ECLI:NL:RBOBR:2025:6773

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
01.071178.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens vechtpartij met voetbalsupporters

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 20 maart 2022 op het Stationsplein in 's-Hertogenbosch, tijdens een vechtpartij met een groep voetbalsupporters, vier slachtoffers met een mes verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een confrontatie met de supporters, met een mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en daarbij de slachtoffers in kwetsbare delen van hun lichaam heeft geraakt. De rechtbank heeft het beroep op noodweer en putatief noodweer verworpen, omdat de verdachte van meet af aan een aanvallende houding aannam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de slachtoffers voor de door hen geleden immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.071178. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.071178.22
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [1984] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of hals en/of oor van
die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van de nek en/of hals en/of oor van die
[slachtoffer 1] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere blijvende (en ontsierende) littekens op/aan zijn nek en/of hals en/of oor, heeft toegebracht door- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of hals en/of oor van
die [slachtoffer 1] te steken/snijden/raken en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen te maken in de richting van de nek en/of hals en/of oor van die [slachtoffer 1]
;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omaan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of hals en/of oor van
die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van de nek en/of hals en/of oor van die
[slachtoffer 1] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)been en/of de wang
van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het (boven)been en/of de wang van
die [slachtoffer 2] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere blijvende (en ontsierende) littekens op/aan zijn (boven)been en/of wang, heeft toegebracht door- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)been en/of de wang
van die [slachtoffer 2] te steken/snijden/raken en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen te maken in de richting van het (boven)been en/of de wang van die
[slachtoffer 2] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)been en/of de wang
van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het (boven)been en/of de wang van
die [slachtoffer 2] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (achter)hoofd van die Van
[slachtoffer 3] heeft gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het (achter)hoofd van die [slachtoffer 3]
,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (achter)hoofd, van die
[slachtoffer 3] heeft gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het (achter)hoofd van die [slachtoffer 3]
,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de knie van die [slachtoffer 4] heeft
gestoken/gesneden/geraakt en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van de knie van die [slachtoffer 4] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de knie van die [slachtoffer 4] te
steken/snijden/raken en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende en/of stekende en/of
slaande bewegingen te maken in de richting van de knie van die [slachtoffer 4] .

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs.

Inleiding.
Op zondag 20 maart 2022 vond een vechtpartij plaats op het Stationsplein te
’s-Hertogenbosch waarbij meerdere personen gewond raakten en snij- en/of steekwonden opliepen. Verdachte was betrokken bij die vechtpartij. Verdachte wordt verweten vier personen (genoemd in de tenlastelegging) te hebben verwond met een mes.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van poging tot doodslag zoals primair tenlastegelegd onder de feiten 1, 2 en 3 en tot poging tot zware mishandeling zoals primair tenlastegelegd onder feit 4.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft op gronden zoals in de overgelegde pleitnota vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten. Kort gezegd is aangevoerd dat voor elk van de tenlastegelegde feiten geldt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene was die met een mes het letsel heeft veroorzaakt.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Vaststelling van de feiten.
Op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte loopt op 20 maart 2022 omstreeks 19:23 uur op het stationsplein in ’s-Hertogenbosch. Op dat moment zijn daar ook een aantal voetbalsupporters, waaronder drie van de in de tenlastelegging genoemde personen ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ). Een supporter met een Ajax-vlag sluit bij hen aan. Verdachte roept een paar keer “Feijenoord” naar het groepje Ajax supporters. Vervolgens wordt de sfeer grimmig. Verdachte gaat dichtbij deze groep staan. [slachtoffer 2] , die bij verdachte staat, geeft verdachte een duw. Verdachte loopt niet weg maar pakt een mes en maakt daarmee zwaaiende bewegingen. Verdachte roept dan ook dat hij een mes heeft. [slachtoffer 1] ziet dat verdachte ineens met zijn rechterarm richting zijn nek komt en voelt dan iets in zijn nek snijden. Hij loopt vervolgens weg en blijkt een snijwond achter zijn oor te hebben opgelopen. Hierna loopt het verder uit de hand. [slachtoffer 2] maakt een slaande beweging richting verdachte. Verdachte loopt, met zijn linkerhand recht vooruit, in eerste instantie naar achteren. Vlak daarna beweegt hij echter weer naar de groep toe. [slachtoffer 3] , die zich tussen verdachte en de man met de Ajax-vlag bevond, ziet dat verdachte een slaande beweging maakt richting zijn hoofd en blijkt dan eveneens een snijwond in zijn hoofd te hebben opgelopen. De man met de Ajax-vlag springt en trapt richting verdachte en beweegt de vlaggenstok meermalen in zijn richting.
Hierop loopt verdachte achterwaarts richting de Burger King en valt hij samen met [slachtoffer 2] op de grond. Verdachte wordt vervolgens geslagen, onder andere met een vlaggenstok, en geschopt door meerdere personen.
Verdachte verweert zich, liggend op de grond, door om zich heen te slaan met zijn mes in de hand. [slachtoffer 2] blijkt daarna steek-/snijwonden in zijn been en gezicht te hebben opgelopen.
[slachtoffer 4] begeeft zich naar verdachte om hem te hulp te komen. Later blijkt hij in zijn knie een steekwond te hebben opgelopen.
Letsel toegebracht door mes van verdachte?
[slachtoffer 1] is tijdens de geweldshandelingen verwond met een scherp voorwerp en daarmee in zijn nek/hals en in zijn oor geraakt.
[slachtoffer 3] is tijdens de geweldhandelingen met een scherp voorwerp in zijn (achter)hoofd geraakt.
[slachtoffer 2] is tijdens de geweldshandelingen met een scherp voorwerp in zijn (boven)been en zijn wang geraakt. Zijn letsel past goed bij snijden met een mes. Aan de binnenzijde van het rechterbeen heeft hij een grote verwonding, die vanaf de knie langs de binnenkant van het dijbeen omhoog loopt, met een lengte van ongeveer 12 cm.
[slachtoffer 4] is tijdens de geweldhandelingen met een scherp voorwerp in zijn knie geraakt.
Verdachte heeft zodra hem ter plaatse door verbalisanten werd gevraagd of hij een mes had verteld dat hij een mes in zijn kontzak had. Hij heeft erkend dat hij dit (klap)mes heeft gepakt, dat heeft opengeklapt en daarmee heeft gezwaaid om zich te verweren. Hij heeft ook verklaard dat hij heeft geroepen; “ik heb een mes”.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte voordat de fysieke confrontaties met de slachtoffers plaatsvonden al riep dat hij een mes had.
Hoewel geen van de aanwezigen daadwerkelijk heeft gezien dat verdachte een mes in zijn handen had, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte het mes reeds in zijn handen had voorafgaand aan de verwondingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Daartoe acht de rechtbank van belang dat verdachte kort daarvoor heeft geroepen dat hij een mes heeft en dat het letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is geconstateerd direct nadat verdachte richting hen heeft uitgehaald.
Daarbij komt dat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen bevat dat anderen dan verdachte tijdens de confrontatie een mes hebben gebruikt. En ook het door de verdediging geopperde scenario dat het letsel door de al dan niet afgebroken vlaggenstok is ontstaan, is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onaannemelijk. . Een sterke contra indicatie daarvoor is dat verklaard is dat verdachte is geslagen en gestoken met een stok, maar dat bij hem geen snij- en/of steekwonden zijn aangetroffen. En ook de reeds eerdergenoemde op de beelden zichtbare directe constatering van het letsel na de uithalen van verdachte vormt een sterke contra indicatie.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het in de tenlastelegging genoemde letsel bij de slachtoffers is ontstaan door verwondingen die door verdachte met een mes zijn toegebracht.
Kwalificatie van handelen van verdachte
De rechtbank moet beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als poging tot doodslag (feiten 1, 2 en 3) en poging tot zware mishandeling (feit 4) zoals telkens primair tenlastegelegd.
Daartoe moet worden vastgesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood of zware mishandeling van het slachtoffer.
Verdachte heeft in een schermutseling met meerdere personen in een hectische situatie waarbij zowel hij als de latere slachtoffers niet stilstonden, een mes gehanteerd en daarmee zwaaiende en stekende bewegingen gemaakt. Hij heeft met dat mes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]
geraakt op kwetsbare delen van het lichaam: de hals en het hoofd.
Op het moment dat dit gebeurde stond verdachte zelf nog rechtop. Het met een mes in de hand uithalen richting het hoofd van een ander levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. Dat is een feit van algemene bekendheid. Iedereen weet dat de hals en het hoofd zeer kwetsbare onderdelen van het lichaam zijn, waar zich vitale delen en belangrijke
(slag-)aderen bevinden. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aanvaard. Daarmee is voorwaardelijk opzet op de dood van deze slachtoffers gegeven.
Verdachte heeft toen hij daarna op de grond lag, zoals hij zelf zegt, [slachtoffer 2] “als schild gebruikt” om zichzelf te beschermen en daarbij wild om zich heen gezwaaid met het mes.
Het ongecontroleerd hanteren van een mes in een situatie als deze (liggend, lijf op lijf) kan leiden tot ernstig en daarmee ook dodelijk snij- en steekletsel, ook dat is een feit van algemene bekendheid. Op meerdere plaatsen in het menselijk lichaam bevinden zich immers bijvoorbeeld slagaders die geraakt kunnen worden. Dat dit ook bij [slachtoffer 2] is gebeurd onderstreept de kwetsbaarheid en het risico. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer 2] dan ook aanvaard. Daarmee is voorwaardelijk opzet op zijn dood gegeven.
Tot slot is [slachtoffer 4] in dezelfde schermutseling in zijn been geraakt. Vast staat dat [slachtoffer 4] niet op de grond terecht is gekomen en dus is blijven staan. Zijn letsel is ontstaan doordat hij trachtte de op de grond liggende verdachte te ontzetten. De afstand tussen verdachte en [slachtoffer 4] was daardoor groter dan de afstand tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Het letsel is echter uit dezelfde ongecontroleerde maaibewegingen met het mes in de hand ontstaan. Door zo op de grond liggen ongecontroleerd uit te halen naar iemand die in de buurt staat, accepteer je de aanmerkelijke kans dat je iemand zwaar lichamelijk letsel toebrengt. Een steekwond in je onderbeen kan immers operatief ingrijpen noodzakelijk maken en kan permanente beschadigingen of blijvende ontsierende littekens doen ontstaan. Verdachte heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanvaard. Daarmee is voorwaardelijk opzet hierop gegeven.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten.

De bewijsmiddelen.

De bewijsmiddelen zijn omwille van de leesbaarheid van dit vonnis weergegeven in de bij dit vonnis gevoegde en daarvan deel uitmakende bewijsbijlage.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1 primair:
op 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een mes in de nek van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en
- met een mes zwaaiende en/of slaande bewegingen heeft gemaakt in de
richting van de nek en/of hals en het oor van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 2 primair:
op 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een mes in het (boven)been en de wang van die [slachtoffer 2] heeft gesneden en
- met een mes zwaaiende en/of slaande bewegingen heeft gemaakt in de
richting van het (boven)been en de wang van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 3 primair:
op 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een mes in het (achter)hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gesneden en
- met een mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de
richting van het (achter)hoofd van die [slachtoffer 3] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 4 primair:
op 20 maart 2022 te ‘s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een mes in de knie van die [slachtoffer 4] heeft gesneden en
- met een mes zwaaiende en/of slaande bewegingen heeft gemaakt in de
richting van de knie van die [slachtoffer 4] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat er sprake was van een noodweersituatie. Er was volgens de verdediging sprake van een onmiddelijke wederrechtelijke aanranding. Verdachte werd aangevallen en mocht zich verdedigen. Het daarbij hanteren van een mes stond in redelijke verhouding tot het tegen verdachte gebruikte geweld en de agressie van meerdere personen. Ook kon verdachte zich niet aan het geweld onttrekken.
Wat betreft feit 4 is aangevoerd dat sprake is van putatief noodweer, omdat verdachte de gedragingen van [slachtoffer 4] ten onrechte heeft aangemerkt als een aanval waartegen hij zich diende te verdedigen.
Op basis van het verhandelde ter zitting en de inhoud van het dossier komt de rechtbank tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van (dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding vanuit de slachtoffers in de richting van de verdachte, waartegen de verdachte zich mocht en moest verdedigen op de wijze zoals hij heeft gedaan.
De rechtbank overweegt het volgende.
De vier steekincidenten vonden plaats in een tijdsbestek van ongeveer twee minuten als gevolg van één en dezelfde aanleiding, te weten een confrontatie van verdachte met een groep voetbalsupporters.
Verdachte loopt op het stationsplein en begeeft zich al (”Feyenoord”) roepend naar de groep (Ajax)voetbalsupporters. Getuige [getuige 2] een passant, beschrijft dat hij vond dat verdachte de Ajax-supporters aan het uitlokken was. Getuige [getuige 1] heeft ook verklaard dat verdachte min of meer de confrontatie aanging met deze supporters. Na een woordelijke confrontatie, is het volgens haar verdachte die begint te dreigen met een mes. Op de beelden is zichtbaar dat verdachte als eerste [slachtoffer 1] met dat mes verwond. Verdachte en [slachtoffer 2] staan op dat moment ook dicht bij elkaar en verdachte krijgt vervolgens een duw of klap van [slachtoffer 2] . Verdachte loopt dan niet weg maar begeeft zich wederom in de richting van de groep personen op het stationsplein, waarna hij [slachtoffer 3] verwondt met een mes.
De confrontatie met de groep personen loopt daarna verder uit de hand, waarbij verdachte in eerste instantie vooral te maken krijgt met geweld vanuit de man met de Ajax vlag en uiteindelijk (met [slachtoffer 2] ) op de grond valt. Daarna werd hij aangevallen door meerdere personen die hem schoppen en sloegen. Dit incident is niet te onderscheiden van en is één en dezelfde voortzetting van voorafgaande samenhangende gedragingen van verdachte.
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als "verdediging", maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het gedrag van verdachte, was er hier sprake van aanvallend gedrag van verdachte. Verdachte is in een zeer kort tijdbestek van ongeveer twee minuten (zoals onder meer volgt uit de beschrijving van de camerabeelden door de politie) tot drie keer toe in de richting van de groep personen (voetbalsupporters) gelopen. Waar verdachte zich simpel had kunnen onttrekken aan een confrontatie heeft hij die confrontatie juist opgezocht en daaraan een bijdrage geleverd, daarbij provocerend roepend en met een mes zwaaiend. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte voorafgaand aan het verwonden van [slachtoffer 1] .
Een fractie later werd verdachte door [slachtoffer 2] geduwd en geslagen. Verdachte loopt daarop in eerste instantie achteruit, maar beweegt zich daarna weer naar voren, dan weer naar achteren en draait zich om richting [slachtoffer 3] . Vervolgens heeft hij [slachtoffer 3] met een mes verwond. Deze gedragingen van verdachte onderstrepen dat hij niet uit was op het vermijden van de confrontatie. Verdachte heeft zelf een aandeel gehad in het voortbestaan van de fysieke confrontatie met meerdere anderen. Dat die anderen getalsmatig de overhand hadden en hem daarop stevig te lijf gingen, maakt dit niet anders. De verwondingen die toen bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn ontstaan komen voort uit een door verdachte zelf veroorzaakte confrontatie.
Gelet op de van meet af aan aanvallende houding van verdachte wordt het beroep op noodweer verworpen.
Gelet op voorgaande conclusie van de rechtbank dat de gedragingen van verdachte - naar de kern bezien- als aanvallend dienen te worden aangemerkt, kan het beroep op putatief noodweer evenmin slagen.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Indien strafoplegging volgt verzoekt de verdediging rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheid dat er geen sprake is van recente recidive.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Hierbij wordt op voorhand opgemerkt dat bij feiten als de onderhavige sprake kan zijn van veel verschillende situaties en dat daardoor grote verschillen bestaan in de strafoplegging. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft de vier slachtoffers met een mes gesneden en daarbij drie slachtoffers ernstig letsel toegebracht. Alle slachtoffers moesten in het ziekenhuis voor hun verwondingen worden behandeld en er is bij drie van hen sprake van ernstige verwondingen met blijvende littekens.
Dit handelen kan niet anders worden geduid dan een vorm van zinloos en buitensporig geweld. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect voor andermans leven getoond. Ook heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen en de voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Daar komt bij dat dit alles zich heeft afgespeeld op een druk stationsplein in de vroege avond, waarneembaar voor omstanders die alles hebben zien gebeuren en die dit geweld - zo blijkt uit getuigenverklaringen in het dossier - als schokkend hebben ervaren.
Delicten als hiervoor bewezen verklaard veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Persoon van verdachte.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Verdachte is in 2020 tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld wegens mishandeling en de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden binnen de proeftijd van die veroordeling.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd onder invloed van alcohol, zoals hij zelf heeft beaamd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte vanaf het moment dat de politie ter plaatse kwam meewerkend is geweest. Hij heeft meteen verteld waar het mes zich bevond en heeft niet geaarzeld te verklaren. Ook ter zitting heeft verdachte zich meewerkend en schuldbewust opgesteld en invoelbaar zijn excuses aan de aanwezige slachtoffers aangeboden. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte
zelf ook is belaagd door de groep in kwestie (ook grotendeels onder invloed van alcohol) en verwondingen heeft opgelopen. Beide partijen leken op die avond uit te zijn op een confrontatie en er was sprake van een situatie van meer personen tegen één persoon, de verdachte. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe geweldsdelicten heeft gepleegd.
Op 10 april 2025 heeft de reclassering een voorlichtingsrapport over verdachte uitgebracht.
Daaruit blijkt onder meer dat in 2021/2022 reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden is ingezet op de agressieproblematiek en het middelengebruik van verdachte. In het voortgangsverslag van het meest recente reclasseringstoezicht wordt beschreven dat de interventies in enigermate tot gedragsverandering hebben geleid en wordt afgeraden om bij een nieuwe veroordeling weer een reclasseringstoezicht op te leggen.
Ook is in het verleden al ingezet op agressieregulatie bij verdachte, maar lukt het verdachte kennelijk niet om risicovolle situaties uit de weg te gaan of te verlaten.
Verdachte heeft enige stabiliteit gecreëerd op diverse leefgebieden al lijkt hij niet volledig zelfredzaam en steunt hij daarbij op zijn netwerk. Er blijft een gemiddeld risico op (gewelds)recidive.
De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Redelijke termijn.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de redelijke termijn met anderhalf jaar is overschreden, terwijl geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Op te leggen straf.
De rechtbank acht, alles afwegende, in verband met een juiste normhandhaving in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot 21 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat rekening is gehouden met alle hierboven genoemde omstandigheden (er bestaan veel verschillende pogingen doodslag, en er zijn hier veel andere omstandigheden die leiden tot matiging).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partijen.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij toewijzing van de vorderingen betreffende immateriële schade het toe te kennen bedrag telkens substantieel gematigd dient te worden. Ook dient rekening gehouden te worden met het eigen aandeel van de benadeelde partij [slachtoffer 2] bij de tenlastegelegde feiten.
Wat betreft de gevorderde materiële schade dient volgens de verdediging:
  • de vordering van [slachtoffer 2] betreffende de fysiotherapie, de reiskosten en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd respectievelijk er geen sprake is van rechtstreekse schade en dat de post kleding gematigd zou moeten worden;
  • de vordering van [slachtoffer 4] betreffende studievertraging en inkomensverlies niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd respectievelijk er geen sprake is van rechtstreekse schade.
Beoordeling.
De vordering van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding voor immateriële schade van 2.500,00 euro.
De rechtbank acht toewijsbaar een vergoeding voor materiële schade van 697,00 euro (bijdrage eigen risico, daggeldvergoeding ziekenhuis en kosten kleding).
Wat betreft de eigen bijdrage rechtsbijstandverzekering dient de vordering te worden afgewezen omdat geen wettelijke grondslag aanwezig is voor toekenning in de vorm van materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering terzake immateriële schade en materiële schade (telefoonkosten) voor zover die niet wordt toegewezen niet-ontvankelijk verklaren. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit dan wel of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht, onder meer aangezien de bewijstukken ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De totale toegewezen vergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding voor immateriële schade van 2.500,00 euro.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van dit bedrag de mate van eigen schuld verdisconteerd.
Voor zover de vordering betreffende immateriële schade niet wordt toegewezen is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank acht toewijsbaar een vergoeding voor materiële schade van 1.611,96 euro reiskosten (tot een bedrag van 180,00 euro), zorgkosten, daggeldvergoeding ziekenhuis, kosten opvragen medische informatie, huishoudelijke hulp en kosten kleding).
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering betreffende materiële schade niet-ontvankelijk verklaren terzake:
- gemaakte reiskosten genoemd onder post 3 ‘bezoek aan het politiebureau…’ en post 5
‘bezoek aan fysio therapie waarbij vervoer door ouders’ en post 7 ‘sollicitatiegesprekken’
omdat er geen sprake is van rechtsreeks verband (post 3) dan wel niet voldoende is
onderbouwd waarom deze kosten op die manier gemaakt moesten worden gelet op het
enorm verschil in kilometers (post 5) dan wel onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is
van een rechtstreeks verband (post 7).
- gederfde inkomsten omdat het rechtstreekse verband niet voldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De totale toegewezen vergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van [slachtoffer 3].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding voor immateriële schade van 1.500,00 euro.
De rechtbank acht toewijsbaar een vergoeding voor materiële schade van 375,46 euro (kosten kleding, reiskosten tot 5,46 euro en vervanging beddengoed).
De rechtbank verklaart de vordering voor zover betreffende gemaakte reiskosten voor een afspraak op het politiebureau niet-ontvankelijk omdat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van rechtstreekse schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering terzake immateriële schade voor zover die niet wordt toegewezen niet-ontvankelijk verklaren. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De totale toegewezen vergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding voor immateriële schade van 1.500,00 euro.
De rechtbank acht toewijsbaar een vergoeding voor materiële schade van 64,62 euro (kosten kleding, reiskosten).
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering terzake materiële schade en immateriële schade voor zover die niet wordt toegewezen niet-ontvankelijk verklaren. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit dan wel of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht, onder meer aangezien de bewijstukken ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor zover die niet wordt toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De totale toegewezen vergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering vaststelling aansprakelijkheid.
[slachtoffer 4] heeft, om de strafrechtelijke procedure niet te belasten, in deze procedure geen schadevergoeding gevorderd voor de gederfde inkomsten. Wel vordert hij een vaststelling van de aansprakelijkheid van de verdachte voor de gederfde inkomsten van [slachtoffer 4] om
dubbelwerk door de civiele rechter te voorkomen.
De rechtbank zal niet over gaan tot het vaststellen van de aansprakelijkheid, nu zonder nader onderzoek niet valt vast te stellen of en zo ja in welke mate verdachte aansprakelijk is voor deze schade. Een dergelijk onderzoek zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Dit verzoek zal derhalve eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard en kan bij de civiele rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal aan verdachte ten aanzien van elk van de benadeelde partijen voor het toegewezen bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 57, 63, 287, 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het onder de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 primair:
poging doodslag;
feit 2 primair:
poging doodslag;
feit 3 primair:
poging doodslag
feit 4 primair:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:
t.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair:
gevangenisstrafvoor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 primair:
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 3.197,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 41 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 697,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 2.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 2 primair:
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 4.111,96 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 51 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.611,96 euro voor materiële schade en een vergoeding van 2.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 3 primair:
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 1.875,46 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 28 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 375,46 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 4 primair:
maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 1.564,62 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 64,62 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 3.197,00 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 697,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 2.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering betreffende een vergoeding voor telefoonkosten ten bedrage van 86,99 euro af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 4.111,96 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.611,96 euro voor materiële schade en een vergoeding van 2.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 1.875,46 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 375,46 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 1.564,62 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 64,62 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Bijkomende beslissing.

Verdachte is telkens van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Beslissing met betrekking tot inbeslaggenomen voorwerpen.

Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, niet teruggeven goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een jas, een broek en een paar schoenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. A.J. den Besten, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 21 oktober 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld -