ECLI:NL:RBOBR:2025:6730

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
25/1656
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV. Het UWV heeft op 14 mei 2024 besloten de uitkering per 15 juli 2024 te beëindigen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres betwist deze beslissing en stelt dat haar beperkingen zijn onderschat, maar onderbouwt dit niet met medische informatie. De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 behandeld, maar komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV terecht is en dat er geen aanleiding is om aan de inschatting van de arbeidsongeschiktheid van eiseres te twijfelen. Eiseres heeft geen nieuwe medische feiten aangedragen die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 15 juli 2024. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/1656

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Met het besluit van 14 mei 2024 heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres per 15 juli 2024 beëindigd, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 19 juni 2025 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het UWV. De gemachtigde heeft zichzelf en eiseres met de brief van 26 september 2025 afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres per 15 juli 2024 door het UWV. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Aan deze zaak is een lange geschiedenis voorafgegaan.
3.1.
Eiseres heeft zich op 20 februari 2017 uit haar dienstverband ziekgemeld. Na een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de ex-werkgever van eiseres heeft het UWV besloten dat eiseres per 17 maart 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering. [1] Eiseres is toen in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanuit de WW heeft eiseres zich per 2 maart 2021 opnieuw ziekgemeld. Naar aanleiding van die ziekmelding heeft het UWV besloten dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). [2]
3.2.
Eiseres ontving tot 18 maart 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en heeft zich op 25 maart 2022 opnieuw ziekgemeld, nu per 16 maart 2022. Het UWV heeft eiseres vervolgens per 21 maart 2022 een ZW-uitkering toegekend.
3.3.
Eiseres heeft op 4 december 2023 een WIA-uitkering aangevraagd. Op 14 maart 2024 heeft een WIA-beoordeling plaatsgevonden waarbij ook een herbeoordeling in het kader van toegenomen arbeidsongeschiktheid werd verricht. Daarbij heeft de verzekeringsarts aangenomen dat eiseres per 16 maart 2022 toegenomen arbeidsongeschikt was vergeleken met de WIA-beoordeling per 17 februari 2020. Omdat eiseres op 16 maart 2022 een revalidatietraject doorliep, was op dat moment sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Daarom heeft het UWV eiseres per 16 maart 2022 in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
3.4.
Op de datum van het spreekuur (14 maart 2024) was volgens de verzekeringsarts geen sprake meer van een situatie van GBM en is er een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld waarbij eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit heeft geleid tot de bestreden besluitvorming zoals is terug te lezen onder het kopje ‘Inleiding’.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres is het er niet mee eens dat zij per 15 juli 2024 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Zij voert aan dat haar beperkingen door het UWV zijn onderschat, dat haar klachten aan het bewegingsapparaat sinds 2020 zijn toegenomen en haar medische situatie is verslechterd. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met de bijwerkingen die zij door het medicatiegebruik ondervindt en haar psychisch gesteldheid. Gelet op het voorgaande dienen er volgens eiseres meer en forsere beperkingen te worden opgenomen in de FML en wordt zij in de geselecteerde functies overbelast.
De inhoudelijke beoordeling
5. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de
medische beoordeling van het UWV te twijfelen.
5.1.
Eiseres stelt dat zij sinds 2020 voor de verergering van haar lichamelijke klachten meerdere behandelingen heeft gehad, haar gewichtstoename door het medicatiegebruik tot een verslechtering van haar beperkingen heeft geleid en in vijf jaar tijd meer lichamelijke beperkingen optreden vanwege ouderdom. De arts bezwaar en beroep (B&B) heeft gemotiveerd waarom de voorgaande belastbaarheid van 2020 moet worden aangehouden. Tot de datum in geding hebben er geen onderzoeken plaatsgevonden en zijn er geen nieuwe medische feiten over de chronische klachten van het bewegingsapparaat. Ook in de gestelde klachtentoename ziet zij geen reden om de belastbaarheid aan te passen. Voor de verminderde belastbaarheid van de rug zijn in de FML beperkingen aangenomen, onder andere ten aanzien van: traplopen, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens werk geknield of gehurkt actief zijn. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht en haar stelling dat zij meer of forser beperkt is niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat in de aanwezige medische informatie en het eigen onderzoek van de (verzekerings)artsen terecht geen reden is gezien voor meer of forsere beperkingen vanwege toegenomen klachten. Ten aanzien van de gewichtstoename stelt de arts B&B dat eiseres die klachten op de datum in geding nog niet had en de medicatie Yuflyma, die de oedeemklachten verergerde, nog niet gebruikte. Daarom zijn deze klachten bij de beoordeling terecht buiten beschouwing gelaten.
5.2.
Eiseres is het niet eens met de stelling van de arts B&B dat de bijwerkingen van haar medicatiegebruik normaliter binnen een paar weken vanzelf verdwijnen en aangezien zij Gabapentine al geruime tijd gebruikt het onwaarschijnlijk is dat de bijwerkingen daardoor worden veroorzaakt. Dat de bijwerkingen van de medicatie bij eiseres niet met de tijd zouden verdwijnen, omdat zij afwijkt van de norm is niet met medische stukken onderbouwd. Daarom is het aannemelijk dat de algemene ervaringsregel ook in het individuele geval van eiseres van toepassing is. Verder kan de rechtbank volgen dat het niet waarschijnlijk is dat geclaimde klachten door het medicatiegebruik worden veroorzaakt. De arts B&B heeft namelijk toegelicht dat de overige medicatie die eiseres rondom de datum in geding gebruikte geen bijwerkingen geeft in de vorm van sufheid, slaperigheid, vermoeidheid en oedeem.
5.3.
Eiseres stelt dat ten onterechte geen beperkingen zijn aangenomen voor de psychische klachten die zij ervaart als gevolg van de noodzaak om veelvuldig naar het toilet te gaan en dientengevolge thuis te blijven. De rechtbank gelooft dat deze situatie bij eiseres zorgt voor stress en dat zij daardoor niet met een gerust hart naar buiten gaat, maar de arts B&B heeft er terecht op gewezen dat geen sprake is van een psychisch ziektebeeld. Eiseres heeft namelijk geen behandeling gezocht voor haar psychische klachten. Hoe zij die klachten ervaart is onvoldoende om te kunnen spreken van geobjectiveerde psychische klachten die tot beperkingen moeten leiden.
De arbeidsdeskundige beoordeling
6. Eiseres stelt – uitgaande van de volgens haar bestaande verdergaande beperkingen – dat zij in de geselecteerde functies wordt overbelast. Nu vast is komen te staan dat de belastbaarheid van eiseres door de arts B&B juist is ingeschat, mocht de arbeidsdeskundige B&B bij het bepalen van de functies uitgaan van de beperkingen zoals weergegeven in de FML van 9 april 2025. Het standpunt van eiseres dat zij in de geselecteerde functies wordt overbelast, volgt de rechtbank dan ook niet. De arbeidsdeskundige B&B heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies, ondanks de aanpassing van de belastbaarheid in bezwaar, passend zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de geduide functies de belastbaarheid van eiseres overschrijden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. L.T.H. Verhagen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Dit besluit is onherroepelijk geworden met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:505.
2.Dit besluit is onherroepelijk geworden met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:125.