5.3.De rechtbank vindt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast geslaagd. Eiser heeft namelijk het betoog van de heffingsambtenaar niet weersproken. Eiser is dan ook terecht en niet voor een te hoog bedrag aangeslagen in het vastrecht van de rioolheffing.
6. Eiser merkt (in een nader stuk) nog op: “Vandaar ben ik na tientallen jaren van geen gebruik in beroep en bezwaren gekomen omdat aangevraagde hoorzittingen in deze kwestie ook niet zijn toegekend (…).” Voor zover eiser hiermee stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase, merkt de heffingsambtenaar terecht op dat eiser in bezwaar niet heeft verzocht om een hoorzitting. De heffingsambtenaar heeft dan ook terecht van het horen in bezwaar afgezien.
7. Met het gecombineerd aanslagbiljet van 20 februari 2025 zijn aan eiser ook aanslagen in de onroerendezaakbelasting opgelegd en zijn aan hem de WOZ-beschikkingen met betrekking tot de woning en het object [adres] bekendgemaakt. Eiser heeft hiertegen ook bezwaar gemaakt en vindt dat de heffingsambtenaar hier ook met de uitspraak op bezwaar van 25 maart 2025 uitspraak op had moeten doen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De heffingsambtenaar wijst er terecht op dat er geen rechtsregel is die hem hiertoe verplicht. De WOZ-waarden van de hiervoor genoemde objecten zijn voor de aanslagen in de afvalstoffenheffing en in de rioolheffing verder ook niet van belang. Het stond de heffingsambtenaar dus vrij om de uitspraak op bezwaar te doen zoals hij die heeft gedaan. Omdat in deze procedure (dus) niet de WOZ-waarden van genoemde objecten aan de orde zijn, kunnen de gronden die eiser daartegen heeft aangevoerd verder buiten bespreking blijven.
8. Eiser heeft de rechtbank verzocht om de invorderingsambtenaar van de gemeente Sint-Michielsgestel [naam] als getuige op te roepen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat zij het horen van de invorderingsambtenaar niet nodig vindt voor enige in deze zaak te nemen beslissing.
9. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding.
10. Verder merkt de rechtbank nog het volgende op. De rechtbank heeft partijen (op 29 juli 2025) laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en dat zij voornemens is uitspraak te doen zonder het houden van een zitting. Partijen zijn gevraagd of zij het daarmee eens zijn en, zo niet, in de gelegenheid gesteld om te verzoeken dat het beroep op zitting wordt behandeld. Eiser heeft binnen de daartoe gestelde termijn verzocht om het beroep te behandelen op een zitting. Eiser is vervolgens, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen op de zitting. Dit terwijl de rechtbank eiser juist tegemoet heeft willen komen door deze zaak te behandelen op een zitting waarop al andere zaken van eiser waren gepland. Afgezien van het feit dat het onbehoorlijk is om eerst om een zitting te verzoeken en vervolgens zonder bericht niet op te komen dagen, wijst de rechtbank eiser erop dat door zijn handelswijze kostbare zittingstijd verloren is gegaan. De voor eisers zaak gereserveerde zittingstijd had ook kunnen worden besteed aan het beroep van een andere rechtzoekende die op een behandeling van haar of zijn zaak op zitting wacht. De rechtbank verzoekt eiser zich hier in het vervolg rekenschap van te geven en zich tijdig af te melden als hij (bij nader inzien) geen behoefte heeft aan een zitting in zijn zaak.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Als een partij niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: