ECLI:NL:RBOBR:2025:7123

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
01/107592-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

Op 5 oktober 2023 vond er in 's-Hertogenbosch een dodelijk verkeersongeval plaats tussen een bestelbus, bestuurd door de verdachte, en een snorfiets, bestuurd door het slachtoffer. De verdachte, Al Samkari, reed over de Zwaenenstede en verleende geen voorrang aan de snorfietser die over de Haverlij reed, ondanks de aanwezigheid van verkeersbord B6 dat voorrang aan de kruisende weg aangaf. Het ongeval resulteerde in ernstige verwondingen voor het slachtoffer, die negentien dagen later in het ziekenhuis overleed aan de gevolgen van zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar op. De uitspraak werd gedaan op 4 november 2025, na een proces dat begon met de dagvaarding op 22 september 2025 en een terechtzitting op 21 oktober 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.107592.24]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.107592.24
Datum uitspraak: 04 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [1976] ,
BRP-adres te [adres] ,
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie .

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Zwaenenstede,(rijdend in de richting van de Haverlij), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-gekomen nabij de kruising van deze weg met de Haverlij, ter plaatse waar in zijn , verdachtes rijrichting bord B6, inhoudende verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg, is geplaatst, niet, althans in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het verkeer op die kruisende weg, en/of
-niet, althans onvoldoende zijn snelheid te minderen en/of geen voorrang te verlenen aan een over die Haverlij rijdende snorfietser, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding en/of botsing is ontstaan met die snorfietser, waardoor een ander ( genaamd [slachtoffer ] , bestuurder van laatst genoemde snorfiets) werd gedood
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, Zwaenenstede, gekomen nabij de kruising van deze weg met de Haverlij, ter plaatse waar in zijn, verdachtes, rijrichting bord B6, inhoudende verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg, is geplaatst, niet, althans in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het verkeer op die kruisende weg, en/of-niet, althans onvoldoende, zijn snelheid heeft geminderd en/of geen voorrang heeft verleend aan een over die Haverlij rijdende snorfietser, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding en/of botsing is ontstaan met die snorfietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 5 oktober 2023 heeft er in ’s-Hertogenbosch een aanrijding tussen een bestelbus, bestuurd door verdachte, en een snorfiets, bestuurd door [slachtoffer ] (hierna te noemen: het slachtoffer), plaatsgevonden op de kruising Haverlij met de Zwaenenstede.
Bij dit verkeersongeval is het slachtoffer ten val gekomen en heeft daarbij hoofdletsel (neurotrauma) opgelopen.
Het slachtoffer is - negentien dagen na het ongeval - in het ziekenhuis overleden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit waarbij zij het rijgedrag van verdachte kwalificeert als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal aanrijding misdrijf opgemaakt door [verbalisant 1] op 21 januari 2024, voor zover van belang zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 6-8)
Locatie ongeval: De Haverlij te ’s-Hertogenbosch op 5 oktober 2023 te 14.58 uur. Een openbare weg (kruising) binnen de bebouwde kom.
Vermoedelijke toedracht
  • Betrokkene 1: [verdachte ] , geboren op [1976] te Damascus (Syrië) , bestelauto Mercedes-Benz, [kenteken 1]
  • Betrokkene 2: [slachtoffer ] , geboren op [1956] te [geboorteplaats 2] , snorfiets Sym, [kenteken 2]
1. reed over de Zwaenenstede, komende uit de richting van het kasteel. Gekomen ter hoogte van de kruising met de Haverlij, verleende 1 geen voorrang aan de voor 1 van rechts komende en over de voorrangsweg rijdende 2. Aanrijding. 2 reed over het verplichte separate fietspad van De Haverlij, in de richting van ’s-Hertogenbosch. 1 gaf geen gevolg aan een verkeersteken, dat een gebod inhield. Betrokkene 2 is na het ongeval overleden op 24 oktober 2023. Betrokkene 1 Al Samkari aangemerkt als verdachte.
Een proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, opgemaakt en ondertekend op 25 september 2025 door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] met kenmerk 2023219796, aantal doorgenummerde pagina’s 23, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 5 oktober 2023 omstreeks 15:00 uur had op de Zwaenenstede, gelegen binnen de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Den Bosch in de gemeente Den Bosch, het verkeersongeval plaatsgevonden. Het ongeval had plaatsgevonden op de kruising van de Zwaenenstede en de Haverlij in den Bosch.
De Haverlij is ter hoogte van de Zwaenenstede gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Engelen, Gemeente den Bosch.
Verkeer welke de Haverlij naderde over de Zwaenenstede kreeg ter hoogte van het fietspad haaientanden en een blokmarkering, bord B06 voorzien van een onderbord waarop kenbaar werd gemaakt dat het een fietspad voor verkeer in beide richtingen betrof, wederom een blokmarkering en daarna een opstelplaats voor voertuigen welke de Haverlij wilden oprijden. Voor de rijbaan stonden wederom haaientanden op het wegdek.
Het zicht vanuit de rijrichting van de scooter gezien betrok een recht wegverloop waarbij de blokmarkering aan beide zijde van het fietspad over de kruising doorliep. De zijstraat aan de linkerzijde betrof de Zwaenenstede.
Bij het verkeersongeval waren de volgende weggebruikers en/of objecten betrokken:
Bedrijfsvoertuig Mercedes en een bromfiets (scooter).
Aan de hand van de sporen op de foto’s en de schade aan de voertuigen stelden wij
onderstaand scenario op van het verloop van het ongeval.
De scooter reed over het vrij liggende fietspad parallel gelegen aan de Haverlij, komende uit de richting van Bokhoven, gaande in de richting van Den Bosch. De Mercedes reed over de Zwaenenstede in de richting van de Haverlij.
Ter hoogte van de kruising van het fietspad met de Zwaenenstede verleende de Mercedes geen voorrang aan de scooter. De scooterrijder zette een noodremming in en tekende het bandenspoor af op het fietspad. Ter hoogte van de verdikking in het spoor botste de scooter met zijn voorwiel tegen de rechter achterzijde van de Mercedes. Door de voortgaande beweging van de Mercedes werd het voorwiel van de scooter meegenomen in de rijrichting van de bus. Hierdoor valt de scooter op zijn linkerzijde. De bestuurder van de scooter heeft nog een voorwaartse beweging en komt met zijn hoofd in botsing met de zijkant van de Mercedes waarbij zijn helm de centrische schade afvormde.
De bestuurder valt naar links en eindigt op het fietspad. De bestuurder van de Mercedes brengt zijn voertuig tot stilstand na het fietspad.
De Mercedes kan ten tijde van het ongeval niet stilgestaan hebben, er zit een beweging in het schadebeeld.
6 Toedracht
De scooter reed over het fietspad gelegen langs de Haverlij, komende vanuit de richting van Bokhoven gaande in de richting van Den Bosch. Ter hoogte van de kruising met de Zwaenenstede kwam de scooter in botsing met de rechterzijde van de Mercedes. De scooterrijder kwam in botsing met zijn voorwiel ter hoogte van het rechterachterwiel van de Mercedes.
6.1
Oorzaak
De bestuurder van de Mercedes verleende geen voorrang aan de scooterrijder welke reed over het vrij liggende fietspad parallel gelegen langs de Haverlij. De Mercedes negeerde de haaientanden en het bord B06.
6.2
Gevolg
De scooterrijder raakte zwaargewond en is komen te overlijden als gevolg van het opgelopen letsel.
Een geschrift, te weten een schouwverslag betreffende [slachtoffer ] opgemaakt door [verbalisant 2] d.d. 25 oktober 2023, voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 42-43)Op 5 oktober 2023 is het slachtoffer in aanraking gekomen met een auto en heeft hierbij ernstige neurotraumata opgelopen. Onderzoek in ziekenhuis leverde het volgende op: SAB, contusiohaarden, schedelfractuur links parietaal, instabiele fractuur C5-C6. Op 8 oktober 2023 opnieuw CT-scan gemaakt: toename hersendruk en links en frontaal de nodige schade. Wachtperiode van 5-6 dagen, geen verbetering/reactie. Op 16 oktober 2023 met familie abstinerend beleid afgesproken, slachtoffer op 24 oktober 2023 overleden.
Letsel was zodanig dat operatieve ingreep niet mogelijk was.
Conclusie: duidelijke relatie tussen het ongeval en later overlijden van slachtoffer. Niet natuurlijk overlijden.
Een verklaring van [getuige] , afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2025, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 5 oktober 2023 getuige geweest van het ongeval dat plaats heeft gevonden op de kruising Zwaenenstede met de Haverlij. Ik reed op de Haverlij en kwam uit de richting van den Bosch. Ik zag vanuit de Zwaenenstede een wit bestelbusje aan komen rijden.
Ik was alert op dit bestelbusje omdat ik de ervaring heb dat bestuurders van dit soort busjes vaak haast hebben. Ik zag dat de bestuurder van het bestelbusje niet afremde toen hij de voorrangsweg Haverlij naderde. Ik zag dat de bestuurder van het busje in één vloeiende rijbeweging rechtstreeks de Haverlij op reed. Ik zag dat het busje over het fietspad reed en meteen daarna zag ik ineens iemand aan de achterkant van die bus door de lucht vliegen. Deze persoon kwam vervolgens op het fietspadwegdek terecht.
Toetsingskader
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het rijgedrag van de verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Hiervoor is vereist dat de verdachte zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Er moet met andere woorden sprake zijn van een grove of aanmerkelijke schuld. Daarvoor moet gekeken worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval.
Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn
verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan.
Ook geldt dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte een verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang had moeten verlenen, niet heeft gezien, hoewel deze voor de verdachte wel waarneembaar moet zijn geweest en hij zijn rijgedrag daarop moet hebben kunnen afstemmen, niet kan volgen dat sprake is van aanmerkelijke schuld. Een enkel moment van onoplettendheid is in het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
Gelet hierop kan het niet verlenen van voorrang pas als aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend worden aangemerkt wanneer daaraan gedrag ten grondslag ligt dat gegeven de omstandigheden van het geval niet voldoet aan de eisen die aan verkeersdeelnemers in het algemeen mogen worden gesteld.
Dit gedrag bestaat dan niet alleen uit de verkeersovertreding van het niet verlenen van
voorrang zelf, maar ook uit gedrag dat aan die verkeersovertreding voorafgaat of daarmee samenvalt, zoals bijvoorbeeld niet of onvoldoende kijken en/of snelheid te verminderen om een voorrangsgerechtigde te kunnen waarnemen.
Tot slot is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen - in dit geval een dodelijk slachtoffer - kan worden afgeleid dat sprake is van aanmerkelijke schuld.
Toepassing toetsingskader.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij het fietspad op de hem kruisende weg reeds was overgestoken en - in afwachting om de rijbaan Haverlij op te rijden - gedurende twee tot drie minuten stilstond op een toegestane plek op het middenstuk van de kruising, waarna zijn bestelbus plotseling van achteren werd aangereden door de snorfietser.
De verklaring van verdachte - dat de snorfietser als verkeersdeelnemer het ongeval zou hebben veroorzaakt - acht de rechtbank onaannemelijk nu door de gespecialiseerde medewerkers van Forensische Opsporing Verkeer is geconcludeerd dat de bestelbus ten tijde van het ongeval niet kan hebben stilgestaan aangezien er sprake is van een beweging in het schadebeeld.
De verklaring van verdachte vindt bovendien geen steun in de verklaring van de enige ooggetuige van het ongeval, getuige [getuige] , die ter terechtzitting heeft verklaard dat verdachte bij het naderen van de kruising niet heeft afgeremd, maar rechtstreeks en in een vloeiende beweging de kruising opreed waarna getuige meteen een persoon aan de achterkant van de bestelbus “door de lucht zag vliegen” en op het fietspadwegdek zag neervallen.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte bij het oversteken van de kruising van de Zwaenenstede met de Haverlij in ‘s-Hertogenbosch, geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer, terwijl die verplichting daar wel gold en bovendien benadrukt was door middel van haaientanden op het wegdek in combinatie met verkeersbord B6. Desondanks heeft verdachte zijn bestelbus niet tot stilstand gebracht voor dit fietspad.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte bij het oprijden van de Haverlij onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om een ongeval te voorkomen. Verdachte heeft immers geen snelheid verminderd om zich ervan te vergewissen dat er geen sprake was van kruisend verkeer en is - zonder in voldoende mate te kijken - het fietspad overgestoken als gevolg waarvan hij met een hem kruisende snorfietser in botsing is
gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte daarmee tekortgeschoten in wat van hem in de gegeven omstandigheden als voorzichtig en oplettend verkeersdeelnemer verwacht had mogen worden.
Uit het door getuige omschreven rijgedrag van verdachte en het feit dat verdachte niet adequaat heeft kunnen reageren op de van rechts komende en op een voorrangskruising rijdende snorfietser, leidt de rechtbank af dat er bij verdachte geen sprake is geweest van een momentane onoplettendheid.
De rechtbank kwalificeert het gedrag van de verdachte daarom als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag waardoor het verkeersongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten.
Overlijdensoorzaak
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen - waaronder het schouwverslag - zonder meer dat het overlijden van de heer [slachtoffer ] het directe gevolg is geweest van het ongeval.
Immers, zonder het door verdachte veroorzaakte ongeval was het slachtoffer niet ten val gekomen zodat de dood van de heer Janssen in redelijkheid aan het ongeval en daarmee aan verdachte kan worden toegerekend.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 5 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Zwaenenstede,(rijdend in de richting van de Haverlij), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
-gekomen nabij de kruising van deze weg met de Haverlij, ter plaatse waar in zijn, verdachtes rijrichting bord B6, inhoudende verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg, is geplaatst, niet, althans in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het verkeer op die kruisende weg, en
-niet, althans onvoldoende zijn snelheid te minderen en geen voorrang te verlenen aan een over die Haverlij rijdende snorfietser, waardoor een aanrijding is ontstaan met die snorfietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer ] , bestuurder van laatst genoemde snorfiets) werd gedood.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van primair:
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op te leggen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van één jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft – tijdens de uitvoering van zijn werk als pakketbezorger - door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met zijn bestelbus een verkeersongeval veroorzaakt.
Hij heeft - ondanks de waarschuwing middels verkeersbord B6 - in strijd met de op de plaats van het ongeval geldende verkeersregels geen voorrang verleend aan het verkeer op de kruisende weg, waardoor hij in aanrijding met een snorfietser is gekomen.
Als gevolg van dit ongeval is de bestuurder van de snorfiets - de heer [slachtoffer ] - komen te overlijden.
Uit de ter terechtzitting door een van de nabestaanden van de heer Janssen afgelegde slachtofferverklaring is het grote en ingrijpende verlies dat het overlijden van hun echtgenoot, vader en opa met zich heeft gebracht invoelbaar duidelijk geworden.
De omstandigheid dat verdachte ten overstaan van de politie heeft verklaard dat - in zijn visie – niet hij, maar het slachtoffer verantwoordelijk is voor het ongeval alsmede het feit dat hij niet ter terechtzitting is verschenen om door de rechtbank te kunnen worden bevraagd over zijn rijgedrag, moet voor de nabestaanden extra pijnlijk zijn.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 17 september 2025 betreffende verdachte blijkt dat hij niet eerder voor verkeersovertredingen is veroordeeld.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag welke straf in dit geval passend en geboden is.
De rechtbank realiseert zich daarbij dat het in zaken als deze onmogelijk is om een straf op te leggen die enigszins tegemoet komt aan de gevoelens van de nabestaanden.
Voor de nabestaanden zal geen enkele straf het enorme verdriet over het verlies van hun dierbare weg kunnen nemen.
De rechtbank dient echter een straf op te leggen die past bij het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met aanmerkelijke schuld met de dood ten gevolge, als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar gehanteerd.
Een dergelijke straf acht de rechtbank - gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan - ook in deze strafzaak passend en geboden.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank in casu geen omstandigheden die ertoe nopen om hiervan ten nadele van verdachte af te wijken.
Aan verdachte zal daarom een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar worden opgelegd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
ten aanzien van primair:
een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
ten aanzien van primair:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.F.N. van Schaijk en mr. R.J. Heuft, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 04 november 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023219796.