ECLI:NL:RBOBR:2025:6937

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
01.151768.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 31 oktober 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2024 in Eindhoven betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een Toyota, was afgeleid door het gebruik van zijn mobiele telefoon en heeft daardoor een fietser, genaamd [slachtoffer 1], over het hoofd gezien. Het ongeval vond plaats op de kruising van de 1e Lieven de Keylaan en de Dr. Berlagelaan, waar de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken rugwervel en een gebroken duim. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank legde een taakstraf op van 160 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De vordering van de officier van justitie werd deels toegewezen en deels afgewezen. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere veroordelingen voor verkeersdelicten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldig onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de verklaringen van getuigen en de verdediging heeft gewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.151768.24
Parketnummer vordering: 05.252237.19
Datum uitspraak: 31 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
wonende te [woonplaats] .
Het onderzoek in deze strafzaak is in eerste instantie aangevangen ter terechtzitting op 23 mei 2025, alwaar het onderzoek is aangehouden. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het opnieuw aangevangen onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. primair:
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), daarmede rijdende over de weg, te weten de 1e Lieven de Keylaan, op de kruising met de Dr. Berlagelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- (een) handeling(en) te verrichten op/aan zijn, verdachtes, telefoon en/of zijn, verdachtes, aandacht te richten op zijn, verdachtes, telefoon (die hij op dat moment in zijn hand vasthield) en/of
- (daarbij) niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate, te letten en/of blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- een fietser (op het naastgelegen fietspad op de 1e Lieven de Keylaan), te weten [slachtoffer 1] , niet en/of niet tijdig op te merken en/of
- (op de kruising van de 1e Lieven de Keylaan met de Dr. Berlagelaan) geen voorrang te verlenen aan die voor hem, verdachte, in dezelfde richting rijdende en/of op het fietspad van de 1e Lieven de Keylaan rijdende fietser (te weten [slachtoffer 1] ) (die rechtdoor reed) en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor verdachte op die kruising met zijn personenauto tegen een fietser, te weten [slachtoffer 1] , is gebotst/gereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (rug)wervel en/of een gebroken en/of gekneusde duim, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
t.a.v. subsidiair:
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Toyota), daarmee rijdende op de weg, te weten de 1e Lieven de Keylaan, op de kruising met de Dr. Berlagelaan,
- (een) handeling(en) heeft verricht op/aan zijn, verdachtes, telefoon en/of zijn, verdachtes, aandacht heeft gericht op zijn, verdachtes, telefoon (die hij op dat

moment in zijn hand vasthield) en/of

- (daarbij) niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate, heeft gelet en/of is blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- een fietser (op het naastgelegen fietspad op de 1e Lieven de Keylaan), te weten [slachtoffer 1] , niet en/of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- (op de kruising van de 1e Lieven de Keylaan met de Dr. Berlagelaan) geen voorrang heeft verleend aan die voor hem, verdachte, in dezelfde richting rijdende en/of op het fietspad van de 1e Lieven de Keylaan rijdende fietser (te weten [slachtoffer 1] ) (die rechtdoor reed) en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor verdachte op die kruising met zijn personenauto tegen een fietser, te weten [slachtoffer 1] , is gebotst/gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 05.252237.19 is aangebracht bij vordering van 9 oktober 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Gelderland, locatie Arnhem, van 29 september 2023.
Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op maandag 12 februari 2024 omstreeks 8:45 uur vindt op het kruispunt van de 1e Lieven de Keylaan en de Dr. Berlagelaan in de bebouwde kom van Eindhoven een verkeersongeval plaats. Op het kruispunt komt een auto in botsing met een fietser. De fietser raakt daarbij gewond.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hetgeen primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat de officier uitgaat van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd omdat geen sprake is van aanmerkelijke schuld en bovendien geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bijlage.
Het oordeel van de rechtbank.
De feitelijke situatie.
Op grond van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte rijdt op 12 februari 2024 tegen 8:45 uur als bestuurder van een blauwe auto vanaf de Boschdijk, over de 2e Lieven de Keylaan en het Hendrik de Keyzerplein naar het kruispunt tussen de 1e Lieven de Keylaan en de Dr. Berlagelaan.
Verdachte stopt voor het rode verkeerslicht en als dit groen wordt slaat hij rechtsaf in de richting van de Dr. Berlagelaan.
Bij het kruisen van het rechtdoor gaande fietspad komt het voertuig van verdachte in botsing met een fietser, te weten [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer komt hierbij ten val en breekt een ruggenwervel en zijn duim. Verdachte heeft gedurende langere tijd voorafgaande en op het moment van het ongeval een mobiele telefoon in zijn rechterhand gehouden en heeft daarmee – in ieder geval voorafgaande aan het ongeval – handelingen verricht. Dat verdachte voorafgaand aan het ongeluk bezig is geweest met de mobiele telefoon blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] .
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze duidelijke verklaring te twijfelen.
De andersluidende verklaring van verdachte schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde, enerzijds gelet op de stelligheid en duidelijk omschreven redenen van wetenschap in de verklaring van [getuige] en anderzijds omdat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd.
De waardering van het verkeersgedrag van verdachte.
De rechtbank waardeert het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Verdachte was afgeleid doordat hij zijn telefoon aan het gebruiken was, heeft (mede) daardoor niet goed opgelet toen hij rechtsaf sloeg en heeft daardoor geen voorrang verleend aan een hem kruisende fietser die goed zichtbaar was en (net als verdachte) groen licht had.
Verdachte had extra alert moeten zijn vanwege het duidelijke waarschuwingsbord dat het verkeer attendeert op kruisende fietsers. Die alertheid had verdachte niet, zoals uit het vorenstaande blijkt.
De aard van het letsel.
In onderlinge samenhang bezien, dient het door het slachtoffer opgelopen letsel te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Het slachtoffer is als gevolg daarvan ten minste drie maanden niet in staat geweest om zijn beroepsbezigheden uit te oefenen. Bovendien past een lichtere kwalificatie naar gangbaar spraakgebruik niet bij een gebroken ruggenwervel.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 12 februari 2024 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Toyota), daarmede rijdende over de weg, te weten de 1e Lieven de Keylaan, op de kruising met de Dr. Berlagelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- handelingen te verrichten op zijn, verdachtes, telefoon en zijn, verdachtes, aandacht te richten op zijn, verdachtes, telefoon, die hij op dat moment in zijn hand vasthield, en
- daarbij niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de veiligheid en de verkeerssituatie ter plaatse en in onvoldoende mate, te letten en blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en het zich daarop bevindende verkeer en
- een fietser op het naastgelegen fietspad op de 1e Lieven de Keylaan, te weten [slachtoffer 1] , niet tijdig op te merken en
- op de kruising van de 1e Lieven de Keylaan met de Dr. Berlagelaan geen voorrang te verlenen aan die op het fietspad van de 1e Lieven de Keylaan rijdende fietser, te weten [slachtoffer 1] , die rechtdoor reed en
waardoor verdachte op die kruising met zijn personenauto tegen [slachtoffer 1] , is gebotst/gereden,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rugwervel en een gebroken en gekneusde duim is toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, waarvan 40 uren (subsidiair 20 dagen) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat er geruime tijd is verstreken sinds het ongeval. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt dat oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in onderhavige kwestie niet passend is. Dat verdachte een rijvaardigheidsonderzoek bij het CBR heeft doorlopen, dient te worden meegewogen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft op aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende wijze zijn auto bestuurd, waardoor een verkeersongeval en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer is ontstaan. Het slachtoffer draagt hiervan nog altijd de gevolgen.
Persoonlijke omstandigheden.
Verdachte is vaker veroordeeld, onder andere voor verkeersdelicten.
Verdachte heeft uitgebreid toegelicht dat hij zijn leven een andere wending wil geven, en niet meer met justitie in aanraking wil komen.
De op te leggen straffen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht de door de officier gevorderde taakstraf van 160 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend. Zij zal de gevorderde rij-ontzegging voor een deel voorwaardelijk opleggen. Als verdachte zijn voornemen om niet meer met justitie in aanraking te komen, kan waarmaken, heeft hij van de voorwaardelijke strafdelen geen last.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 05.252237.19.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat slechts een gedeelte van de straf, te weten de opgelegde geldboete, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank overweegt dat deze boete is opgelegd voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.
Het andere gedeelte van de gevorderde tenuitvoerlegging ziet op een ander soort strafbaar feit. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat tenuitvoerlegging van dit gedeelte van de straf niet passend is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
en
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Gelderland d.d. 29 september 2023, gewezen onder parketnummer 05-252237-19, te weten:
een geldboete ter hoogte van 200,00 euro subsidiair 4 dagen hechtenis.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.F.N. van Schaijk, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 31 oktober 2025.