ECLI:NL:RBOBR:2025:7301

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
WR 25/025
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en gebrek aan redelijke verklaring

Op 17 oktober 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een wrakingsverzoek van een verdachte afgewezen. De verdachte, die betrokken is bij meerdere strafzaken, diende zijn verzoek tot wraking in op 3 oktober 2025. Hij voerde aan dat hij structureel werd buitengesloten door de rechter-commissaris en dat zijn rechten als verdachte niet werden gerespecteerd. De rechters-commissarissen, waaronder mr. E.M. Vermeulen, mr. I.L.A. Boer, mr. N. Freese en mr. D.D.M. Xanthopoulos, reageerden op het verzoek en stelden dat het verzoek te laat was ingediend en niet bedoeld was als een verkapt rechtsmiddel tegen eerdere beslissingen. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van het verzoek betrekking hadden op gebeurtenissen die al geruime tijd geleden hadden plaatsgevonden, en dat verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor de vertraging in de indiening van het verzoek. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet-ontvankelijk was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 25/025

Beslissing van 17 oktober 2025

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van

[verzoeker] ,

hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van

mr. D.D.M. Xanthopoulos, mr. E.M. Vermeulen, mr. I.L.A. Boer en mr. N. Freese

rechters-commissarissen in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

De procedure

1. Verzoeker is verdachte in de zaken met parketnummers 82-044755-22, 82-034914-22 en 82-041275-22. In deze zaken is verzoeker aangemerkt als verdachte van witwassen.

Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Verzoeker heeft op 3 oktober 2025 zijn wrakingsverzoek ingediend. Hierin heeft verzoeker de volgende gronden voor zijn wrakingsverzoek ingediend:
“Het structureel buitensluiten van ondergetekende door de r-c die mijn verzoeken niet in behandeling wil nemen, waardoor ik mijn rechten als verdachte niet kan uitoefenen en ik op dit moment volledig overgeleverd ben aan de willekeur van het OM;
De houding van de r-c vanaf het begin van het strafrechtelijk onderzoek waarbij er (vrijwel) geen oog is voor mijn belangen en die van andere verdachten. Daar tegenover krijgt het OM van de r-c een voorkeursbehandeling. Dit heeft de schijn van partijdigheid meer dan gewekt,
De institutionele miskenning door de r-c van mijn professionele verschoningsrecht, als dat van andere verschoningsgerechtigden. Ondanks een vrij recent arrest van de HR dat ziet op dit strafrechtelijke onderzoek heeft de r-c niet het eigen handelen hierop aangepast;
Een divers aantal beslissingen van de r-c waarin de belangen van het OM structureel vooropgezet worden. Deze beslissingen, zeker in combinatie met het voorgaande, wekken de schijn van partijdigheid.”
2.2
Op 6 oktober 2025 heeft rechter Vermeulen gereageerd op het verzoek. In zijn reactie geeft hij aan dat hij inmiddels niet meer werkzaam is als rechter-commissaris. Hij is dus ook niet meer betrokken bij het onderzoek Milwaukee.
2.3
Op 9 oktober 2025 hebben de rechters Boer, Freese en Xanthopoulos gereageerd op het wrakingsverzoek. Zij geven aan niet te berusten in het wrakingsverzoek. Een wrakingsverzoek is namelijk niet bedoeld als verkapt rechtsmiddel tegen (tussen)beslissingen van rechters waar verzoeker het niet mee eens is. Mocht verzoeker het wrakingsverzoek hebben gedaan wegens het doen of nalaten van concrete handelingen in het verleden, is het verzoek volgens de rechters te laat. Verder hebben de rechters uitgebreid gereageerd op de zorgpunten van verzoeker.

De beoordeling

3.1
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter richting een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarover objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.2
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting direct afwijzen als het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant). De wrakingskamer oordeelt dat die situatie zich hier voordoet en overweegt daarbij het volgende.
3.3
De door verzoeker genoemde gronden en de onderbouwing daarvan, zien op gestelde gebeurtenissen die al geruime tijd geleden zouden hebben plaatsgevonden. Zo wijst verzoeker op gebeurtenissen, handelen of nalaten vanaf 2021 tot en met juni 2025, terwijl hij zijn wrakingsverzoek op 3 oktober 2025 heeft ingediend. Een wrakingsverzoek moet echter worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is bedoeld onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.4.
Voor het tijdsverloop heeft r verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. De door verzoeker gestelde, maar niet nader geconcretiseerde ontwikkelingen, in combinatie met de omstandigheid dat hij op dit moment in Nederland is en dus een wrakingszitting kan bijwonen, leiden niet tot een ander oordeel. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in zijn verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.
3.5
Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt niet toegekomen, gelet op wat hiervoor is beschreven.

De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. C.T.C. Wijsman en mr. M. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van, mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 515, vijfde lid, Sv).