ECLI:NL:RBOBR:2025:7305

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
WR 25/026
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele zaken wegens vermeende partijdigheid

Op 17 oktober 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster had de wraking ingediend tegen de rechters mr. D.J.M. van der Voort, mr. J.L.M. Dohmen en mr. S.A.J. de Jong-Nibourg, omdat zij meende dat deze rechters niet onafhankelijk en onpartijdig waren in haar lopende zaken. Het wrakingsverzoek was ingediend na een einduitspraak in een andere zaak, wat volgens de wet niet is toegestaan. De rechters hebben in hun reactie aangegeven dat er geen objectieve feiten zijn die de schijn van partijdigheid zouden kunnen wekken. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekster onvoldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid. Bovendien was het verzoek tot wraking in de meeste andere zaken niet ontvankelijk, omdat de rechters al einduitspraken hadden gedaan. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het wrakingsmiddel misbruikte, wat leidde tot de beslissing dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaken niet meer in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 25-026
Beslissing van 17 oktober 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van

1.mr. D.J.M. van der Voort,

2.
mr. J.L.M. Dohmen,
3.
mr. S.A.J. de Jong-Nibourg,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 oktober 2025
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 7 oktober 2025
  • de aanvulling op het schriftelijke wrakingsverzoek van 7 oktober 2025.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer SHE25/1122. In deze zaak is een zitting bepaald op 30 oktober 2025. Daarnaast strekt het verzoek ook tot wraking van de rechters in de zaken met nummers SHE 22/1225, SHE 23/541, SHE 23/659, SHE 23/661, SHE 23/680, SHE 23/897 en SHE 25/1724.
2.2.
Verzoekster heeft -kort gezegd- het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
De rechters mr. J.L.M. Dohmen en mr. S.A.J. de Jong-Nibourg zijn betrokken bij de zaak met nummer SHE 25/1122. Zij zijn ook als rechters betrokken geweest bij andere zaken van verzoekster. Uit de behandeling van die zaken en de beslissingen die daarin zijn genomen, blijkt dat deze rechters niet onafhankelijk en onpartijdig zijn. Mr. Dohmen en
mr. De Jong-Nibourg mogen daarom niet meer betrokken worden bij de behandeling van procedures van verzoekster. Er is dan namelijk geen sprake van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Daarnaast hebben de rechters ten onrechte een zitting bepaald in de zaak SHE25/1122, in plaats van de zaak schriftelijk af te doen. Verzoekster is namelijk wegens ziekte niet in staat om de zaak mondeling toe te lichten of ter zitting te verschijnen. Het vasthouden aan een fysieke of digitale zitting leidt tot een schending van artikel 6 en 13 EVRM.
2.3.
Daarnaast legt verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten aanzien van de andere zaaknummers ten grondslag – kort gezegd – dat de rechters van die zaken de procedures niet juist hebben behandeld dan wel onjuiste beslissingen hebben genomen.
2.4.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. De rechters geven ten aanzien van de zaak met nummer SHE 25/1122 aan dat er geen feiten of omstandigheden aan de orde zijn, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat de schijn van partijdigheid is gewekt, noch waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat mr. Dohmen en mr. De Jong-Nibourg eerder zaken van verzoekster hebben behandeld, is daarvoor volgens de rechters onvoldoende. Ten aanzien van de zaken met nummers SHE 23/659 en SHE 23/680 geven de rechters aan dat in die zaken al een einduitspraak is gedaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 Awb kan een rechter alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Ten aanzien van de zaken SHE 22/1225, SHE 23/541, SHE 23/659, SHE 23/661, SHE 23/680, SHE 23/897 en SHE 25/1724 overweegt de wrakingskamer dat het verzoek is gedaan nadat de rechters in die zaken in de hoofdzaak einduitspraak hebben gedaan of een eindbeslissing hebben genomen. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat een einduitspraak is gedaan. Om die reden kan verzoekster niet in het wrakingsverzoek met betrekking tot deze zaaknummers worden ontvangen. Daarnaast is een deel van deze zaken niet behandeld door de rechters tegen wie de wraking is gericht. Ook om die reden kan verzoekster niet in het wrakingsverzoek ten aanzien van (een deel van) deze zaken worden ontvangen.
3.3.
Ten aanzien van de wraking in de zaak SHE 25/1122 overweegt de wrakingskamer het volgende. Het optreden van een rechter in een eerdere procedure is in beginsel geen grond voor wraking in een andere of volgende procedure. De wrakingskamer ziet geen bijzondere feiten of omstandigheden waardoor in dit geval ten aanzien van andere procedures en beslissingen van mr. Dohmen en mr. De Jong-Nibourg van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
3.4.
Daarnaast vindt verzoekster ten aanzien van de zaak SHE 25/1122 de rechters vooringenomen omdat zij een onjuiste beslissing hebben genomen door de zaak niet schriftelijk af te doen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing, ook als het om een procesbeslissing gaat, geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer komt namelijk geen oordeel toe over de juistheid van zo’n (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in een eventueel hoger beroep belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Dat is alleen anders wanneer de gewraakte (proces)beslissing, een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Daarvan is met de beslissing om de zaak niet schriftelijk af te doen en partijen uit te nodigen voor een zitting geen sprake. Deze in het wrakingsverzoek vermelde grond slaagt daarom niet.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet
opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het
debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het
vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
Verzoekster heeft in eerdere procedures al meerdere wrakingsverzoeken gedaan die geen van alle zijn gehonoreerd, die feitelijke onderbouwing missen en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoekster het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de in rechtsoverweging 2.1. vermelde zaken niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek voor zover dit ziet op de zaken met nummers SHE 22/1225, SHE 23/541, SHE 23/659, SHE 23/661, SHE 23/680, SHE 23/897 en SHE 25/1724,
4.2.
wijst het verzoek tot wraking voor zover dit ziet op de zaak met nummer SHE 25/1122 af,
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in voornoemde zaken niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. F.H.E. Boerma en mr. C.T.C. Wijsman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025.
de griffier is verhinderd om
de beslissing te ondertekenen de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.