ECLI:NL:RBOBR:2025:7493

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
01-157185-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld

Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging, diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit in vereniging met een medeverdachte heeft gepleegd. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 19 mei 2025 in 's-Hertogenbosch, waar de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers om hun telefoons af te nemen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de risico's op recidive.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01-157185-25
Datum uitspraak: 17 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2001] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught, PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2025 en 3 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 augustus 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- [slachtoffer 1] tweemaal tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen, waarna hij tegen de grond viel, en/of
- [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag, en/of
- een blikje tegen [slachtoffer 1] te gooien, en/of
- [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Geef die kanker telefoon hier”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- de telefoon van [slachtoffer 1] af te pakkken;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het water in te springen, door
- [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Jij gaat even douchen. Ga nu maar het kanker water in, ik ga je klappen als je die kanker water niet in gaat”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd te slaan;
ten aanzien van feit 3:
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een tas met een fotocamera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- [slachtoffer 2] achterna is gefietst en/of met kracht aan de tas met de fotocamera heeft getrokken, en/of
- [slachtoffer 2] bij het gezicht heeft gepakt en/of naar de straat heeft geduwd, en/of
- [slachtoffer 2] met het been naar de grond heeft geveegd, en/of
- [slachtoffer 2] meermaals met kracht met de vuist tegen het gezicht heeft geslagen, en/of
- aan de tas met fotocamera van [slachtoffer 2] heeft getrokken, en/of
- de omgeving in de gaten heeft gehouden en/of de omstanders op afstand heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 4:
hij op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, op of aan de Torenstraat, in elk geval openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 2] welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het achternafietsen van [slachtoffer 2] en/of het met kracht aan de tas van de fotocamera van [slachtoffer 2] trekken, en/of
- het bij het gezicht pakken en/of naar de straat duwen van [slachtoffer 2] , en/of
- het met het been naar de grond vegen van [slachtoffer 2] , en/of
- het meermaals met kracht met de vuist tegen het gezicht slaan van [slachtoffer 2] , en/of
- het aan de tas met fotocamera trekken van [slachtoffer 2] , en/of
- het in de gaten houden van de omgeving en/of het op afstand houden van omstanders,

terwijl het door [verdachte] gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge had.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd. Hoewel uit het dossier volgt dat de verdachte geweldshandelingen heeft verricht tegen [slachtoffer 2] , kan de rechtbank niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte samen met [medeverdachte] het openlijk geweld heeft gepleegd. Daarbij is immers vereist dat [medeverdachte] aan het gepleegde geweld een afdoende bijdrage heeft geleverd. Dat heeft tot gevolg dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het geweld ‘in vereniging’ heeft gepleegd. De rechtbank zal om die reden de verdachte vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde.

De bewijsvraag; feiten 1 tot en met 3

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle andere ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde voor zover dit ziet op het slaan tegen het hoofd, en van het onder 3 ten laste gelegde feit voor zover dit ziet op het medeplegen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan tussen medeverdachten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
In het navolgende zal de rechtbank bespreken of er sprake is van medeplegen, en ook het verweer van de raadsman ten aanzien van feit 2 bespreken.
ten aanzien van feit 1:
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Op maandag 19 mei 2025, omstreeks 17:00 uur, is [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) op een trap aan het water gaan zitten bij de Korte Waterstraat te 's-Hertogenbosch. De verdachte en [medeverdachte] zijn achter hem komen zitten en hebben vervolgens uit het niets en gelijktijdig fors geweld op het slachtoffer uitgeoefend, waarna zijn telefoon door [medeverdachte] is weggenomen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hierbij door de wijze waarop het geweld is gepleegd en wat daarbij is gezegd tegen het slachtoffer sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Het feit dat de [medeverdachte] de telefoon daadwerkelijk uit de handen van het slachtoffer heeft gepakt, doet hier niets (meer) aan af. Uit de aangifte volgt immers dat beide verdachten tegen het slachtoffer hebben gezegd “geef die kanker telefoon hier”. Ook blijkt uit de camerabeelden dat beide verdachten ten tijde van het afgeven van de telefoon dreigend voor het slachtoffer hebben gestaan en de verdachte zich niet van de situatie heeft gedistantieerd.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk zijn opgetrokken, samen geweld hebben uitgeoefend tegen het slachtoffer en samen de telefoon van het slachtoffer hebben weggenomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een diefstal met geweld.
ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat het slachtoffer bij het dwingen om in het water in te springen door de verdachte met kracht tegen het hoofd is geslagen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de aangifte volgt dat het slachtoffer met kracht tegen zijn hoofd is geslagen, voordat hij in het water is gesprongen. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden dat de verdachte met zijn linkerarm naar het water wijst, en vervolgens met zijn linkerarm naar achteren beweegt en een slaande beweging richting het hoofd van het slachtoffer maakt, kort voordat er beweging is te zien in het water. Gelet op de camerabeelden – in onderlinge samenhang bezien met de duidelijke inhoud van de aangifte - acht de rechtbank het bewezen dat de verdachte het slachtoffer met kracht tegen zijn hoofd heeft geslagen om hem te dwingen het water in te springen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank geen nauwe bewuste samenwerking kan vaststellen, aangezien onvoldoende blijkt dat [medeverdachte] feitelijk betrokken is geweest bij de poging tot diefstal met geweld.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte en zijn medeverdachte op 19 mei 2025 kort na de straatroof op de Korte Waterstraat in ’s-Hertogenbosch, samen zijn vertrokken in de richting van Bakker Bart op de Hinthamerstraat. Daar aangekomen, is het slachtoffer [slachtoffer 2] (hierna: het slachtoffer) opgemerkt en heeft de verdachte het plan opgevat om de camera van het slachtoffer afhandig te maken. Nadat de verdachte het plan heeft verteld aan zijn medeverdachte, hebben zij hier uitvoering aan gegeven, doordat zij op de fatbike - medeverdachte als bestuurder en de verdachte achterop – naar het beoogde slachtoffer zijn toegereden. De medeverdachte is om het slachtoffer te benaderen de stoep op gefietst en daarna rakelings langs hem gereden. De verdachte is op dat moment van de fatbike gestapt en heeft geprobeerd om de camera van het slachtoffer af te pakken. Hierbij heeft hij fors geweld op het slachtoffer uitgeoefend. Intussen bleef de medeverdachte met zijn fatbike rondjes rijden en alert om zich heen kijken. Op het moment dat een getuige wilde ingrijpen, is de medeverdachte met zijn fatbike richting de getuige gereden waarop deze terugdeinsde. Pas nadat de verdachte wegliep van het incident, is de medeverdachte met zijn fatbike in een andere richting vertrokken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rol van de [medeverdachte] er onder meer uit heeft bestaan dat hij hulp voor het slachtoffer op afstand hield en eerder zo rakelings langs het slachtoffer is gefietst dat de verdachte kon proberen de goederen weg te grissen van het slachtoffer. Toen dat mislukte heeft de verdachte extra geweld gepleegd, terwijl [medeverdachte] ter plaatse bleef om zo zijn aandeel te nemen in de uitvoering. [medeverdachte] daarbij hield de uitkijk, en voor omstanders en het slachtoffer was het duidelijk dat er twee personen -verdachte en [medeverdachte] - doende waren met de straatroof. De rechtbank acht het ten laste gelegde aldus wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door
- [slachtoffer 1] tweemaal tegen het hoofd en het lichaam te schoppen, waarna hij tegen de grond viel, en
- [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en het lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag, en
- een blikje tegen [slachtoffer 1] te gooien, en
- [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Geef die kanker telefoon hier”, en
- de telefoon van [slachtoffer 1] af te
pakken;
ten aanzien van feit 2:
op 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] , door geweld en door bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het water in te springen, door
- [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Jij gaat even douchen. Ga nu maar het kanker water in, ik ga je klappen als je die kanker water niet in gaat”, en
- [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd te slaan;
ten aanzien van feit 3:
op of omstreeks 19 mei 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een tas met een fotocamera, die aan [slachtoffer 2], toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [slachtoffer 2] met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- [slachtoffer 2] achterna is gefietst en met kracht aan de tas met de fotocamera heeft getrokken, en
- [slachtoffer 2] bij het gezicht heeft gepakt en naar de straat heeft geduwd, en
- [slachtoffer 2] met het been naar de grond heeft geveegd, en
- [slachtoffer 2] meermaals met kracht met de vuist tegen het gezicht heeft geslagen, en
-
opnieuwaan de tas met fotocamera van [slachtoffer 2] heeft getrokken, en
- de omgeving in de gaten heeft gehouden en de omstanders op afstand heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - uitgaande van de bepleite vrijspraken - verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gecombineerd met een voorwaardelijk deel en een (eventuele) taakstraf. Daartoe heeft de raadsman bepleit dat de verdachte veel spijt heeft en graag wil veranderen. Hij is bereid om zich te houden aan reclasseringstoezicht of zich te conformeren aan gesprekken met een psycholoog. Ook wil de verdachte vanaf 1 januari 2026 starten met een Mbo-opleiding in de economische sector.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Het slachtoffer, dat net 18 jaar was, werd geïntimideerd en daarna uit het niets aangevallen door de verdachte en zijn mededader. Zij hebben fors geweld op het slachtoffer uitgeoefend, waarbij zij er niet voor terugdeinsden om tegen het hoofd van het slachtoffer te slaan en te schoppen. Hierna werd hem de mobiele telefoon afhandig gemaakt en werd hij ook nog vernederd door hem te dwingen in het water te springen. De verdachte en zijn mededader zijn vervolgens vertrokken en hebben zich niet om het slachtoffer bekommerd. Ruim een half uur na dit incident hebben de verdachte en zijn mededader zich schuldig gemaakt aan een poging tot een straatroof waarbij - door de verdachte - opnieuw geweld is uitgeoefend. Het zeer gewelddadig karakter van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat de verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met een ander zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader op een indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van hun slachtoffers en hun eigendomsrecht. De rechtbank rekent dit de verdachte stevig aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 september 2025. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Deze veroordeling heeft hem niet weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte van 21 augustus 2025, waaruit volgt dat sprake is van een gemiddeld tot hoog risico op recidive. De reclassering constateert instabiliteit op diverse leefgebieden. De verdachte woont bij zijn ouders, maar die hebben geen grip of zicht op hem en zijn gedrag. Hij vindt geregeld (nieuw) werk, maar weet dit niet te behouden. Er zijn problemen op het gebied van schulden, in het middelengebruik en een negatief sociaal netwerk. Eveneens lijkt een pro-criminele houding en antisociaal gedrag op de voorgrond te staat bij de delicten. Er wordt verward en paranoïde gedrag gezien bij de verdachte, maar het is onduidelijk of dit voortkomt uit psychotische klachten of uit persoonlijkheidstrekken waar achterdocht bij komt kijken. Zelf lijkt de verdachte over weinig probleembesef te beschikken en lijkt ook niet bereid te zijn om dit verder te onderzoeken of er psychische hulp bij te aanvaarden. Door de vragen die de reclassering nog heeft en het feit dat ze geen passend plan van aanpak kunnen opstellen gericht op de delictgerelateerde factoren omdat deze nog onduidelijk zijn, onthoudt de reclassering zich van advies.
Ter zitting heeft de verdachte verteld dat hij inmiddels een aantal maanden in het PPC verblijft en daar aan zichzelf werkt, door middel van gesprekken. Hij is bereid zich te houden aan een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden, ook als dat inhoudt een gedragsdeskundig onderzoek en behandeling.
Strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als algemeen vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor “straatroof met licht geweld”, gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, voor een recidivist van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
De rechtbank weegt ten opzichte van de oriëntatiepunten in strafverzwarende zin mee dat de (poging tot) straatroven in vereniging zijn gepleegd en dat het gaat om ernstig geweld. Van licht geweld – zoals genoemd in de oriëntatiepunten – is daarom in deze zaak geen sprake. De rechtbank komt daardoor tot een hogere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om van deze gevangenisstraf een deel voorwaardelijk op te leggen. Ongeacht het ontbreken van advies van de reclassering, zal de rechtbank - gelet op de gewijzigde proceshouding van de verdachte – na te noemen bijzondere voorwaarden hieraan verbinden. Enerzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en anderzijds om er voor te zorgen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte, er behandeling/begeleiding op volgt en zo wordt geprobeerd de kans op recidive zo veel mogelijk terug te dringen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 163,90 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 950,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten voor een Airpod Pro 2nd generation (€ 149,40) en een trainingsbroek van Manchester City (€ 14,50).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal en hoofdelijk toegewezen dient te worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu de verdachte heeft aangegeven bereid te zijn om de schade te vergoeden en heeft ingestemd met de hoogte hiervan.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde onder feit 1 en feit 2.
De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat de verdachte deze strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Omdat de verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij ten opzichte van de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 50,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de kosten voor een cameralens protector (€ 20,00) en een rugzak (€ 30,00).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal en hoofdelijk toegewezen dient te worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft aangegeven bereid te zijn om de schade volledig te vergoeden.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde onder feit 3.
De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat de verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Omdat de verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij ten opzichte van de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 60a, 284, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De uitspraak

De rechtbank:
verklaart
nietbewezen hetgeen verdachte onder
feit 4is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder
feit 1, feit 2 en feit 3ten laste gelegde
bewezenzoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde de misdrijven opleveren:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van een ander door geweld en door bedreiging met een geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
ten aanzien van feit 3:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maandenvoorwaardelijk en een proeftijd van
2 jaren
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
en stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6, te 's-Hertogenbosch, telefoonnummer 088-8041504; de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende gedragsinterventies, begeleiding en/of behandeling, te bepalen door de reclassering en voor de duur van de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt; de veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de/een zorgverlener(s) geeft/geven voor de behandeling, voor zover en voor zolang er een behandeling plaatsvindt;
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden verder als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
ten aanzien van feit 1, feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk met [medeverdachte] (parketnummer 01.157113.25) tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.113,90 euro, bestaande uit 163,90 euro materiële schade en 950,00 euro immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte eveneens hoofdelijk met [medeverdachte] (parketnummer 01.157113.25) in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover deze bedragen door zijn mededader zijn betaald;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.113,90 euro, voormeld bedrag bestaat uit 163,90 euro materiële schade en 950,00 euro immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen;
bepaalt dat toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat de verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover deze bedragen door zijn mededader zijn betaald;
bepaalt dat indien en voor zover verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
ten aanzien van feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk met [medeverdachte] (parketnummer 01.157113.25) tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 50,00 euro, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens eveneens hoofdelijk met [medeverdachte] (parketnummer 01.157113.25) in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 50,00 euro, voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat de verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover deze bedragen door zijn mededader zijn betaald;
bepaalt dat indien en voor zover verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. W.A.F. Damen en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2025.