ECLI:NL:RBOBR:2025:7314

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
01-083093-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van cannabis

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 juli 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de A50 te Huisseling, gemeente Oss. De verdachte, een beginnend bestuurder, was onder invloed van cannabis en had een THC-gehalte in zijn bloed van 3,5 microgram per liter, wat boven de toegestane grens ligt. Het ongeval resulteerde in een kettingbotsing waarbij een andere bestuurder, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, namelijk een hernia waarvoor een operatie noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere verkeersovertredingen, waaronder roekeloos en onoplettend rijgedrag. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 140 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat het ongeval ernstige gevolgen had voor het slachtoffer en dat de verdachte, ondanks zijn kennis van de negatieve effecten van drugs op zijn rijvaardigheid, toch had besloten om te rijden. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn medewerking aan het onderzoek en zijn spijtbetuiging aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.083093.24]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.083093.24
Datum uitspraak: 10 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ]

geboren te [geboorteplaats] op [2001] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op of omstreeks 6 juli 2023 te Huisseling, gemeente Oss, in elk geval inNederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,daarmede rijdende over de weg, A50, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijnschuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk gevalzeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,-na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen inhet verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van deWegenverkeerswet 1994, te weten, cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in dezin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bijdie stof vermelde meetbare stof 3,5 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijndehoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermeldegrenswaarde, en/of-terwijl het voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende verkeer, afremde en/oftot stilstand kwam,-bezig te zijn met de bediening van de radio en/of daarbij en/of daardoor-onvoldoende aandacht te hebben en/of te houden voor de verkeerssituatie en/ofverkeersveiligheid ter plaatse, en/of-zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig totstilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien enwaarover deze vrij was, en/of-een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens)-tegen een voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende, althans zichbevindende personenauto (Fiat) te rijden en/of te botsen,waardoor, althans mede waardoor, deze personenauto (Fiat) tegen een daarvoorrijdende, althans zich bevindende personenauto (Renault) is gebotst en/of geduwden/ofwaardoor, althans mede waardoor, laatstgenoemde personenauto (Renault) tegeneen daarvoor rijdende, althans zich bevindende personenauto (Seat) is gebotsten/of geduwd,waardoor de bestuurder van genoemde Renault (genaamd [slachtoffer] )zwaar lichamelijk letsel, te weten een hernia, waarvoor operatie noodzakelijk wasen/of blijvende pijnklachten aan rug of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,datdaaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normalebezigheden is ontstaanterwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na hetfeit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,zevende of negende lid van genoemde wet;( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
Feit 2:hij op of omstreeks 6 juli 2023 te Huisseling, gemeente Os, in elk geval in Nederland,een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeftdoen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs engeneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lidvan de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis,terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, hetgehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 3,5 microgram THC,per liter bloed bedroeg, in elk geval een gehalte hoger dan de in artikel 3 van hetgenoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )
Feit 3:hij op of omstreeks 6 juli 2023 te Huisseling, gemeente Oss, in elk geval inNederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende opde weg, A50,-terwijl het voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende verkeer, afremde en/oftot stilstand kwam,-bezig te zijn met de bediening van de radio en/of daarbij en/of daardoor-onvoldoende aandacht heeft gehad en/of gehouden voor de verkeerssituatie en/ofverkeersveiligheid ter plaatse, en/of-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig totstilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien enwaarover deze vrij was, en/of-een kettingbotsing heeft veroorzaakt door (vervolgens)-tegen een voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende, althans zichbevindende personenauto (Fiat) is gereden en/of is gebotst,waardoor, althans mede waardoor, deze personenauto (Fiat) tegen een daarvoorrijdende, althans zich bevindende personenauto (Renault) is gebotst en/of geduwden/ofwaardoor, althans mede waardoor, laatstgenoemde personenauto (Renault) tegeneen daarvoor rijdende, althans zich bevindende personenauto (Seat) is gebotsten/of geduwd,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De combinatie van het besturen van een voertuig onder invloed van cannabis, de omstandigheid dat verdachte niet zijn volle aandacht bij het verkeer had, terwijl er sprake was van drukte op de weg en filerijden en hij met een te hoge snelheid heeft gereden voor de verkeersomstandigheden ter plaatse, maakt dat er sprake is van schuld in de gradatie zeer onoplettend of onvoorzichtig rijgedrag. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Tot slot is aangevoerd dat ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten sprake is van enige vorm van samenloop.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich, conform de pleitnota, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging het navolgende bepleit. Van roekeloosheid is geen sprake, waardoor verdachte daarvan partieel dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de vraag of de combinatie van omstandigheden en gedragingen van verdachte als aanmerkelijk en/of onvoorzichtig gekwalificeerd kunnen worden, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij is evenwel opgemerkt dat bij een enkele momentopname van onoplettendheid niet de conclusie gerechtvaardigd is dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Daar is meer voor nodig. Verdachte heeft verklaard dat hij kort voor de kettingbotsing even met de radio bezig is geweest. Dit is een handeling die vrijwel elke autorijder verricht en die niet meteen aanmerkelijke onvoorzichtigheid/onoplettendheid oplevert. De snelheid waarmee verdachte reed, is ook niet vast komen te staan. Verdachte heeft om onduidelijke redenen niet op tijd kunnen afremmen voor de file die plotseling voor hem opdoemde en de concentratie THC in zijn bloed bleek net boven de grenswaarde te verkeren. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de beantwoording van de vraag of het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kan worden. Tot slot is opgemerkt dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
T.a.v. feit 1:
Beoordelingskader schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het onder feit 1 tenlastegelegde verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 WVW. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Het rijgedrag van verdachte moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte.
Het verkeersongeval
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat op 6 juli 2023 er een kettingbotsing heeft plaatsgevonden op de A50 in Huisseling (gemeente Oss). De kettingbotsing is ontstaan doordat verdachte, rijdend in een auto van het merk Volvo, achterop een stilstaand voertuig is gereden, te weten: een auto van het merk Fiat. De Fiat waar hij achterop is gereden, werd zo hard geraakt dat deze over de kop geslagen is en het voertuig voor hem heeft geraakt, te weten: een auto van het merk Renault. De Renault heeft vervolgens de auto geraakt die voor hem stond, te weten een auto van het merk Seat. In totaal waren er vier voertuigen bij de kettingbotsing betrokken.
Verdachte is een beginnend bestuurder. Nadat het verkeersongeval had plaatsgevonden heeft hij medewerking verleend aan bloedonderzoek. Het bloedonderzoek heeft uitgewezen dat het THC gehalte in zijn bloed 3,5 microgram per liter bloed bedroeg, terwijl de grens ligt op 3,0 microgram per liter bloed.
In dit verband overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat de rijvaardigheid negatief beïnvloed wordt wanneer er sprake is van drugsgebruik. Hierdoor is een bestuurder minder goed in staat te anticiperen op onverwachte gebeurtenissen en ook is de reactiesnelheid vertraagd. Naar eigen zeggen blowde verdachte toentertijd dagelijks zes keer per dag en had hij twee uur voor het ongeval nog wiet gerookt. Eigenlijk reed hij vrijwel altijd onder invloed van cannabis, aldus verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij wist welke invloed het gebruik van drugs op zijn rijvaardigheid en reactiesnelheid kon hebben, maar dat hij desondanks in de auto is gestapt en is gaan rijden. Dat verdachte met (teveel) drugs op is gaan rijden, terwijl hij bekend was met de nadelige gevolgen hiervan, is naar het oordeel van de rechtbank een zeer ernstige verkeersfout.
Daar komt bij dat het druk was op de weg. De langzaam rijdende auto’s - rijdende in gelijke richting - trokken steeds weer op en remden weer af en kwamen tot stilstand. De rechtbank overweegt dat dergelijke omstandigheden extra oplettendheid vereisen van iedere bestuurder. Verdachte is daarentegen tijdens deze omstandigheden bezig geweest met zijn radio om andere muziek op te zetten. Terwijl hij met de bediening van zijn radio bezig was, heeft hij onvoldoende aandacht gehad en gehouden op de weg en daarmee op de verkeerssituatie en veiligheid ter plaatse. Op het moment dat hij naar het dashboard keek en met de bediening van de radio bezig was, werd er door de auto’s die voor hem reden kennelijk weer geremd. Toen verdachte opkeek van het dashboard, was het al te laat om het ongeval nog te vermijden. Hoewel op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte - gelet op de situatie ter plaatse - te hard heeft gereden, zoals gesteld door de officier van justitie, had verdachte zijn snelheid niet zodanig geregeld dat hij nog in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat het door verdachte vertoonde gedrag substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist en mag worden verwacht en dat sprake is van meerdere verkeersovertredingen. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen dan hij heeft gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het handelen van verdachte schuld oplevert in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte heeft door te handelen zoals hierboven uiteengezet onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich ook hebben verwezenlijkt. Anders dan de officier van justitie, kwalificeert de rechtbank de mate van schuld - onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden - als
aanmerkelijkonvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de zwaardere ten laste gelegde schuldgradaties, te weten:
roekeloosheiden
zeeronvoorzichtig en onoplettend.
Zwaar lichamelijk letsel.
De bestuurder van de Renault, te weten: [slachtoffer] , heeft door het ongeval een hernia opgelopen. Hij is hieraan geopereerd en heeft blijvende pijnklachten, waardoor hij zijn baan als vrachtwagenchauffeur niet meer kan uitoefenen. Gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen en de vraag naar (volledig) herstel, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] naar normaal spraakgebruik kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, terwijl hij onder invloed was van cannabis en het THC-gehalte in zijn bloed hoger was dan is toegestaan. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De overige door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit merkt de rechtbank aan als bewijsverweren. Deze verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen.
T.a.v. feit 2 en 3
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daarop ook geen inhoudelijk verweer gevoerd.
Eendaadse samenloop
Ten aanzien van de onder 1 en 2 en ten aanzien van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten overweegt de rechtbank dat deze feiten op dezelfde tijd en plaats hebben plaatsgevonden en zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot feiten 1 en 2 en feiten 1 en 3 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:op 6 juli 2023 te Huisseling, gemeente Oss, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,daarmede rijdende over de weg, A50, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijnschuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,-na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen inhet verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van deWegenverkeerswet 1994, te weten, cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in dezin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bijdie stof vermelde meetbare stof 3,5 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijndehoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermeldegrenswaarde, en-terwijl het voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende verkeer, afremde en/oftot stilstand kwam,-bezig te zijn met de bediening van de radio en daarbij-onvoldoende aandacht te hebben en te houden voor de verkeerssituatie enverkeersveiligheid ter plaatse, en-zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig totstilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien enwaarover deze vrij was, en-een kettingbotsing te veroorzaken door vervolgens-tegen een voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende, althans zichbevindende personenauto (Fiat) te rijden en te botsen,waardoor deze personenauto (Fiat) tegen een daarvoorrijdende, althans zich bevindende personenauto (Renault) is gebotst of geduwdenwaardoor laatstgenoemde personenauto (Renault) tegeneen daarvoor rijdende, althans zich bevindende personenauto (Seat) is gebotst ofgeduwd,waardoor de bestuurder van genoemde Renault ( [slachtoffer] )zwaar lichamelijk letsel, te weten een hernia, waarvoor operatie noodzakelijk wasen blijvende pijnklachten aan rug is ontstaan,terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994.T.a.v. feit 2:op 6 juli 2023 te Huisseling, gemeente Osseen voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs engeneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lidvan de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis,terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, hetgehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 3,5 microgram THC,per liter bloed bedroeg.T.a.v. feit 3:op 6 juli 2023 te Huisseling, gemeente Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende opde weg, A50,-terwijl het voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende verkeer, afremde en/oftot stilstand kwam,-bezig te zijn met de bediening van de radio en daarbij-onvoldoende aandacht heeft gehad en gehouden voor de verkeerssituatie enverkeersveiligheid ter plaatse, en-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig totstilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien enwaarover deze vrij was, en-een kettingbotsing heeft veroorzaakt door vervolgens-tegen een voor hem, verdachte, in gelijke richting rijdende, althans zichbevindende personenauto (Fiat) is gereden en is gebotst,waardoor deze personenauto (Fiat) tegen een daarvoorrijdende, althans zich bevindende personenauto (Renault) is gebotst of geduwdenwaardoor laatstgenoemde personenauto (Renault) tegeneen daarvoor rijdende, althans zich bevindende personenauto (Seat) is gebotst ofgeduwd,door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 140 uur ter zake van de misdrijven zoals onder feit 1 en 2 ten laste gelegd. Ter zake van de onder feit 3 ten laste gelegde overtreding, heeft de officier van justitie een taakstraf van 20 uur gevorderd. Daarnaast dient aan verdachte te worden opgelegd een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 2 jaar met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de verdediging verzocht af te zien van het opleggen van een gevangenisstraf en ter zake van het bewezenverklaarde een taakstraf op te leggen. De verdediging acht de duur van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf ten aanzien van feit 1 en 2 redelijk. Verzocht is de duur van de gevorderde taakstraf ten aanzien van feit 3 te matigen. Voorts is aangevoerd dat verdachte voor de uitoefening van zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs. Gelet op die omstandigheid is verzocht een eventuele OBM geheel voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn dan wel met het tijdsverloop en met de regels omtrent samenloop.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een ernstig verkeersongeval (kettingbotsing) veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte onder invloed was van cannabis en het THC-gehalte in zijn bloed hoger was dan is toegestaan. Hierdoor is tevens gevaar en hinder op de weg veroorzaakt en verwezenlijkt. Het ongeval heeft grote gevolgen voor de heer [slachtoffer] gehad. Hij heeft een hernia opgelopen waaraan hij geopereerd is, heeft blijvende pijnklachten en kan daardoor zijn beroep niet meer uitoefenen. Verder is er grote materiële schade veroorzaakt aan de auto’s die bij de kettingbotsing waren betrokken. De rechtbank neemt het verdachte verder zeer kwalijk dat hij onder invloed was van een te hoge concentratie drugs, bekend was met de negatieve werking hiervan op zijn rijvaardigheid en reactiesnelheid, maar toch is gaan rijden.
De persoon van de verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte weegt de rechtbank mee de omstandigheid dat verdachte in een vroeg stadium van het onderzoek de verantwoordelijkheid van de door hem gepleegde strafbare feiten op zich heeft genomen en zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode waarin het verkeersongeval heeft plaatsgevonden een vaste blower was, en vrijwel altijd onder invloed van drugs in de auto stapte. De rechtbank vindt dit zeer ernstig en zorgelijk. Verdachte blijkt echter wel zijn les uit het ongeval getrokken te hebben en is gestopt met het gebruik van drugs.
Voorts heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van de door hem gepleegde gedragingen en het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet. Er heeft een mediationgesprek plaatsgevonden en verdachte heeft zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer. Hij heeft een betalingsregeling getroffen ter vergoeding van de (voorlopige) geleden schade en betaalt hiervoor maandelijks een fors bedrag. De rechtbank houdt hiermee rekening en heeft hier waardering voor.
Tijdsverloop (geen schending redelijke termijn)
Elke verdachte heeft het recht op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. De rechtbank overweegt dat artikel 6 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet tot de opvatting dwingt dat het eerste verhoor van verdachte door de politie steeds als zodanige handeling heeft te gelden. Anders dan de verdediging primair heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat deze op zijn redelijkheid te beoordelen termijn in deze zaak niet is aangevangen op 6 juli 2023, de dag waarop verdachte is aangehouden en verhoord, maar op 6 juni 2024, de dag waarop verdachte door het Openbaar Ministerie werd geïnformeerd over zijn vervolging. Nu het uitgangspunt is dat iedere verdachte in beginsel recht heeft op afdoening van zijn zaak binnen een termijn van twee jaar, is de rechtbank van oordeel dat van schending van de redelijke termijn in deze zaak geen sprake is. Wel zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met het tijdsverloop sinds het begaan van de feiten.
Eendaadse samenloop
De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat ten aanzien van de onder 1 en 2, en ten aanzien van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop.
De strafsoort, strafmaat en strafmodaliteit
Bij de bepaling van de straffen hanteert de rechtbank als uitgangspunt de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
In de hiervoor beschreven omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank zal een taakstraf opleggen van 140 uur ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven en een taakstraf van 10 uur ter zake van de onder 3 bewezenverklaarde overtreding.
De rechtbank vindt het daarnaast noodzakelijk dat ter zake van feit 1 en 2 aan verdachte een OBM wordt opgelegd. In afwijking van de oriëntatiepunten zal zij deze bijkomende straf echter geheel voorwaardelijk opleggen. Verdachte moet voor zijn werk auto kunnen rijden en heeft zijn rijbewijs daarvoor nodig. Een onvoorwaardelijke ontzegging zou het gevolg hebben dat verdachte zijn betaalde baan moet staken, waardoor mogelijk ook de betalingsregeling met het slachtoffer wordt doorkruist en dit acht de rechtbank onwenselijk.
Een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaren volstaat naar het oordeel van de rechtbank.
Gelet op onder meer de omstandigheid dat de rechtbank de mate van schuld kwalificeert als
aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde hogere schuldgradatie
zeer onoplettend en onvoorzichtig, zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen passend en geboden is en de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 Wetboek van Strafrecht
5, 6, 8, 175, 176, 177 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart
het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezenzoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet
T.a.v. feit 2:

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

(3,5 microgram THC)

Het onder feit 3 bewezenverklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. feit 3:

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
De onder 1 en 2 en onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn in eendaadse samenloop gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
 Een
taakstraf voor de duur van 140 urensubsidiair 70 dagen hechtenis
 Een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 3:

Een taakstraf voor de duur van 10 urensubsidiair 5 dagen hechtenis
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Freese - de Haas, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2025.