ECLI:NL:RBOBR:2025:6813

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
C/01/392635 / HA ZA 23-284
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake franchiseovereenkomst en rechtsopvolging van vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen verschillende eisers en de Vinogroep c.s. over een franchiseovereenkomst. De rechtbank heeft op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bodemzaak na een tussenvonnis van 4 juni 2025. De eisers, waaronder eiser sub 6, stelden dat zij hun onderneming hadden verkocht aan [A] B.V. en dat de vordering van eiser sub 6 in deze procedure aan [A] was overgedragen. De rechtbank oordeelde echter dat de eisers onvoldoende onderbouwd hadden dat de vordering daadwerkelijk was overgedragen en dat de juiste procedurele stappen, zoals vastgelegd in de artikelen 225 en 227 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet waren gevolgd. Hierdoor werd eiser sub 6 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, omdat hij geen belang meer had bij de procedure. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de vorderingen van de overige eisers en bepaalde dat zij en gedaagde sub 2 gerechtigd zijn tot een gelijk aantal aandelen in de vennootschap waarin de franchiseorganisatie is ondergebracht. Daarnaast werden er verschillende proceskostenveroordelingen uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij de overdracht van vorderingen en de rol van franchisenemers in dergelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/392635 / HA ZA 23-284
Vonnis van 22 oktober 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

handelend onder de naam
[handelsnaam eiser 1],
te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2] V.O.F.,
te [vestigingsplaats] ,
3.
[eiser 3] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
4.
[eiser 4] V.O.F.,
te [vestigingsplaats] ,
5.
[eiser 5] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
6.
[eiser 6] V.O.F.,
te [vestigingsplaats] ,
7.
V.O.F. [eiser 7],
te [vestigingsplaats] ,
8.
[eiser 8] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam eiser 8],
te [vestigingsplaats] ,
9.
[eiser 9] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam eiser 9],
te [vestigingsplaats] ,
10.
[eiser 10] V.O.F.,
handelend onder de naam
[handelsnaam eiser 10]
te [vestigingsplaats] ,
11.
[eiser 11] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam eiser 11],
te [vestigingsplaats] ,
12.
[eiser 12] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. M.F.H. van Delft,
tegen

1.VINOGROEP NEDERLAND B.V.,

te Eindhoven,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Vinogroep c.s.,
advocaat: mr. D.F.P. van Arkel.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juni 2025
- de akte van eisers
- de akte van Vinogroep c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Eiser sub 6
2.1.
In het tussenvonnis van 4 juni 2025 heeft de rechtbank bepaald dat eisers zich erover mogen uitlaten wie van hen nog altijd vinotheekhouder en franchisenemer van Vinogroep zijn, en belang hebben bij deze procedure. Eisers mochten hierover een akte nemen, waarop Vinogroep heeft mogen reageren. Uit de aktes die partijen hebben genomen na het tussenvonnis van 4 juni 2025 volgt dat de hiervoor bedoelde vraag alleen ziet op [eiser 6] V.O.F. (eiser sub 6).
2.2.
Tussen partijen staat vast dat eiser sub 6 geen franchisenemer meer is van Vinogroep. Kort voor het uitbrengen van de dagvaarding heeft eiser sub 6 haar onderneming verkocht aan de vennootschap [A] B.V. (hierna: [A] ). Enkele dagen na het uitbrengen van de dagvaarding heeft notariële levering van de verkochte goederen en rechtsverhoudingen plaatsgevonden. Ook staat tussen partijen vast dat [A] franchisenemer is geworden van Vinogroep.
2.3.
Eisers stellen dat bij de verkoop en levering van de onderneming aan [A] ook de vordering van eiser sub 6 uit hoofde van de onderhavige procedure aan [A] is overgedragen. Zij wijzen erop dat in artikel 9 van de notariële leveringsakte, waarin de leverings- en overnemingshandelingen zijn omschreven, onder meer is bepaald:
“9.2 Alle (overige) goederen, waaronder met name die goederen en (intellectuele eigendoms-)rechten die slechts door middel van een daartoe bestemde akte kunnen worden geleverd, worden bij deze, voor zover thans nog aanwezig, door de Verkoper aan de Koper geleverd, die de levering aan hem aanvaardt.
9.3
De Koper verklaart de hiervoor vermelde rechtsverhoudingen, voor zover thans nog aanwezig, bij wege van contractsoverneming als bedoeld in 6:159 BW van de Verkoper over te nemen.”
Dat ook de vordering van eiser sub 6 uit hoofde van de onderhavige procedure is overgedragen staat weliswaar niet specifiek benoemd in de akte van levering, maar volgens eisers dekt de inhoud van de omschrijving van hetgeen moet worden geleverd in de koopovereenkomst en akte van levering volledig deze lading, en is dit ook zo beoogd door koper [A] . Eisers bieden aan de koopovereenkomst en notariële leveringsakte in het geding te brengen, maar menen dat Vinogroep c.s. daar geen belang bij hebben, aangezien zij [A] als franchisenemer erkennen, waaruit volgens eisers volgt dat tussen partijen niet in geschil is dat [A] franchisenemer is, en uit dien hoofde rechtsopvolger van eiser sub 6. Eisers verbinden hieraan de conclusie dat het [A] is die in rechte optreedt en de procespositie van eiser sub 6 heeft overgenomen.
2.4.
Vinogroep c.s. voeren hiertegen verweer. Zij betwisten niet dat [A] de opvolgend franchisenemer is van de [naam franchise] in [vestigingsplaats] , die eerder werd geëxploiteerd door eiser sub 6. Zij betwisten wel dat [A] uit hoofde van deze opvolging de rechtsopvolger is van de door eiser sub 6 ingestelde vorderingen in deze procedure en voeren daarbij aan dat Vinogroep met [A] een andersluidende franchiseovereenkomst heeft gesloten dan eerder met eisers.
2.5.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.5.1.
Dat eiser sub 6 bij het overdragen van de onderneming aan [A] ook zijn vorderingen op Vinogroep c.s. (die onderwerp zijn van deze procedure) heeft overgedragen, is door eisers onvoldoende onderbouwd. Uit de door eisers vermelde artikelen 9.2 en 9.3 van de leveringsakte, hiervoor geciteerd in ro. 2.3, blijkt op geen enkele manier van een dergelijke overdracht. Naar eisers zelf stellen staat het ook niet uitdrukkelijk vermeld in de koopovereenkomst en leveringsakte. Dat de omschrijving van het verkochte ‘deze lading wel dekt’, zoals eisers stellen, hebben zij niet onderbouwd door de koopovereenkomst en leveringsakte te overleggen en kan dus niet worden getoetst. Dat het de bedoeling zou zijn geweest van [A] om die vorderingen van eiser sub 6 op Vinogroep c.s. over te nemen, is ook niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van [A] . Het staat daarom niet vast dat [A] de vorderingen van eiser sub 6 op Vinogroep c.s. heeft overgenomen.
2.5.2.
Zelfs als zou worden aangenomen dat een overdracht als door eisers gesteld heeft plaatsgevonden, dan leidt dit er nog niet toe dat [A] de procespositie van eiser sub 6 heeft overgenomen. Wanneer het – na de levering van de onderneming aan [A] – de bedoeling was dat [A] in plaats van eiser sub 6 partij zou worden in deze procedure, dan had daarvoor de weg van de artikelen 225 en 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moeten worden gevolgd. Dat is niet gebeurd, en met de akte van eisers van 2 juli 2025, die zij pas hebben genomen nadat in het tussenvonnis van 4 juni 2025 door de rechtbank is beslist op nagenoeg het volledige geschil, kan niet worden aangemerkt als het inroepen van die artikelen. Eisers kunnen dan ook niet worden gevolgd in het standpunt dat [A] in rechte optreedt en de procespositie van eiser sub 6 heeft overgenomen. Eiser sub 6 is formeel procespartij.
2.5.3.
Door eisers is niet gesteld dat eiser sub 6 (als formele procespartij), met toestemming van [A] , verder procedeert om de vorderingen op Vinogroep c.s. in eigen naam maar ten behoeve van [A] (als materiële procespartij) toegewezen te krijgen. De rechtbank ziet ook onvoldoende grond om aan te nemen dat dit het geval is. Niet alleen staat niet vast dat [A] de vordering van eiser sub 6 geleverd heeft gekregen, en dus de materiële procespartij is, ook is niet gesteld of gebleken dat bij de overdracht aan [A] uitdrukkelijk is bedongen dat eiser sub 6 bevoegd zou blijven de procedure op eigen naam te voeren, of dat dit althans in de koopovereenkomst en akte van levering besloten zou liggen.
2.6.
De rechtbank concludeert uit voorgaande overwegingen dat eiser sub 6 formeel procespartij is, maar geen concreet belang (meer) heeft bij deze procedure, aangezien eiser sub 6 sinds april 2023 geen vinotheekhouder en franchisenemer meer is van Vinogroep. Eiser sub 6 zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen.
2.7.
Hoe de rechtbank oordeelt over de vorderingen in conventie ten aanzien van de overige eisers is samengevat weergegeven in de ro. 3.48 t/m 3.55 van het tussenvonnis van 4 juni 2025.
2.8.
De kosten die eisers hebben gemaakt in verband met de akte van 2 juli 2025 blijven voor hun rekening en leiden niet tot een wijziging van de kostenbegroting zoals opgenomen in ro. 3.51 van het tussenvonnis van 4 juni 2025. De kosten die Vinogroep c.s. hebben gemaakt in verband met de akte van 30 juli 2025, begroot op € 614,- aan salaris advocaat, komen voor rekening van eiser sub 6.
In reconventie
2.9.
De beoordeling van de vorderingen in reconventie is te vinden in de ro. 3.56 t/m 3.64 van het tussenvonnis van 4 juni 2025.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
voor wat betreft eiser sub 6
3.1.
verklaart eiser sub 6 niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
3.2.
veroordeelt eiser sub 6 in de proceskosten van € 614,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eiser sub 6 niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt eiser sub 6 tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten bedoeld in 3.2 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
voor wat betreft de overige eisers:
3.4.
verklaart voor recht dat eisers en gedaagde sub 2 gerechtigd zijn tot een gelijk aantal aandelen in de vennootschap waarin de franchiseorganisatie is ondergebracht,
3.5.
gelast gedaagde sub 1 om alle activa om niet over te dragen aan [B] B.V. dan wel aan een door alle franchisenemers gezamenlijk op te richten andere besloten vennootschap, waarin alle franchisenemers in gelijke mate aandeelhouder zijn, binnen vier maanden, gerekend vanaf de datum waarop dit vonnis zal zijn betekend,
3.6.
gelast gedaagde sub 2 tot het verlenen van medewerking aan de uitvoering van het bepaalde onder 3.5,
3.7.
veroordeelt Vinogroep c.s. in de proceskosten van € 2.149,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Vinogroep c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.8.
veroordeelt Vinogroep c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
3.9.
gebiedt eisers sub 1, 3, 6 en 7 om binnen de vier maanden bedoeld in 3.5 aan Vinogroep te verstrekken de jaarcijfers van ieders onderneming over de jaren 2018 tot en met 2024, en in het vervolg hun jaarcijfers aan franchisegever te verstrekken telkens uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar,
3.10.
gebiedt eisers sub 1, 3, 6 en 7 om ieder kwartaal de exploitatiecijfers inclusief winst- en verliesrekening aan te leveren zodanig dat franchisegever op basis hiervan kan controleren of door ieder van hen niet meer dan 5% van de wijnen vrijelijk op de markt wordt ingekocht,
3.11.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
in conventie en in reconventie
3.12.
wijst af hetgeen door partijen meer of anders is gevorderd,
3.13.
verklaart enkel de kostenveroordelingen onder 3.2, 3.3, 3.7 en 3.8 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.