ECLI:NL:RBOBR:2025:688

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/01/411599 / JE RK 25-33
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

Op 6 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze beslissing volgt op eerdere machtigingen voor gesloten jeugdhulp, die zijn verleend vanwege ernstige gedrags- en opvoedingsproblematiek van de minderjarige. De ouders zijn niet meer in staat om de nodige opvoedkundige beslissingen te nemen, wat heeft geleid tot de noodzaak van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie is veranderd en dat de ouders niet meer vrij zijn in hun beslissingen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor een termijn van een half jaar verleend, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om tussentijdse rapportages over de ontwikkeling van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks mogelijke rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/411599 / JE RK 25-33
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, locatie [plaats] , hierna te noemen: de raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. Sanli,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging [plaats] , hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 8 januari 2025;
  • de e-mail van de vader van 25 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Sanli namens de moeder;
- mevrouw [naam] namens de raad;
- mevrouw [naam] namens de GI.
1.3.
[minderjarige] en de moeder zijn niet verschenen op de mondelinge behandeling. Zij zijn wel op de juiste wijze opgeroepen. De vader heeft zich schriftelijk afgemeld voor de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
Het gezag over [minderjarige] berust bij de ouders.
2.2.
[minderjarige] verblijft op de open groep van [kliniek] .
2.3.
Bij beschikking van 19 oktober 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken en dus tot 16 november 2024.
2.4.
Bij beschikking van 29 oktober 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 29 oktober 2024 tot 29 december 2024.
2.5.
Bij beschikking van 29 november 2024 heeft de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 29 november 2024 tot 29 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van een jaar. De raad verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
De raad geeft aan dat [minderjarige] tijdens zijn verblijf bij [kliniek] meerdere keren is weggelopen en vanwege een time-out een paar dagen bij [organisatie] heeft verbleven.
4.2.
De advocaat van de moeder geeft namens de moeder aan dat zij achter de verzoeken staat.

5.De beoordeling

Is een ondertoezichtstelling voor [minderjarige] noodzakelijk?
5.1.
De kinderrechter moet beoordelen of is voldaan aan de vereisten van de wet om [minderjarige] onder toezicht te kunnen stellen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter is van oordeel dat dat het geval is en legt hierna uit waarom.
5.2.
De kinderrechter moet ten eerste beoordelen of er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter sprake. Bij [minderjarige] is sprake van ernstige gedrags- en opvoedingsproblematiek. Hij laat zelfbepalend gedrag zien en houdt zich nog steeds niet aan gemaakte afspraken. [minderjarige] is tijdens zijn verblijf bij [kliniek] al meerdere keren weggelopen en heeft een aantal dagen bij [organisatie] verbleven voor een time-out. Het lukt de ouders niet om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. Zij worden overvraagd, zijn onvoldoende beschikbaar en kunnen hem niet de nodige structuur en voorspelbaarheid bieden.
5.3.
Ten tweede moet de kinderrechter beoordelen of de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] met vrijwillige hulpverlening, dus zonder een ondertoezichtstelling, kunnen worden weggenomen. De kinderrechter heeft daar op dit moment onvoldoende vertrouwen in. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren en afspraken maken over [minderjarige] . De ouders hebben een verschillende visie op de opvoeding van [minderjarige] en wat hij nodig heeft. Het is daarom belangrijk dat de GI de regie gaat voeren.
5.4.
De kinderrechter heeft de verwachting dat de verzochte termijn van een jaar nodig zal zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen.
Is een machtiging uithuisplaatsing voor [minderjarige] noodzakelijk?
5.5.
De kinderrechter moet beoordelen of een machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is (artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter is van oordeel dat dat het geval is en legt hierna uit waarom.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] gebaat is bij het continueren van het huidige verblijf op de open groep van [kliniek] . Daar worden hem structuur en duidelijke kaders geboden. Die kunnen de ouders [minderjarige] niet bieden.
5.7.
De raad verzoekt de machtiging af te geven voor een termijn van een jaar. De kinderrechter zal de machtiging vooralsnog beperken tot een half jaar en de beslissing op het verzoek voor het overige pro forma aanhouden. De kinderrechter wenst namelijk tussentijds op de hoogte te worden gesteld van de ontwikkelingen in de behandeling van [minderjarige] .
5.8.
De kinderrechter wijst de raad en de GI er op dat nu er een reguliere machtiging voor een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder zal worden verleend het [kliniek] niet is toegestaan vrijheidsbeperkende maatregelen te treffen waarvoor een machtiging gesloten jeugdhulp is vereist. Dat betekent dat de machtiging niet volstaat voor een zogenoemde ‘besloten’ groep.
Wat gebeurt er met de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp?
5.9.
De kinderrechter is van oordeel dat door het uitspreken van de ondertoezichtstelling de wettelijke basis aan de eerder verleende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, die namelijk met instemming en medewerking van de ouders is verleend, is ontvallen. De opvoedsituatie is niet meer dezelfde als op het moment van het verlenen van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. De ouders zijn namelijk niet meer vrij in het nemen van opvoedkundige beslissingen. De eerder afgegeven voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp eindigt dus door het uitspreken van de ondertoezichtstelling.
5.10.
Het voorgaande betekent dat [minderjarige] in de toekomst niet meer voor een time-out terug kan worden geplaatst bij [organisatie] . Mocht vanwege de gedragsproblematiek van [minderjarige] een time-out bij [organisatie] nodig zijn dan zal daar een nieuwe (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp voor nodig zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 6 februari 2025 tot 6 februari 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 februari 2025 tot 6 augustus 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de beslissing op het verzoek voor het overige pro forma aan tot
23 juli 2025;
6.5.
verzoekt de raad de kinderrechter uiterlijk
9 juli 2025schriftelijke nader te informeren zoals hiervoor is overwogen en daarbij aan te geven of de raad het verzoek voor zover daar nog op beslist moet worden handhaaft.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025 door mr. S. ter Braak, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.