Op 7 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening. Verzoekers, huurders van een woning, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Gemert-Bakel om hun woning te sluiten vanwege de aanwezigheid van 11,6 kg procaïne in hun schuur. De burgemeester stelde dat deze substantie als versnijdingsmiddel voor cocaïne diende en dat de woning daarom gesloten moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de enkele aanwezigheid van procaïne onvoldoende was om te spreken van een voorbereidingshandeling in de zin van de Opiumwet. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorste het besluit van de burgemeester en oordeelde dat de burgemeester het griffierecht en proceskosten aan verzoekers moest vergoeden. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers een spoedeisend belang hadden en dat hun bezwaar redelijke kans van slagen had. De uitspraak benadrukte dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten op basis van de aangetroffen procaïne, en dat er onvoldoende bewijs was dat verzoekers wisten van de aanwezigheid van deze substantie. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker recent zijn leven had verbeterd en geen reden had om zijn woning op het spel te zetten.