ECLI:NL:RBOBR:2025:7307

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
VR 25/003
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 september 2025 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot verschoning toegewezen van mr. M.J.H.M. Verhoeven, bestuursrechter. Het verzoek was ingediend op grond van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter had eerder een uitspraak gedaan in een geschil dat partijen verdeeld houdt, en was van mening dat eisers een gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid konden hebben, gezien zijn eerdere beoordeling van de bezwaargronden in een voorlopige voorziening. De verschoningskamer oordeelde dat de gronden voor het verzoek terecht waren ingediend, omdat de rechter eerder betrokken was bij een uitspraak over dezelfde WOZ-waarde voor hetzelfde object en belastingjaar. Hierdoor kon de objectieve vrees voor onpartijdigheid gerechtvaardigd zijn. De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter zal worden overgenomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Verschoningskamer
zaaknummer: VR 25/003

Beslissing van 15 september 2025

van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
mr. M.J.H.M. Verhoevenin zijn hoedanigheid van bestuursrechter in de zaak met zaaknummers SHE 24/437 1 en SI-IE 25/422,
hierna te noemen: de rechter.

De procedure

1. De rechter heeft op 1 5 september 2025 een verschoningsverzoek ingediend. Een
afschrift van het verzoek zal tegelijk met het afschrift van deze beslissing aan partijen
worden toegestuurd.

Het verschoningsverzoek

2. De rechter heeft aan zijn verschoningsverzoek - kort samengevat - ten grondslag
gelegd dat hij eerder een uitspraak heeft gedaan in het geschil dat partijen verdeeld houdt.
De rechter heeft namelijk, in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening, in een
uitspraak van 28 maart 2024 een voorlopig rechtmatigheidsoordeel gegeven en daarbij de
bezwaargronden van eisers inhoudelijk beoordeeld. Inmiddels heeft het college van
gedeputeerde staten van Noord-Brabant een beslissing op het bezwaarschrift van eisers
genomen waartegen eisers in beroep zijn gegaan. De rechter is aangewezen deze zaak te
behandelen. De rechter is echter van mening dat eisers, gelet op zijn oordeel als
voorzieningenrechter over de bezwaargronden, die gelijk zijn aan de beroepsgronden, een
gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid kunnen hebben. De rechter acht zich
daarom niet Vrij om de zaak te behandelen en verzoekt de verschoningskamer om zijn
verzoek toe te wijzen.

De beoordeling

3.1
Op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan elk van de rechters die een zaak behandelen verzoeken zich te mogen verschonen.
3.2
Bij de beoordeling van een verschoningsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, als geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de zaak, de bij een partij bestaande vrees van onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van een partij is niet doorslaggevend.
3.3
Gelet op de gronden die de rechter heeft aangevoerd, is het verschoningsverzoek terecht ingediend. Omdat de rechter eerder in een meervoudige kamer tussen dezelfde procespartijen een uitspraak heeft gedaan over dezelfde WOZ-waarde voor hetzelfde object over hetzelfde belastingjaar, kan inderdaad diens betrokkenheid door een procespartij worden gezien als een feit of omstandigheid dat/die grond kan geven voor de objectief gerechtvaardigde vrees dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Het verzoek zal dus worden toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen.

De beslissing

De verschoningskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot verschoning van
mr. M.J.H.M. Verhoeven toe en verstaat dat in de bovengenoemde zaken een andere rechter
zal worden aangewezen.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. M.E. Bartels en
mr. V.R. de Meyere, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E.A. Schokker
Stadhouders en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.
de griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 8:20, derde lid, Awb).