ECLI:NL:RBOBR:2025:7298
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 oktober 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, die eiser is in een kort geding, had op 24 september 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.C.M. Mommers, de rechter die een beslissing had genomen over het al dan niet toelaten van getuigen, waaronder de zoon van verzoeker, tot de zitting. Verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn verzoek om zijn zoon te laten horen, zijn recht op een eerlijk proces schaadde en de schijn van partijdigheid wekte. De rechter had in haar beslissing aangegeven dat de zoon van verzoeker geen partij was in de procedure en dat het horen van getuigen in kort geding procedures in beginsel niet gebruikelijk is. De wrakingskamer oordeelde dat de wrakingsgrond niet lag in feiten of omstandigheden die betrekking hadden op de persoon van de rechter, maar op de procesbeslissing zelf. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was. Daarom werd het verzoek afgewezen zonder verdere behandeling ter zitting.