In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 24 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op zijn bezwaarschrift en het bestreden besluit inzake zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, stelt dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat zijn uitkering onterecht is vastgesteld. Het UWV had op 18 oktober 2023 besloten dat eiser recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar eiser maakte bezwaar en stelde dat het UWV niet tijdig op zijn bezwaar had beslist. De rechtbank oordeelt dat het UWV op 5 november 2024 alsnog een beslissing heeft genomen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, omdat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld op 53,95%. Eiser krijgt wel een vergoeding voor zijn proceskosten, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden en veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiser.