen zelfstandige vordering heeft ingesteld heeft de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering toegewezen en [gevoegden] toegestaan zich te voegen aan de zijde van Enexis/WML in deze procedure, met compensatie van de kosten in het incident. In de aanhef van dit vonnis is de toegestane voeging al tot uitdrukking gebracht.
1.3.
Vervolgens is over gegaan tot de inhoudelijke behandeling van het geschil, waarbij alle partijen hun standpunt nader hebben toegelicht, De Combinatie en [gevoegden] mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities.
1.4.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vonnis bepaald op termijn van vier weken.

2.De feiten

2.1.
Enexis/WML hebben aan het begin van dit jaar een Europese aanbesteding d.m.v. een onderhandelingsprocedure met aankondiging bekendgemaakt met als opdrachtomschrijving het storten van overtollige grond en leveren van bouwstoffen ten behoeve van infrawerkzaamheden in Limburg-Noord en Limburg-Zuid.
De looptijd van de opdracht is vier jaar met acht optiejaren.
2.2.
De opdracht is ingedeeld in twee percelen die overeenkomen met de geografische indeling van het werkgebied van Enexis/WML, te weten perceel 1, Limburg-Noord en perceel 2, Limburg-Zuid. De waarde van de aanbesteding ten aanzien van perceel 1 wordt door Enexis/WML geraamd op € 1.500.000,- op jaarbasis, de waarde van de aanbesteding ten aanzien van perceel 2 wordt door Enexis/WML geraamd op € 5.900.000,- op jaarbasis.
Inschrijvers konden ervoor kiezen om in te schrijven op beide percelen of op één van beide.
2.3.
De inschrijvingen worden beoordeeld op basis van de beste prijs-kwaliteit-verhouding.
Inschrijvers kunnen maximaal 600 punten scoren op drie verschillende kwaliteit-gunningscriteria, te weten Ketensamenwerking, Implementatie en dienstverlening, Duurzaamheid, en maximaal 400 punten op de fictieve totaalprijs per jaar. In totaal kunnen er aldus maximaal 1000 punten worden behaald.
2.4.
In de offerteaanvraag (hierna: Offerteaanvraag, productie 1 bij dagvaarding) worden de inschrijvers geïnformeerd over de aan te besteden opdracht en over de aanbestedingsprocedure. De inhoud van de Offerteaanvraag luidt – voor zover van belang – als volgt:
‘(…)
1.2.
De aanbesteding
(…)
Bij deze aanbesteding zijn diverse bijlagen toegevoegd, waaronder een Concept Raamovereenkomst per perceel, de Algemene Inkoopvoorwaarden, Aanvullende voorwaarden diensten en een Programma van Eisen per perceel, indexatieformules alsmede informatie over het bestel- en betaalproces. Wij adviseren u deze goed door te nemen. Hierin staat belangrijke informatie over de uitvoering van de Raamovereenkomst.
(…)
2.2
Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA)
Bij iedere Europese Aanbesteding zijn Uitsluitingsgronden en Geschiktheidseisen van toepassing.
In heel Europa wordt hiervoor gewerkt met het UEA. Hiermee wordt het voor u makkelijker om in te schrijven. Het UEA geldt als een tijdelijk bewijs dat u geschikt bent als uitvoerder van de Opdracht en dat er geen Uitsluitingsgronden van toepassing zijn. (…)
(…)
1.3
Geschiktheidseisen
Bij uw Inschrijving moet u aangeven dat u voldoet aan onderstaande Geschiktheidseisen. Dit doet u door in deel IV van het UEA ‘ja’ te antwoorden én door de referentieverklaring (zie hierna) in te vullen.
Financiële en economische draagkracht
Financiële draagkracht: Jaarrekening van de afgelopen 3 boekjaren zonder continuïteitsparagraaf,
of indien vrijgesteld een controleverklaring (samenstellingsverklaring) van een accountant met
goedkeurende strekking zonder continuïteitsparagraaf van de afgelopen 3 boekjaren.
Verzekering: U verklaart dat u bent verzekerd voor (wettelijke) aansprakelijkheid, met een minimale
dekking van € 1.000.000,- per gebeurtenis en tot minimaal € 2.500.000,- per jaar. De kosten van de
verzekering zijn in de opgegeven tarieven op het prijzenblad inbegrepen.
Beroepsbekwaamheid:
U bent – volgens de eisen die gelden in het land waarin uw onderneming is gevestigd – ingeschreven
in het nationale beroeps- of handelsregister. Binnen Nederland betekent dit een uittreksel van
inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (“uittreksel KvK”). Met actueel
bedoelen wij een geldig bewijs van inschrijving dat op het moment van indienen van de Inschrijving
niet ouder is dan zes maanden (gerekend vanaf de uiterste sluitingsdatum van indiening Inschrijving).
Technische bekwaamheid, algemeen
• ISO 9001:2015 of vergelijkbaar certificaat
• ISO 14001:2015 of vergelijkbaar certificaat
• VCA certificaat
• VIHB-registratie
Door ondertekening van het Uniform Europees Aanbestedingsdocument, verklaart u dat u voldoet aan bovenstaande eisen.
In het onderdeel verificatie leest u welke bewijsmiddelen u moet aanleveren om aan te tonen dat u daadwerkelijk aan deze geschiktheidseisen voldoet.
2.3
Technische bekwaamheid, kerncompetenties
U toont aan dat u deskundig en ervaren bent voor de uitvoering van de Opdracht door het indienen van een referentie waaruit blijkt dat u over bepaalde kerncompetenties beschikt. Dit doet u door het indienen van referentieopdrachten.
(…)
Voor de uitvoering van de opdracht moet u voor
Perceel 2 Limburg Zuidbeschikken over de volgende kerncompetenties:
▪ Kerncompetentie 1: Inname van Toepasbare en Niet Toepasbare Grond
De inschrijver moet aantonen ervaring te hebben met projecten waarin zowel toepasbare grond, niet-toepasbare grond < interventiewaarde als niet toepasbare grond > interventiewaarde werd ingenomen en conform de wet- en regelgeving werd verwerkt.
▪ Kerncompetentie 2: Beheer van Grondstromen en Retourstromen
De inschrijver moet een referentie kunnen overleggen van een opdrachtnemer waarbij zij minimaal 40.000 ton grondstromen hebben ingenomen en 20.000 ton retourstromen hebben geleverd binnen een periode van één jaar.
▪ Kerncompetentie 3: Digitaal Beheer
De inschrijver moet aantonen dat zij ervaring heeft met het digitaal registeren en rapporteren van de dienstverlening, waarbij gedurende een minimale periode van één jaar afvalstroomnummers, weegbonnen en facturen digitaal zijn afgegeven aan de opdrachtnemer.
U toont de gevraagde bekwaamheid aan met maximaal één referentieopdracht per kerncompetentie.
In aanvulling op het UEA dient u Bijlage 2, Referentieverklaring in bij de Inschrijving.
(…)
2.4
Formele eisen
Naast de Uitsluitingsgronden en de Geschiktheidseisen, eisen wij ook dat u akkoord gaat met de concept-Raamovereenkomst en bijlages (zie eerder hetgeen hierover is vermeld onder ‘Mercell’), de vormvereisten en dat u voldoet aan het Programma van Eisen. Daarnaast moet u bevestigen dat u bij eventuele gunning de zogenaamde ‘Rusland-verklaring’, zoals opgenomen in bijlage 8 Rusland verklaring, invult. U verklaart hiermee dat u of uw toeleveranciers geen banden hebt/hebben met Rusland.
(…)’
2.5.
Bijlage 9b bij de Offerteaanvraag is het Programma van eisen (PvE) voor Perceel 2 (productie 3 bij dagvaarding), dat – voor zover van belang – luidt als volgt:
‘(…)
Nr. eisen met betrekking tot de dienstverlening ja/nee Toelichting Aantonen via
ED-2
De maximale afstand van een projectlocatie tot
Een stortlocatie bedraagt maximaal 35 km. Alle stromen, zoals opgenomen in het prijzenblad, moeten binnen een straal van 35 km van alle werklocaties van Enexis/WML in gebied 2 gestort kunnen worden.
Overzicht locaties toevoegen.
EV-4
Alle stortlocaties zijn voor het innemen van stromen t/m klasse industrie ten minste in het bezit van een BRL-SIKB 9335, protocol 9335-1 certificaat en erkenning. Voor het storten van verontreinigde grond heeft een locatie aanvullend daarop ook een BRL SIKB 7500, protocol 7510 certificaat en erkenning. Opdrachtnemer houdt zich aan de daaraan verbonden, op dat moment geldende protocollen.
Data toevoegen aan locatieoverzicht (ED-2)
EV-7
Voor de uit te voeren activiteiten beschikt iedere stortlocatie ten minste over de daartoe benodigde Omgevingsvergunningen/instemming bevoegd gezag.
Data toevoegen aan locatieoverzicht (ED-2)
2.6.
De nota van inlichtingen 2 (productie 2-ii bij dagvaarding) behandelt – voor zover van belang – de volgende vragen:
Nr Vraag Antwoord
Algemeen
107
Voorborduren op NVI1-Vraag 57:
In het PVE ED-2 staat heel duidelijk dat het een straal van 35 betreft, in de NVI wordt aangegeven dat Google maps/reisafstand bepalend is, waarom wordt er afgeweken van de eis dat het eens straal van 35 km betreft. Het is onmogelijk om van alle denkbare locaties binnen het projectgebied de transportafstand te bepalen met Google maps om te controleren of de reisafstand 35 km betreft. Verzoek om als eis een straal van 35 km te houden.
Wij begrijpen deze problematiek. We gaan voor het aantonen van de locatieafstand akkoord met een straal van 35 km voor Perceel 2 en 45 km voor perceel 1. Daarbij is het wel het doel dat per project een maximale reisafstand van 35 km voor Perceel 1 en 45 km voor perceel 2 wordt gehanteerd vanaf de projectlocatie.
2.7.
De nota van inlichtingen 3 (productie overgelegd door [gevoegden] ) behandelt – voor zover van belang – de volgende vragen:
Nr Vraag Antwoord
115
Algemeen
In Nvi2 (vraag 107) geeft u het volgende antwoord:
“…We gaan voor het aantonen van de locatieafstand akkoord met een straal van 35 km voor Perceel 2 en 45 km voor perceel 1. Daarbij is het wel het doel dat per project een maximale reisafstand van 35 km voor Perceel 1 en 45 km voor perceel 2 wordt gehanteerd vanaf de projectlocatie.”
Bedoelt u hiermee dat de straal een eis is, en dat de maximale rijafstand vanaf de projectlocatie een doel? En klopt het dat dit 45km betreft voor Perceel 1 en 35km voor Perceel 2 (conform PvE)? In bovenstaand antwoord staat dit omgewisseld.
Ja dat klopt. Dit is verkeerd verwoord ter verduidelijking: Perceel 1 Limburg Noord is de eis een straal van 45 km en voor Perceel 2 Limburg Zuid is de eis een straal van 35 km. Zoals ook opgenomen in de PvE’s. Onze excuses voor de verwarring.
116
Algemeen
In het antwoord bij vraag 97 geeft u aan dat de locatielijst een onderdeel is van de beantwoording van het PvE.
Bedoelt u daarmee dat wij vanuit het plan van aanpak GC1 mogen verwijzen naar deze bijlage van het PvE? Of moet het locatieoverzicht ook als bijlage toegevoegd worden aan GC1?
U mag hiernaar verwijzen. Het locatie overzicht bij het PvE is om aan te tonen dat u kan voldoen aan de eisen. (…).
2.8.
De Combinatie heeft een inschrijving ingediend (uitsluitend) voor Perceel 2 (Limburg-Zuid).
2.9.
Bij brief van 10 juni 2025 (productie 4 bij dagvaarding) heeft Enexis/WML haar gunningsbeslissing bekend gemaakt en medegedeeld voornemens te zijn de opdracht te gunnen aan [gevoegden] omdat de inschrijving van [gevoegden] de beste prijs-kwaliteitverhouding had.
Op de eerste pagina van voornoemde brief staat een scoretabel waarin is te zien dat inschrijver B ( [gevoegden] ,
vrzr) de maximale score van in totaal 1000 punten heeft behaald (600 punten voor de kwaliteit-criteria en 400 punten voor de fictieve totaalprijs) tegenover een puntenaantal van in totaal 790 voor inschrijver A (De Combinatie,
vrzr), waarvan 600 punten voor de kwaliteit-criteria en 190 punten voor de fictieve totaalprijs.
Aan het eind van de brief geeft Enexis/WML aan dat indien er behoefte bestaat aan een toelichtend gesprek, Enexis/WML hier graag aan mee werkt.
2.10.
Bij brief van 24 juni 2025 heeft De Combinatie bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunning.
2.11.
Op 27 juni 2025 heeft een toelichtend gesprek plaatsgevonden tussen Enexis/WML en De Combinatie.
Een dag voorafgaand aan het toelichtend gesprek heeft mr. Cornelissen namens Enexis/WML in een brief (van 26 juni 2025) aan De Combinatie bericht dat de bespreking bedoeld is voor een toelichting op de beoordeling van de inschrijving van De Combinatie en dat deze bespreking plaats dient te vinden buiten aanwezigheid van de advocaten.
2.12.
Het toelichtend gesprek heeft de bezwaren die De Combinatie heeft tegen de voorlopige gunningsbeslissing niet weg genomen.

3.Het geschil

In de hoofdzaak:
3.1.
De Combinatie heeft bij dagvaarding de volgende vorderingen ingesteld:
primair
I. Enexis/WML te verbieden verdere uitvoering te geven aan de Gunningsbeslissing;
II. Enexis/WML te gebieden de Gunningsbeslissing in te trekken;
III. Enexis/WML te gebieden de inschrijving van [gevoegden] als ongeldig terzijde te leggen en een nieuwe gunningsbeslissing ten gunste van De Combinatie te nemen;
IV. te bepalen dat Enexis/WML een dwangsom verbeurt ter hoogte van € 100.000, - althans
een in goede justitie te bepalen bedrag, bij schending van een van de hiervoor primair gevorderde ge- en verboden, te vermeerderen met een bedrag van € 10.000, - per dag dat de overtreding voortduurt;
subsidiair
V. Enexis/WML te verbieden verdere uitvoering te geven aan de Gunningsbeslissing;
VI. Enexis/WML te gebieden de Gunningsbeslissing in te trekken;
VII. Enexis/WML te gebieden over te gaan tot een herbeoordeling van alle inschrijvingen,
door een nieuwe beoordelingscommissie, waarbij zowel de materiële als de formele beoordelingscriteria alsnog nauwgezet in acht worden genomen en op basis daarvan tot een nieuwe Gunningsbeslissing te komen en deze bekend te maken aan de inschrijvers, voorzien van een volwaardige motivering en rechtsbeschermingstermijn;
VIII.te bepalen dat Enexis/WML een dwangsom verbeurt ter hoogte van € 100.000, - althans een in goede justitie te bepalen bedrag, bij schending van een van de hiervoor primair gevorderde ge- en verboden, te vermeerderen met een bedrag van € 10.000, - per dag dat de overtreding voortduurt;
meer subsidiair
IX. Enexis/WML te verbieden verdere uitvoering te geven aan de Gunningsbeslissing;
X. Enexis/WML te gebieden de Gunningsbeslissing in te trekken;
XI. Enexis/WML te gebieden een nieuwe Gunningsbeslissing te nemen die voldoet aan alle wettelijke (motiverings)eisen, voorzien van een nieuwe rechtsbeschermingstermijn van ten minste twintig dagen;
XII. te bepalen dat Enexis/WML een dwangsom verbeurt ter hoogte van €100.000, - althans
een in goede justitie te bepalen bedrag, bij schending van een van de hiervoor subsidiair gevorderde ge- en verboden, te vermeerderen met een bedrag van € 10.000, - per dag dat de overtreding voortduurt;
uiterst subsidiair
XIII. Enexis/WML te verbieden verdere uitvoering te geven aan de Gunningsbeslissing;
XIV. Enexis/WML te gebieden de Gunningsbeslissing in te trekken;
XV. Enexis/WML te verbieden de Opdracht te gunnen op basis van (de uitslag van) deze
Aanbesteding;
XVI. te bepalen dat Enexis/WML een dwangsom verbeurt ter hoogte van € 100.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, bij schending van een van de hiervoor meer subsidiair gevorderde ge- en verboden, te vermeerderen met een bedrag van € 10.000, - per dag dat de overtreding voortduurt;
in alle gevallen
Enexis/WML te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De Combinatie legt aan de vordering – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag.
Het voornemen van Enexis/WML om de opdracht te gunnen aan [gevoegden] is niet terecht want:
1) [gevoegden] voldoet niet aan de inschrijvingseisen.
De Combinatie stelt – samengevat – in de eerste plaats dat [gevoegden] niet voldoet aan de in het Programma van Eisen (onder EV4 en EV7) voorgeschreven BRL-vergunningen en milieucertificaten met betrekking tot de stortlocaties.
Verder heeft De Combinatie gesteld dat [gevoegden] niet voldoet aan de in het Programma van Eisen onder ED2 omschreven eis, dat alle afvalstromen binnen een afstand van 35 km moeten kunnen verwerkt.
Volgens De Combinatie beschikt [gevoegden] over slechts twee locaties in de regio Limburg-Zuid, te weten locatie Stein en locatie Brunssum. Op locatie Stein mag [gevoegden] geen teerhoudend asfalt en geen hoogovenslakken accepteren. Locatie Brunssum, de enige locatie waar alle stromen kunnen worden verwerkt, ligt op een reisafstand van meer dan 35 km van de verst gelegen projectlocaties van Enexis, Echt en Eijsden.
2) Enexis/WML heeft de inschrijving van [gevoegden] niet beoordeeld volgens de gunningscriteria en de beoordelingsprocedure zoals beschreven in de aanbestedingsstukken.
Met betrekking tot dit tweede bezwaar heeft De Combinatie aangevoerd – samengevat – dat de hoge score van [gevoegden] op kwaliteit (tot de maximale score van 600 punten) niet te herleiden valt tot de gunningscriteria. Aangezien [gevoegden] maar twee stortlocaties heeft is het onbegrijpelijk dat zij maximaal en evenveel punten als De Combinatie heeft gescoord op subgunningscriterium GC1, Ketensamenwerking. Dit terwijl De Combinatie elf locaties heeft, verspreid over Limburg-Zuid waardoor de dekkingsgraad groot is en transportafstanden kort kunnen blijven. Het bevreemdt des te meer dat Enexis/WML juist deze laatste punten benoemt in de gunningsbeslissing ten faveure van [gevoegden]
Met betrekking tot het subgunningscriterium GC3 (duurzaamheid) is het oordeel van Enexis/WML dat [gevoegden] maximaal scoort eveneens onbegrijpelijk omdat dit oordeel gebaseerd is op de doelstelling om in 2026 CO2 neutraal te werken. Iedereen weet dat een dergelijke doelstelling onhaalbaar is.
Hoewel de aanbesteding voorzag in een strikte scheiding van prijs en kwaliteit was de contactpersoon bij de aanbesteding op de hoogte van de prijsstellingen en was zij tevens aanwezig en betrokken bij de kwalitatieve beoordeling. Dat is onaanvaardbaar, omdat de prijsstelling onbewust dan wel bewust een rol zal hebben gespeeld bij de wijze waarop het proces is begeleid en interventies zijn gepleegd.
3) [gevoegden] heeft een abnormaal lage prijs aangeboden die niet reëel, marktconform en kostendekkend is. De prijs van [gevoegden] ligt ongeveer 36% onder de door Enexis/WML opgestelde raming. Enexis heeft (ten onrechte) niet onderzocht of de prijzen van GBN voldeden aan de offerteaanvraag.
3.3.
Enexis/WML voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van De Combinatie, dan wel tot afwijzing van hun vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van De Combinatie in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In de gevoegde zaak
3.5.
[gevoegden] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van De Combinatie in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
GBN c.s stelt dat zij (wel degelijk) een geldige inschrijving heeft ingediend. Hiertoe heeft [gevoegden] – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Anders dan de Combinatie stelt zijn de in het PvE opgenomen eisen geen inschrijvingseisen maar eisen ten aanzien van de uitvoering van de raamovereenkomst. Op het moment van inschrijving hoeft de inschrijver dan ook nog niet aan die eisen te voldoen. Het zou ook disproportioneel zijn om al bij inschrijving te verlangen dat men over de juiste certificering beschikt voor alle locaties, omdat het behalen van certificering een kostbare aangelegenheid is en de inschrijver op het moment van inschrijving nog niet weet of hem de opdracht gegund wordt.
De Combinatie heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de inschrijving van [gevoegden] niet realistisch is. In dat kader merkt [gevoegden] op dat zij bij de inschrijving meer dan twee locaties heeft aangeboden. Het gehele gebied van perceel 2 valt binnen een straal van 35 km vanaf Brunssum, zijnde één van de door [gevoegden] aangeboden locaties.
De tarieven die [gevoegden] heeft aangeboden zijn vergelijkbaar met de tarieven die zij bij andere opdrachtgevers in rekening brengt en zijn ook marktconform. Dat De Combinatie beduidend hogere prijzen heeft gehanteerd dan gebruikelijk wil niet zeggen dat [gevoegden] een irreëel lage prijs heeft aangeboden.

4.De beoordeling

Uitsluiting
4.1.
Enexis/WML heeft primair als verweer aangevoerd dat De Combinatie moet worden uitgesloten van de aanbestedingsprocedure vanwege schending van fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht, zodat in deze kort gedingprocedure aan een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van De Combinatie niet wordt toegekomen.
Dit verweer zal als meest ver strekkend verweer als eerste worden besproken.
4.2.
Volgens Enexis/WML heeft De Combinatie tijdens het toelichtingsgesprek, dat op 27 juni 2025 plaats heeft gevonden, in strijd gehandeld met de voorafgaand aan dat gesprek gemaakte afspraken, en met de contactparagraaf die is opgenomen in de Offerteaanvraag in 2.1. In die paragraaf is voorgeschreven op welke wijze de communicatie over de aanbesteding moet verlopen.
Enexis/WML heeft ter nadere onderbouwing van haar stellingen aangevoerd dat De Combinatie tijdens het toelichtingsgesprek meermaals getracht heeft om het onderwerp te veranderen naar de (inhoud van de) inschrijving van GBN c.s en naar de beoordeling van de inschrijving van [gevoegden] , hetgeen volgens Enexis/WML is aan te merken als een poging om de uitslag van de aanbestedingsprocedure te beïnvloeden. Een dergelijke handelwijze is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel en moet leiden tot uitsluiting van De Combinatie van de gunningsprocedure.
4.3.
De Combinatie heeft niet betwist dat zij tijdens het toelichtingsgesprek vragen gesteld heeft over de gunning aan [gevoegden] , maar stelt dat van enige strijd met aanbestedingsbeginselen geen sprake was. Volgens De Combinatie is Enexis/WML niet in gegaan op vragen die zij niet wilde beantwoorden en verliep het gesprek in een goede sfeer.
4.4.
De voorzieningenrechter volgt Enexix/WML niet in haar standpunt dat de handelwijze van De Combinatie tijdens het toelichtingsgesprek moet leiden tot een ver strekkende maatregel als uitsluiting van de gunningsprocedure. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Het toelichtingsgesprek was een gelegenheid die door Enexis/WML zelf geboden was (vgl. de brief met het voorlopig gunningsbesluit van 10 juni 2025 van Enexis/WML aan De Combinatie).
Voorafgaand aan het gesprek heeft Enexis/WML zelf aan De Combinatie medegedeeld dat het gesprek bedoeld was voor een toelichting op de beoordeling van de inschrijving van de Combinatie, en niet voor de verificatie van de geldigheid van de uitgekozen inschrijving of de juistheid van de beoordeling van die inschrijving. Enexis/WML bepaalde dus de agenda van het gesprek en kon ook zelf bepalen op welke vragen van De Combinatie zij in wilde gaan.
Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat het toelichtingsgesprek plaats vond op 27 juni 2025, geruime tijd na de datum van de voorlopige gunning, zodat niet aannemelijk is dat De Combinatie op dat moment de gunningsbeslissing nog kon beïnvloeden.
Bovendien lijkt de soep door Enexis/WML ook minder heet te worden gegeten als in dit kort geding wordt opgediend. De verwijten die Enexis/WML aan de Combinatie maakt zijn kennelijk geen aanleiding zijn geweest De Combinatie direct of kort na het toelichtingsgesprek uit te sluiten. - Dat had wel voor de hand gelegen als Enexis/WML werkelijk van oordeel was dat De Combinatie heeft geprobeerd om de uitkomst van de aanbesteding te beïnvloeden.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onder de omstandigheden zoals hierboven weergegeven onvoldoende aannemelijk dat De Combinatie tijdens het toelichtingsgesprek daadwerkelijk geprobeerd heeft de uitkomst van de gunningsbeslissing te beïnvloeden. Het door Enexis/WML voorgestane besluit om De Combinatie (alsnog) uit te sluiten wordt dan ook buitenproportioneel en ongegrond geacht.
4.6.
Bovenstaande conclusie leidt ertoe dat over wordt gegaan op de inhoud van de zaak en op de bezwaren van De Combinatie tegen de voorlopige gunningsbeslissing van Enexis/WML.
Inschrijvingseisen
Programma van Eisen EV 4 en EV 7
4.7.
Volgens De Combinatie voldeed [gevoegden] op het moment van inschrijving niet aan de eisen zoals die in het Programma van Eisen (PvE) onder EV 4 en EV 7 zijn opgenomen, omdat de door haar opgegeven locaties niet beschikten over de vereiste vergunningen en certificaten.
Enexis/WML en [gevoegden] hebben erkend dat [gevoegden] bij de inschrijving niet voor al haar locaties een vergunning/certificaat had, maar zij stellen dat de eisen in het PvE geen inschrijvingseisen zijn maar uitvoeringseisen, waar pas aan hoeft te worden voldaan tijdens de uitvoering van de opdracht.
Dit roept de vraag op hoe de in het PvE opgenomen eisen EV 4 en EV 7 moeten worden gekwalificeerd; als uitvoeringseisen of als (minimum-)eisen waaraan bij de inschrijving moest worden voldaan. Het antwoord op deze vraag moet worden gezocht in de aanbestedingsstukken.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voor het standpunt van De Combinatie, dat de inschrijver bij de inschrijving moest beschikken over de in het PvE onder EV4 en EV 7 gevraagde certificaten en vergunningen, geen steun te vinden in de aanbestedingsstukken. Hiertoe wordt als volgt overwogen:
- in paragraaf 1.2 van de Offerteaanvraag (bovenstaand in overweging 2.4) is het PvE genoemd als één van de bijlagen die van belang zijn voor de uitvoering van de raamovereenkomst.
- in paragraaf 2.2 van de Offerteaanvraag (bovenstaand in overweging 2.4) zijn de uitsluitingsgronden en de geschiktheidseisen genoemd die bij de aanbesteding van toepassing zijn en waarvan de inschrijver bij de inschrijving moet aangeven dat hij daaraan voldoet.
- in paragraaf 2.4 van de Offerteaanvraag (bovenstaand in overweging 2.4) is vermeld dat de inschrijver – naast de Uitsluitingsgronden en de Geschiktheidseisen – moet voldoen aan het PvE.
Deze bepalingen in de aanbestedingsstukken bevestigen de stelling (van Enexis/WML), dat aan de eisen EV4 en EV7 niet reeds bij inschrijving hoeft te worden voldaan, maar dat de inschrijvers slechts hoeven aan te geven of zij gedurende de uitvoering aan die eisen zullen voldoen.
4.8.
Van belang is voorts dat Enexis/WML onweersproken heeft gesteld dat zij de inschrijvers niet heeft gevraagd om bij de inschrijving daadwerkelijk certificaten en omgevingsvergunningen te overleggen, maar dat de inschrijvers, voor het voldoen aan de eisen EV-4 en EV-7, dienden aan te tonen dat zij bij de uitvoering van de aanbestedingsovereenkomst over de vereiste certificaten en vergunningen beschikken.
4.9.
Enexis/WML heeft ook onweersproken gesteld dat gedurende de uitvoering van de raamovereenkomst de stortlocaties nog mogen worden gewijzigd zolang deze locaties voldoen aan de in het PvE gestelde eisen.
De eis dat de inschrijver reeds bij de inschrijving over alle voor de locaties vereiste certificaten en vergunningen dient te beschikken zou dan niet rijmen met de mogelijkheid om tijdens de uitvoering van de raamovereenkomst nog locaties te wijzigen.
4.10.
Gelet op bovenstaande overwegingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de meest voor de hand liggende uitleg van de aanbestedingsstukken dat de eisen EV4 en EV7 uitvoeringseisen zijn, in die zin dat daaraan moet worden voldaan bij uitvoering van de diensten.
Een dergelijke uitleg ligt temeer in de rede omdat bij inschrijving nog niet duidelijk is of een inschrijver de opdracht gegund gaat krijgen. In dat kader heeft [gevoegden] opgemerkt dat er hoge kosten verbonden zijn aan het behalen van de certificering (hetgeen niet is weersproken door De Combinatie) en dat het dan niet redelijk zou zijn van de inschrijver te verlangen dat deze al op het moment van inschrijving over de gevraagde certificaten en vergunningen beschikt, terwijl deze nog niet weet of de overeenkomst aan hem gegund wordt.
4.11.
Overigens is inmiddels gebleken dat [gevoegden] voor de locaties Brunssum en Stein over de vereiste BRL certificaten beschikt (vanaf eind augustus 2025, vide productie 9 van De Combinatie).
Programma van Eisen ED2
4.12.
Volgens De Combinatie voldoet [gevoegden] ook niet aan ED2 van het PvE omdat de locatie Brunssum gelegen is op een afstand van meer dan 35 km van de verst gelegen locatie van Enexis/WML.
Enexis/WML en [gevoegden] hebben deze stelling weerlegd door erop te wijzen dat de locatie Brunssum voldoet aan eis ED2. Zowel blijkens de Offerteaanvraag als de Nota van Inlichtingen houdt deze eis in dat de door de inschrijver opgegeven locatie binnen een straal van maximaal 35 km van de locatie van Enexis/WML moet liggen, en dat is bij de locatie Brunssum het geval.
Naar aanleiding van het verweer van Enexis/WML en [gevoegden] heeft De Combinatie geen andere stelling ter onderbouwing van haar standpunt naar voren gebracht, zodat onvoldoende aannemelijk is dat [gevoegden] niet voldoet aan de eis ED 2.
Irreële inschrijfprijs
4.13.
De Combinatie heeft voorts gesteld dat [gevoegden] heeft ingeschreven met een irreële prijs en dat het op de weg van Enexis/WML had gelegen de prijs te controleren. De Combinatie stelt dat de door [gevoegden] geboden prijs aanzienlijk lager is dan de door Enexis/WML gegeven raming en dat het, aangezien [gevoegden] volgens De Combinatie slechts twee locaties heeft, niet mogelijk kan zijn om kostendekkend te werken met een dergelijk lage inschrijfprijs.
4.14.
[gevoegden] heeft aangevoerd dat zij tarieven in rekening heeft gebracht die vergelijkbaar zijn met de tarieven die zij ook bij andere opdrachtgevers in rekening brengt en dat deze prijzen in de markt gebruikelijk zijn.
Zonder gemotiveerde betwisting van het tegendeel – die ontbreekt – heeft de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding aan de juistheid van deze stellingen van [gevoegden] te twijfelen.
Enexis/WML heeft in haar conclusie van antwoord gesteld dat een ruime mate van prijsvariatie voor de hand ligt gelet op de op voorhand kenbare eigenschappen van de opdracht, welke door de verschillende marktpartijen anders kunnen worden gewaardeerd. Met deze stelling heeft Enexis/WML een verklaring gegeven voor het feit dat de door [gevoegden] geboden prijs in grote mate afwijkt van de door De Combinatie geboden prijs.
Verder heeft Enexis/WML in augustus 2025 nog nadere vragen aan [gevoegden] gesteld over de door haar opgegeven prijs. Enexis/WML heeft verklaard dat [gevoegden] op alle vragen heeft gereageerd en een goede inhoudelijke verklaring heeft gegeven voor haar prijsstelling. Enexis/WML heeft hiermee genoegzaam gemotiveerd dat en waarom zij geen aanleiding heeft te vermoeden dat [gevoegden] heeft ingeschreven met een abnormaal lage prijs.
De door de Combinatie naar voren gebrachte stellingen leiden niet tot het oordeel dat Enexis/WML (verder) onderzoek had moeten doen naar de inschrijving van [gevoegden]
Beoordeling door Enexis/WML
4.15.
De overige bezwaren van De Combinatie, zoals het aantal locaties waarmee [gevoegden] ingeschreven zou hebben, de (volgens De Combinatie) ontoereikende capaciteit van [gevoegden] en de score van [gevoegden] op het gunningscriterium duurzaamheid, hebben alle betrekking op de beoordeling door Enexis/WML van de inschrijving van [gevoegden]
De stellingen van De Combinatie zijn alle weersproken door Enexis/WML die in haar conclusie van antwoord uiteen heeft gezet op welke wijze zij te werk is gegaan bij de beoordeling van de inschrijvingen van De Combinatie en van [gevoegden]
4.16.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de rechtspraak breed wordt gedragen dat het in beginsel aan de aanbestedende dienst is om inschrijvingen te beoordelen en te waarderen, en dat de aanbestedende dienst daarbij een ruime vrijheid toekomt, ook omdat de door haar aangewezen beoordelaars geacht mogen worden juist te zijn aangewezen vanwege hun specifieke deskundigheid. Enige mate van subjectiviteit is daarbij onvermijdelijk. De voorzieningenrechter dient zich terughoudend op te stellen. Hij mag niet op de stoel van de aanbestedende dienst gaan zitten maar mag slechts marginaal toetsen of de door de beoordelaars uitgevoerde beoordeling – score en motivering daarvan – voldoende grondslag vindt in de aanbestedingsstukken.
4.17.
In het licht van bovenstaand uitgangspunt overweegt de voorzieningenrechter dat niet gebleken is van een onbegrijpelijke beoordeling door Enexis/WML van de inschrijving van [gevoegden] Evenmin is gebleken dat het beoordelingsproces niet zou hebben plaats gevonden conform de in de aanbestedingsdocumenten beschreven beoordelingsprocedure en gunningscriteria. Het verwijt dat de contactpersoon, hoewel zij geen lid van de beoordelingscommissie was, als procesbegeleider invloed heeft gehad op het verloop en de uitkomst van de beoordeling, heeft de Combinatie niet onderbouwd en heeft, zoals Enexis/WML terecht opmerkt, een hoog speculatief gehalte. Enexis/WML heeft dat voldoende weerlegd.
4.18.
De conclusie luidt dat voor een veroordeling tot het intrekken van de gunningsbeslissing geen aanleiding is, zodat de vorderingen van De Combinatie moeten worden afgewezen.
De Combinatie is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.
De proceskosten van Enexis/WML worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.661,00
Totaal
2.375,00
De proceskosten van [gevoegden] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat
€ 1.661,00
Totaal € 2.375,00
4.19.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In het incident:
5.1.
staat de gevorderde voeging van [gevoegden] aan de zijde van Enexis/WML toe,
5.2.
compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
In de hoofdzaak:
5.3.
wijst de vorderingen van De Combinatie af,
5.4.
veroordeelt De Combinatie hoofdelijk in de proceskosten van Enexis/WML die tot op heden worden begroot op € 2.375,00,
5.5.
veroordeelt De Combinatie hoofdelijk in de proceskosten van [gevoegden] die tot op heden worden begroot op € 2.375,00,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.