ECLI:NL:RBOBR:2025:7436

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
01.037275.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met meerdere slachtoffers door roekeloos rijgedrag

Op 14 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 27 april 2022 te Deurne. De verdachte, als bestuurster van een personenauto, is op de verkeerde weghelft gaan rijden, wat leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomende auto en een daaropvolgende botsing met een andere auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen door onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en niet aan haar verplichting te voldoen om zoveel mogelijk rechts te houden, zoals voorgeschreven in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers, waaronder de bestuurder en passagier van de andere betrokken auto, zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen door het ongeval. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde feiten in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie vastgesteld en de verdachte van een deel van de tenlastelegging vrijgesproken. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 31 oktober 2025, waarbij de dagvaarding geldig is bevonden en de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.037275.23]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.037275.23
Datum uitspraak: 14 november 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te: [adres] .
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
31 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 april 2025. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 27 april 2022 te Deurne als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de Helmondsingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer op die weg en/of de wegsituatie aldaar, en/of
niet aan haar verplichting te voldoen zoveel mogelijk rechts te houden, als gesteld in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waardoor zij met de door haar bestuurde personenauto op de verkeerde weghelft is terechtgekomen,
waardoor er een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen die personenauto en een tegemoetkomende bedrijfsauto (kenteken [kenteken 2] ) en/of een tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 3] ), en/of (door deze aanrijding en/of botsing) een andere aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen de laatstgenoemde tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 3] ) en een andere tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 4] ), waardoor (een) ander(en), te weten
-de bestuurder van de personenauto (kenteken [kenteken 3] ), genaamd [slachtoffer 1] , zwaar
lichamelijk letsel, te weten (een) gebroken rib(ben), een gebroken (onder)arm en/of een
gebroken (boven)been, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
-de passagier van de hiervoor genoemde personenauto (kenteken [kenteken 3] ), genaamd [slachtoffer 2]
, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, een gebroken
(middel)vinger en/of (een) gebroken middenvoetsbeentjes, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan, en/of
-de bestuurster van de personenauto (kenteken [kenteken 4] ), genaamd [slachtoffer 3]
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering
in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 april 2022 te Deurne als bestuurster van een voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, de Helmondsingel, onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer op die weg en/of de wegsituatie aldaar, en/of
niet aan haar verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden, als
gesteld in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
waardoor zij met de door haar bestuurde personenauto op de verkeerde weghelft is
terechtgekomen, waardoor er een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen die personenauto en een tegemoetkomende bedrijfsauto (kenteken [kenteken 2] ) en/of een
tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 3] ), en/of (door deze aanrijding
en/of botsing) een andere aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen de laatstgenoemde tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 3] ) en een andere tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 4] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Aan de orde is een op 27 april 2022 plaatsgevonden verkeersongeval op de Helmondsingel te Deurne met meerdere slachtoffers die als gevolg van het ongeval lichamelijk letsel hebben opgelopen. Verdachte wordt ervan beschuldigd dat zij dit verkeersongeval heeft
veroorzaakt door – kort gezegd – onvoldoende rechts te houden en op de verkeerde weghelft te rijden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde
misdrijfvariant gerekwireerd. Volgens de officier van justitie is sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte en daarmee is voldaan aan het in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) neergelegde schuldvereiste. In de visie van de officier van justitie hebben slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft het slachtoffer [slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat het door verdachte bestuurde voertuig, rijdende op een tweebaansweg met op dat moment veel verkeersdeelnemers, onvoldoende rechts heeft gehouden en zich gedurende
enige tijdop de weghelft van het haar tegemoetkomende verkeer heeft begeven met diverse aanrijdingen tot gevolg. Dat het voertuig van verdachte tenminste enige tijd op de andere weghelft heeft gereden leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat ten minste zes verkeersdeelnemers daar hinder van hebben ondervonden (twee motorrijders en vier automobilisten). Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat zij ten tijde van de aanrijding bij bewustzijn was. De rechtbank kwalificeert dit rijgedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met in het verlengde daarvan het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Met de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat het door slachtoffer [slachtoffer 1] opgelopen letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Echter,
anders dan de officier van justitie beschouwt de rechtbank het door slachtoffer [slachtoffer 2] opgelopen letsel niet als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank kwalificeert dat letsel als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Over het door slachtoffer [slachtoffer 3] opgelopen lichamelijke letsel overweegt de rechtbank dat op basis van de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet duidelijk is geworden óf dan wel in hoeverre het voor een bewezenverklaring vereiste
lichamelijkeletsel tot tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden bij het slachtoffer heeft geleid. De rechtbank ziet veeleer in de op pagina 14 van het eindproces-verbaal door het slachtoffer verwoorde forse psychische nasleep van het ongeval een sterke indicatie voor de oorsprong van genoemd gevolg.
Gelet op deze onduidelijkheid zal de rechtbank verdachte dan ook van dit onderdeel van
de tenlastelegging (partieel) vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(primair)
op 27 april 2022 te Deurne als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de Helmondsingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer op die weg en/of de wegsituatie aldaar, en niet aan haar verplichting te voldoen zoveel mogelijk rechts te houden, als gesteld in artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waardoor zij met de door haar bestuurde personenauto op de verkeerde weghelft is terechtgekomen,
waardoor er een aanrijding is ontstaan tussen die personenauto en een tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 3] ) en door deze aanrijding een andere aanrijding is ontstaan tussen de laatstgenoemde tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 3] )
en een andere tegemoetkomende personenauto (kenteken [kenteken 4] ), waardoor anderen, te weten:
-de bestuurder van de personenauto (kenteken [kenteken 3] ), genaamd [slachtoffer 1] , zwaar
lichamelijk letsel, te weten gebroken ribben, een gebroken onderarm en een gebroken
bovenbeen werd toegebracht en
-de passagier van de hiervoor genoemde personenauto (kenteken [kenteken 3] ), genaamd [slachtoffer 2]
, zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zullen nader worden uitgewerkt in
een aanvulling op dit verkort vonnis als daartegen hoger beroep wordt ingesteld
(artikel 365a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering).

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.(bijlage)
De officier van justitie heeft een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een rijontzegging van 4 maanden gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst feiten.
Verdachte is, door een onbekend gebleven oorzaak, gedurende enige tijd op een tweebaansweg (deels) op de weghelft van het haar tegemoetkomende verkeer gaan
rijden, waardoor diverse aanrijdingen met tegenliggers zijn ontstaan met alle gevolgen
van dien.
Zo heeft slachtoffer [slachtoffer 1] door het ongeval 11 gebroken ribben, een gebroken arm en een complexe beenbreuk opgelopen met langdurige en ingrijpende gevolgen voor met name zijn werkzame leven. Uit informatie uit januari 2023, circa 8 maanden na het ongeval, volgt dat hij, werkzaam als ZZP’er, tot dan niet heeft kunnen werken en naar eigen zeggen ‘financieel aan de grond zit’. Op dat moment bestond er als gevolg van de beenbreuk een kans op blijvende invaliditeit en was de voortzetting van zijn werkzame leven als loodgieter onzeker. Voor de mentale verwerking van het ongeval had [slachtoffer 1] een EMDR-traject doorlopen.
Het door het slachtoffer [slachtoffer 2] opgelopen lichamelijke letsel was weliswaar minder ingrijpend dan dat van [slachtoffer 1] , maar zij heeft als gevolg van de inwerking van de veiligheidsgordel en het aan de linkerkant van haar lichaam opgelopen letsel,
maandenlang fysieke klachten en ongemak ervaren met alle beperkingen van dien.
Eerst ruim vier maanden na het ongeval kon zij weer fulltime werken. Voor de mentale verwerking van het ongeval is zij met PMA-therapie gestart.
De rechtbank rekent verdachte dit alles aan, waarbij de rechtbank niet
onbenoemd wenst te laten dat verdachte ten tijde van haar verhoor bij de politie niet
haar verantwoordelijkheid voor het veroorzaken van het ongeval heeft genomen en zij
na het ongeval kennelijk nimmer naar het welzijn van de slachtoffers heeft geïnformeerd.
Strafblad.
Verdachte is in Nederland nooit eerder met politie of justitie in aanraking geweest.
Strafmatigende omstandigheid.
Sinds het tijdstip waarop het door haar gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad is
geruime tijd (ruim 3,5 jaren) verstreken.
Oriëntatiepunten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Uitgaande van
de oriëntatiepunten neemt de rechtbank in deze zaak, met twee slachtoffers, een
taakstraf van 120 uren en een rijontzegging van negen maanden als uitgangspunt.
Overschrijding redelijke termijn.
De rechtbank constateert dat in deze zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Als uitgangspunt heeft te gelden dat bij een niet-
gedetineerde verdachte de behandeling van de zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond binnen 24 maanden vanaf het tijdstip waarop verdachte in alle redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat op de datum dat het vonnis in deze zaak wordt gewezen de redelijke termijn, gemeten vanaf het tijdstip van het eerste verhoor, met ongeveer 18 maanden is overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding in strafmatigende zin verdisconteren. Zonder overschrijding van de redelijke termijn was aan verdachte een taakstraf 120 uren en een rijontzegging van negen maanden opgelegd.
De straffen.
Alles overziend en met inachtneming van de verdiscontering van de overschrijding van
de redelijke termijn zoals hiervoor besproken, acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren en een rijontzegging van 4 maanden passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
(primair)
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

(t.a.v. primair)
-
een taakstrafvoor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;

-een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van

4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.F.N. van Schaijk, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 14 november 2025.