ECLI:NL:RBOBR:2025:7488

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
01-149394-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ladingdiefstal van horloges met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van ladingdiefstal van horloges. De verdachte werd ervan beschuldigd op 23 juli 2025 in Maarheeze, samen met anderen, dozen met horloges te hebben weggenomen die toebehoorden aan een ander. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich toegang tot de vrachtwagen hebben verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 173 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen. De verdachte heeft een deels bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezen verklaarde feit en heeft de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.219765.25
Parketnummer vordering: 01.149394.24
Datum uitspraak: 17 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 oktober 2025.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2025 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, dozen met horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling

De zaak met parketnummer 01-149394-24 is aangebracht bij vordering van 14 augustus 2025. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch van 28 augustus 2024. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd. De verdachte heeft een (deels) bekennende verklaring afgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsoverwegingen
In de nacht van 22 op 23 juli 2025 is een ladingdiefstal gepleegd uit een op de verzorgingsplaats ‘de Groote Bleek’ in Maarheeze geparkeerde vrachtwagen (met oplegger). De gestolen lading betrof (vier pallets aan) dozen met horloges van het merk Jacques Lemans en had een verkoopwaarde van € 559.494,-.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest en, zo ja, of sprake is geweest van diefstal in vereniging met zijn medeverdachten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Op 22 juli 2025 tussen 23:20 uur en 23:30 uur is een gat gemaakt in het zeil van de desbetreffende vrachtwagen. Omstreeks 01:15 uur was de lading nog intact. Omstreeks 02:00 uur reden een Ford Transit (bestelbus) met het [kenteken] en een Volkswagen T-Roc met het [kenteken] de verzorgingsplaats op. De personen uit deze voertuigen verrichtten handelingen bij de vrachtwagen, waarbij één persoon op de uitkijk stond en de andere personen zich bewogen tussen de vrachtwagen en de bestelbus. Omstreeks 03:50 uur stapten de personen weer in de bestelbus en reden de oprit van de snelweg op tegelijkertijd met de Volkswagen T-Roc. De politie ontdekte vervolgens dat het gat in het zeil van de vrachtwagen groter was geworden en dat een deel van de lading was weggenomen. Kort daarna omstreeks 03:58 uur reed de politie de voertuigen klem en hield de verdachten aan. In de laadruimte van de bestelbus werden 46 dozen met horloges van het merk Jacques Lemans aangetroffen, welke horloges overeenkwamen met de bestelnummers op de pakbon van de vrachtwagenchauffeur.
Omdat er in de tussentijd geen mogelijkheid was om de voertuigen te verlaten, stelt de rechtbank vast dat de personen die bij de vrachtwagen de hiervoor beschreven handelingen hebben verricht, de personen zijn die kort daarna zijn aangehouden. Dit betreffen de bestuurder van de Volkswagen T-Roc ( [verdachte ] ) en de twee inzittenden van de bestelbus (bestuurder [medeverdachte 1] en passagier [medeverdachte 2] ).
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte en zijn voornoemde medeverdachten betrokken zijn geweest bij de ladingdiefstal.
Medeplegen
De conclusie dat de ladingdiefstal door de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging is gepleegd, is slechts dan gerechtvaardigd als sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en de bewezenverklaarde bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is geweest. De rechtbank is op grond van het navolgende van oordeel dat dat het geval is.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat één verdachte de waarde van de goederen heeft onderzocht, één verdachte vervoermiddelen ter beschikking heeft gesteld, alle drie de verdachten gezamenlijk op de verzorgingsplaats zijn aangekomen, waarna één verdachte op de uitkijk heeft gestaan en de andere verdachten wegnemingshandelingen hebben verricht bij de vrachtwagen, en vervolgens alle drie de verdachten samen zijn weggereden met de buit.
[medeverdachte 2] was de bijrijder van de bestelbus met daarin de gestolen lading. Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat voorafgaand aan de ladingdiefstal tussen 23:01:12 uur en 01:01:11 uur op internet is gezocht naar hetzelfde merk horloge als waar de buit van de ladingdiefstal uit bestond. [medeverdachte 2] heeft aldus een rol gehad bij het vaststellen van (het type dan wel de waarde van) de te stelen horloges en het vervoer daarvan.
[verdachte ] heeft op de dag van de ladingdiefstal de door hem gehuurde bestelbus aan zijn medeverdachten uitgeleend. Zelf is hij tezamen met die bestelbus in de Volkswagen T-Roc naar de Groote Bleek gereden. Hij heeft daar op de uitkijk gestaan en is na de diefstal tezamen met de bestelbus met daarin de lading vertrokken, waarna de politie hem als bestuurder van de Volkswagen T-Roc heeft aangehouden.
[medeverdachte 1] is in de weer geweest bij de vrachtwagen en met de bestelbus met de gestolen lading vertrokken, waarna hij daarin als bestuurder is aangetroffen.
Daarmee hebben verdachte en de medeverdachten bewust en nauw met elkaar samengewerkt en heeft elk van hen een substantiële bijdrage aan de ladingdiefstal geleverd.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van braak en inklimming.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 23 juli 2025 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen en in vereniging met anderen, dozen met horloges, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal de rechtbank deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 173 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 23 oktober 2025. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen vervangende hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat de gestolen goederen een lagere inkoopwaarde hebben dan de berekende verkoopwaarde en dat deze zijn geretourneerd. Gelet daarop heeft de raadsman verzocht om de officier van justitie in de strafeis te volgen ofwel een langere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de duur van de taakstraf te verlagen, zodat er een grotere stok achter de deur is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een ladingdiefstal, waarbij in het holst van de nacht uit de oplegger van een vrachtwagen die op een verzorgingsplaats stond geparkeerd een grote hoeveelheid horloges is buitgemaakt. De chauffeur lag op dat moment te slapen. Hij werd wakker gemaakt door de politie en had niets meegekregen van de diefstal. Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een grote bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Voor chauffeurs brengen dergelijke delicten gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee. Daarnaast brengen dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. De verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Uit het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten blijkt ook dat zij in het geheel geen respect hebben voor de eigendommen van anderen en er geen moment over lijken te aarzelen een dergelijk misdrijf te plegen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 september 2025. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Deze veroordeling heeft hem er niet van weerhouden tijdens de proeftijd opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte van 23 oktober 2025, waaruit volgt dat sprake is van een gemiddeld risico op recidive. De reclassering constateert een gedragspatroon aangaande het plegen van delicten en een negatief sociaal netwerk, wat als zorgelijk wordt gezien. De verdachte geeft zelf aan uit de criminaliteit te willen stappen en hiervoor is gedragsverandering nodig, waar een toezicht hem bij zal ondersteunen. De reclassering acht het dan ook van belang om de verdachte in beeld te houden middels het voortzetten van het reclasseringstoezicht. Voor wat betreft de straf wijst de reclassering erop dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het huidige reclasseringstraject zal pauzeren en geen
recidivebeperkend effect zal bewerkstelligen.
De reclassering adviseert bij een veroordeling van de verdachte hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten.
Strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als algemeen vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor ladingdiefstal gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte de diefstal in vereniging heeft gepleegd en de diefstal professioneel was voorbereid en uitgevoerd, met voorafgaande voorverkenning, meerdere voertuigen en met iemand op de uitkijk. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat het een omvangrijke lading betrof met een aanzienlijke verkoopwaarde van ruim € 550.000,-. Dat de inkoopwaarde en verkoopwaarde van elkaar verschillen, zoals door de raadsman is aangevoerd, doet niet af aan het feit dat de lading voor de verdachte en zijn medeverdachten een omvangrijke waarde vertegenwoordigt.
De rechtbank houdt verder in strafverminderende zin rekening met de proceshouding van de verdachte, waarin hij (deels) verantwoordelijkheid neemt voor de ladingsdiefstal. Hij heeft berouw getoond voor het door hem gepleegde strafbare feit. Ook houdt de rechtbank rekening met de bereidheid van de verdachte om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 173 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 100 uren, passend. De rechtbank zal de gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank neemt de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden over, met dien verstande dat de rechtbank geen noodzaak ziet voor het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01-149394-24

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De uitspraak

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde het misdrijf oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
een gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
173 dagenvoorwaardelijk en een proeftijd van
2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
en stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041504, of bij zijn huidige toezichthouder; de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden; de reclassering bepaalt welke training het precies wordt; de veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis;

heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welke voorlopige hechtenis bij beslissing van 29 juli 2025 met ingang van die datum is geschorst.
De beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant van 28 augustus 2024, gewezen onder parketnummer 01-149394-24, te weten:
- een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2025.