ECLI:NL:RBOBR:2025:7142

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
01/322529-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en veroordeling voor poging zware mishandeling in uitgaansgeweld

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak vond plaats in Valkenswaard op 14 oktober 2023, waar de verdachte met een glas het slachtoffer in de nek heeft geslagen, wat resulteerde in een snijwond en een blijvend litteken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met de intentie om te doden handelde, en heeft hem vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling, omdat hij met opzet het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van drie dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een taakstraf van 200 uren. Tevens is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 2.415,11 aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.322529.23
Datum uitspraak: 06 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
wonende te [adres ] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Valkenswaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen/in zijn hals en/of nek heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Valkenswaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen/in zijn hals en/of nek heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Valkenswaard[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een glas,althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen/in zijn hals en/of nek te slaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende blijkt hoe hard verdachte het slachtoffer heeft geslagen. Verder bevat het dossier onvoldoende medische onderbouwing om een aanmerkelijke kans op de dood aan te nemen.
Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat alleen het litteken dat het slachtoffer heeft overgehouden aan het incident onvoldoende is om zwaar lichamelijk letsel aan te nemen.
Het oordeel van de rechtbank.
T.a.v. het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte éénmaal met kracht met een glas in de hand tegen de nek van het slachtoffer heeft geslagen. Het glas is hierdoor gebroken. De rechtbank stelt verder vast dat medische gegevens over het opgelopen letsel met betrekking tot aard, omvang en risico van de ontstane verwonding ontbreken in het dossier. De rechtbank is, bij die stand van zaken, van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans heeft bestaan op het ontstaan van dodelijk letsel. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten, met name over de kans op het raken van een slagader of het ontstaan van ander dodelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
T.a.v. het subsidiair ten laste gelegde feit.
De bewijsmiddelen.

Het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer PL2100-2023226791-21, opgemaakt en afgesloten op 15 oktober 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van [slachtoffer] .
[pag. 11 t/m 12]
In de nacht van vrijdag 13 oktober/zaterdag 14 oktober omstreeks 00.30 uur bevond
ik mij in een café te Dommelen. Het café is genaamd [café ] .
(…)
In het ziekenhuis werd vast gesteld dat ik een forse wond in mijn nek / hals had. (…) In de ambulance werd er ook glas uit de wond gehaald. Er zijn aansluitend 17 hechtingen in / om de wond aangebracht.

Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2023226791-20, opgemaakt en afgesloten op 15 oktober 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van verbalisant [verbalisant] .
[pag. 22 t/m 23]
Op zondag 15 oktober 2023, omstreeks 09.32 uur, heb ik verbalisant de gevorderde
beelden bekeken (…) van café [café ] te Valkenswaard. (…) Als begin datum en tijdstip staat links bovenin vermeld 2023-10-14 00:21:54
(…)
verdachte loopt met versnelde pas naar buiten naar de man in het bomberjack. Verdachte pakt met zijn linkerhand het slachtoffer beet aan zijn kleding ter hoogte van de borst en haalt
vervolgens meteen uit met zijn rechterarm

Het proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer PL2100-2023226791-16, opgemaakt en afgesloten op 14 oktober 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van [getuige 1] .
[pag. 31 t/m 32]
V: Zou jij ons kunnen vertellen wat er vannacht bij café ' [café ] ' is
voorgevallen?
A: (…) [verdachte] flipte ineens helemaal door. (…) En toen sloeg hij met een glas.
V: Waar gebeurde het?
A: Het gebeurde op het terras van café [café ] .
(…)
A: (…) Ik zag dat [verdachte] ineens sloeg met zijn bierglas. Dat glas had hij al in hand.
Hij sloeg in het gezicht of hals van die [slachtoffer] .

Het proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaal nummer PL2100-2023226791-15, opgemaakt en afgesloten op 14 oktober 2023. Dit proces-verbaal houdt onder meer zakelijk weergegeven de verklaring van [getuige 2] .
[pag. 36 t/m 37]
Toen zag ik dat die man een glas in zijn hand had. Dat glas had hij al in zijn hand. Ik zag dat hij dat glas met opzet en met lomp geweld in de hals van [slachtoffer] kapot sloeg.
Nadere overwegingen van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het slachtoffer met een glas in de hand tegen de nek heeft geslagen, met zodanige kracht dat het glas daarbij is gebroken. Dat gegeven illustreert niet alleen de kracht van de klap, maar ook het risico dat door het slaan met een glas glasscherven in de hals of nek terecht kunnen komen. Door die slag heeft het slachtoffer ook daadwerkelijk letsel in de vorm van een snijverwonding opgelopen. Anders dan de verdediging, oordeelt de rechtbank dat ten gevolge van een harde klap met een glas in de nek een aanmerkelijke kans is ontstaan dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals en nek kwetsbare delen van het lichaam zijn, waarin zich vitale bloedvaten bevinden. Door zo te handelen heeft verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op de koop toegenomen. Gezien het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
op 14 oktober 2023 te Valkenswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een glas, tegen zijn nek heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 362 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht verdachte een beperkte taakstraf op te leggen met eventueel een beperkte voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar gezien het tijdsverloop en de blanco justitiële documentatie van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit.
Verdachte heeft zich tijdens het uitgaan uit het niets schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door een andere cafébezoeker met een bierglas tegen de nek te slaan. Verdachte kan niet verklaren waarom hij dit heeft gedaan, omdat hij zich niet kan herinneren wat er die avond is voorgevallen. Als gevolg van het gebeurde heeft het slachtoffer een forse wond opgelopen, waarvan na twee jaar nog altijd een litteken te zien is. Uit de vordering benadeelde partij en de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog altijd last heeft van de gevolgen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en mag van geluk spreken dat de gevolgen van zijn handelen niet nog ernstiger zijn. De rechtbank stelt vast dat gezien het voorgaande het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Daarnaast brengt een dergelijk incident gevoelens van angst en onveiligheid teweeg bij het slachtoffer en bij personen die daarvan getuige zijn geweest, alsmede op het bredere (uitgaans-)publiek.
De persoon van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie aangaande verdachte van 16 september 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsrapportage aangaande verdachte van 28 juli 2025 waaruit blijkt dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat. Verdachte leidt een stabiel leven, waarin zijn gezin en werk centraal staan. Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd in de richting van het slachtoffer en zijn excuses aangeboden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het primair ten laste gelegde feit niet bewezen acht en omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, gelet op wat hiervoor is overwogen over de persoon van verdachte.
Conclusie.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden is.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot een totaalbedrag van € 5.415,11, bestaande uit € 415,11 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De materiële schade bestaat uit kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering en reiskosten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding geheel kan worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.320,-, wat het bedrag is dat aanvankelijk door de benadeelde partij werd gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadevergoeding.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding in haar geheel toewijsbaar, omdat sprake is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten in voldoende mate zijn onderbouwd.
Immateriële schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, namelijk snijletsel met blijvend litteken in de nek tot gevolg. De benadeelde partij heeft daarom recht op een vergoeding van immateriële schade. Bij het bepalen van de hoogte van die vergoeding houdt de rechtbank ook rekening met de geestelijke gevolgen voor de benadeelde. Die gevolgen zijn onderbouwd in de vordering. Daaruit blijkt dat benadeelde last heeft van onder andere angstgevoelens.
De rechtbank heeft acht geslagen op ‘De Rotterdamse Schaal’ en aansluiting gezocht bij de categorie ‘Littekens aan andere delen van het lichaam’, meer specifiek ‘minder ernstige littekenvorming’. Het conform deze categorie toe te wijzen bedrag ligt tussen de € 1.500,- en € 5.500,-. Gelet op de omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,- billijk en wijst zij de vordering tot dit bedrag toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard
.Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 36f, 45, 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
-
Poging tot zware mishandeling

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1 subsidiair:
  • Een
  • Een
Legtaan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 2.415,11 euro.
Bepaaltdat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 415,11 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade. De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 2.415,11 euro, bestaande uit 415,11 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade. De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeeltverdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.J. Verborg, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. N.A. Schipper, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 06 november 2025.