ECLI:NL:RBOBR:2025:7584

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
01/062204-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van MDMA-productie en -voorhanden hebben

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 1 april 2024 tot en met 15 mei 2024 opzettelijk MDMA heeft geproduceerd en voorhanden heeft gehad. De zaak kwam aan het licht na een melding over verhoogd energieverbruik in een netstation, wat leidde tot een onderzoek naar een mogelijke hennepkwekerij. Bij een doorzoeking op 15 mei 2024 in een schuur in Middelbeers werd een drugslab aangetroffen met ongeveer 100 kilogram MDMA-kristallen en de benodigde apparatuur voor de productie van MDMA. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op verschillende plekken in het drugslab was aangetroffen, wat zijn betrokkenheid bij de productie bevestigde. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank achtte zijn verklaringen niet geloofwaardig. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, wat de rechtbank ook oplegde, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De rechtbank benadrukte de schadelijke gevolgen van de productie van MDMA voor de gezondheid en het milieu, en dat de verdachte zich bewust was van de ernst van zijn daden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.062204.25
Datum uitspraak: 19 november 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [woonplaats] op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in de P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 mei 2025, 20 augustus 2025 en 5 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 april 2025.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 mei 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 15 mei 2024 te Oost West en Middelbeers, gemeente Oirschot
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd,
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
t.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 15 mei 2024 te Oost West en Middelbeers, gemeente Oirschot, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
ongeveer 100 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid,
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
t.a.v. feit 3:
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 15 mei 2024 te Oost West en Middelbeers, gemeente Oirschot,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen
van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- PMK te produceren en/of
- in een schuur, gelegen op het perceel [woonadres] te Oost West en Middelbeers, meerdere productieopstellingen ten behoeve van de productie van PMK en/of MDMA en/of (laboratorium)benodigdheden en/of een grote hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen voorhanden te hebben.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Naar aanleiding van een melding van [slachtoffer] werd onderzoek gedaan naar een verhoogd energieverbruik in het netstation gelegen aan de [adres] in Middelbeers. Het energieverbruik was dusdanig verhoogd dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een hennepkwekerij. Er werd vervolgens onderzoek gedaan met warmtebeelden, onder andere op het adres [woonadres] te Middelbeers. Dat perceel bestond onder meer uit een woning, een voormalige kippenstal en een voormalige varkensstal.
Op 15 mei 2024 werd binnengetreden in de woning en de boerenschuur, gelegen aan de [woonadres] . In de voormalige varkensstal bevonden zich twee ruimtes die werden gebruikt voor het kweken van hennep. In het achterste gedeelte werd een drugslab aangetroffen waar eindproduct, 100 kilogram MDMA-kristallen lag te drogen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft op de in de pleitnota opgenomen gronden aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het (kortgezegd) medeplegen van het produceren van MDMA (feit 1) en het voorhanden van ongeveer 100 kilogram van voornoemde drug (feit 2). Met betrekking tot het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot MDMA (feit 3) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage (Bijlage I) die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverwegingen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 15 mei 2024 aan de [woonadres] te Oost West en Middelbeers in een schuur aan de achterzijde van de woning een ruimte is aangetroffen die was ingericht ten behoeve van de vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs (MDMA) volgens de hoge druk methode.
In de ruimte bevond zich onder meer een (vervuilde) rvs-drukreactieketel, ten behoeve van het vervaardigen van MDMA. In de ruimte waren twee rvs-reactieketels aanwezig, die werden gebruikt ten behoeve van het destilleren van de vervaardigde MDMA-base (olie). Ook werd een aangebroken zak met 24,7 kilogram FD-poeder aangetroffen, zijnde de ethylester van PMK-glycidezuur, wat de grondstof is van de voor MDMA benodigde stof PMK. In de ruimte werden meerdere jerrycans aangetroffen met fosforzuur, methanol, zoutzuur en aceton. Daarnaast werden in de ruimte waterstofgas-cilinders en drie diepvrieskisten aangetroffen.
In de labruimte bevonden zich tevens jerrycans met ongeveer 1600 liter MDMA-afval en een plastic zak met 300 gram brokken/kristallen MDMD. Tot slot lag er in de ruimte een dekzeil met daarop licht- en donkerbruine kristallen, die lagen te drogen. Na onderzoek bleken dit MDMA-kristallen te zijn.
De ruimte is door het team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) bemonsterd op DNA-sporen, welke sporen door het NFI zijn onderzocht. Uit de onderzoeksresultaten en de overige bevindingen in het dossier leidt de rechtbank af dat het DNA van de verdachte zich bevond op de volgende plekken in de productieruimte:
  • de hendels van de hogedrukketel;
  • de hendels van de beide destilleerketels;
  • de temperatuurknoppen van de beide destilleerketels;
  • de radioknoppen en -stekker;
  • de tiewraps van de waterafvoer;
  • de knoppen van de watertoevoer en
  • twee stuks plakband (duct tape) op een papieren zak met daarin precursor.
Uit de onderzoeksresultaten en de overige bevindingen in het dossier leidt de rechtbank af dat het DNA van de medeverdachte [medeverdachte] zich bevond op de volgende plekken in de productieruimte:
  • op de hendel van de linker destilleerketel;
  • de temperatuurknop van de rechter destilleerketel en
  • de knoppen van de watertoevoer.
Naast het DNA van de verdachte en medeverdachte is ook DNA aangetroffen van een onbekend gebleven persoon.
Uit onderzoek naar het telefoonnummer [telefoonnummer] is gebleken dat dit nummer zich vooral bevond in [woonplaats] . Dit telefoonnummer straalde op 1, 16 en 27 april 2024 en op 1 en 7 mei 2024 een zendmast in Middelbeers aan. Dit telefoonnummer wordt toegeschreven aan de verdachte. Dit telefoonnummer is op 4 mei 2024 driemaal gebeld door het telefoonnummer dat toebehoort aan medeverdachte [medeverdachte] .
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van het hem tenlastegelegde worden vrijgesproken, omdat daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig is. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op voorwerpen in het drugslab. Die verklaring luidt dat hij op verzoek van iemand, wiens naam hij niet wenst te noemen, in [woonplaats] een garage opgeruimd heeft en dat daarbij zijn DNA mogelijk op de goederen, die later in het drugslab zijn aangetroffen, terecht is komen. Aangevoerd door verdachte is dat hij niet wist dat het goederen waren die zouden worden gebruikt voor een drugslab. Tevens is door hem aangevoerd dat hij nooit in Middelbeers is geweest en dat het aan hem toegeschreven telefoonnummer pas door hem in gebruik is genomen na de tenlastegelegde periode, in augustus 2024. Door de verdachte is verder verklaard dat het zou kunnen dat hij een papieren zak met daarin precursor heeft dichtgeplakt met tape. Tevens is door hem verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] kent.
De rechtbank constateert dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op verschillende plekken van een actief drugslab in Middelbeers. De plekken waarop DNA van verdachte is aangetroffen zijn plekken die essentieel zijn bij het vervaardigen van synthetische drugs.
De verklaring van de verdachte over de manier waarop zijn DNA op goederen in het drugslab is aangetroffen acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank gaat er tevens vanuit dat het telefoonnummer dat aan de verdachte is toegeschreven en in de tenlastegelegde periode meermaals een zendmast in Middelbeers heeft aangestraald, ook tijdens de tenlastegelegde periode bij verdachte in gebruik was. Het daaromtrent aangedragen alternatieve scenario dat de verdachte pas na de tenlastegelegde periode (medio augustus 2024) het telefoonnummer van ‘een kennis van de voetbal’ heeft overgenomen, acht de rechtbank onaannemelijk.
Bij het oordeel over de (on)aannemelijkheid van de verklaringen van de verdachte heeft de rechtbank de omstandigheid betrokken dat verdachte zich in zijn verklaring bij de politie en bij de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht heeft beroepen, in raadkamer niets heeft verklaard en bij de eerste pro-formazitting niet is verschenen. Bij de tweede pro-formazitting, toen het einddossier gereed was, heeft verdachte zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen. Uiteindelijk heeft hij, op vragen van de officier van justitie (nadat zijn advocaat namens verdachte aanvoerde dat hij de telefoon pas later in gebruik heeft genomen), verklaard dat hij de telefoon had gekregen van een jongen die hij van het voetballen kent. Hij wil daarbij de naam van deze persoon niet noemen. Eerst ter terechtzitting van 5 november 2025 heeft verdachte een verklaring gegeven hoe volgens hem zijn DNA op de goederen aangetroffen kan worden. Deze late verklaring draagt niet bepaald bij aan de aannemelijkheid ervan en lijkt afgestemd op de bevindingen in het einddossier.
Verder heeft de rechtbank bij het beoordelen van de aannemelijkheid van de verklaring van verdachte betrokken dat zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] – waarvan de verdachte heeft verklaard dat zij elkaar kennen – woonachtig zijn in [woonplaats] , terwijl van hen beiden DNA is aangetroffen in een in werking zijnd drugslab in Middelbeers, meer dan 90 kilometer van de woonplaats van de verdachten vandaan.
Kortom: het DNA van de verdachte is aangetroffen op negen verschillende plekken in een werkend drugslab in Middelbeers en zijn telefoon heeft in de tenlastegelegde periode meermaals een zendmast in Middelbeers aangestraald.
Voornoemde omstandigheden vragen om een de redengevendheid daarvan ontzenuwende verklaring, die door verdachte niet is gegeven.
Het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat verdachte – gelet op het aangetroffen DNA van verdachte en de aan hem toe te schrijven telefoongegevens – op meerdere tijdstippen in de tenlastegelegde periode in het drugslab te Middelbeers aanwezig is geweest en het daarom niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het (kortgezegd) produceren van MDMA in de tenlastegelegde periode (feit 1), het voorhanden hebben van ongeveer 100 kilogram MDMA (feit 2) en het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van MDMA (feit 3).
Bij het vorenstaande betrekt de rechtbank dat het DNA van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven persoon op plaatsen is aangetroffen die te linken zijn aan het productieproces van synthetische drugs . Dat rechtvaardigt in het licht van het bovenstaande de conclusie dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een onmisbare rol vervulden bij het (productie)proces. Gelet op de grote financiële waarde die de in het lab geproduceerde harddrugs vertegenwoordigd en het strafbare karakter van die productie is het niet aannemelijk dat hier veel mensen van op de hoogte waren. Ook al is er geen bewijs dat verdachte op 15 mei 2024 in het lab aanwezig is geweest, kan het op basis van het voorgaande niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de MDMA en dat de MDMA zich, gelet op zijn betrokkenheid bij het productieproces en het lab zelf, in de machtssfeer van verdachte bevond.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 1 april 2024 tot en met 15 mei 2024 te Oost-, West- en Middelbeers, gemeente Oirschot
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt en/of vervaardigd,
een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
t.a.v. feit 2:
op 15 mei 2024 te Oost-, West- en Middelbeers, gemeente Oirschot, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
ongeveer 100 kilogram,
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 1 april 2024 tot en met 15 mei 2024 te Oost-, West- en Middelbeers, gemeente Oirschot,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen
van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- in een schuur, gelegen op het perceel [woonadres] te Oost-, West- en Middelbeers, meerdere productieopstellingen ten behoeve van de productie van PMK en/of MDMA en/of (laboratorium)benodigdheden en/of een grote hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen voorhanden te hebben.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend is, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis op het moment van wijzen vonnis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het produceren van MDMA, het medeplegen van het voorhanden hebben van MDMA en het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van MDMA.
Het aangetroffen drugslab was professioneel ingericht en bestemd voor de grootschalige vervaardiging van grote hoeveelheden MDMA. In dat verband wordt opgemerkt dat in het productielab ongeveer 100 kilogram MDMA-kristallen lag te drogen.
Harddrugs, zoals MDMA zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Dit geldt temeer als gekeken wordt naar de omstandigheden waaronder deze worden geproduceerd: in een niet gecontroleerde omgeving, in dit geval in een boerenschuur.
Naast gezondheidsrisico’s brengt de productie van MDMA grote schade toe aan het milieu en de leefomgeving. Het bereiden van MDMA gaat gepaard met het gebruik van zeer gevaarlijke stoffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het (chemische) afval dat afkomstig is uit de productie van synthetische drugs veelal gedumpt wordt in de natuur. Dit afval komt dan vervolgens terecht in de aardbodem, open wateren of openbare ruimtes. Dat leidt tot immense schade aan het milieu en deze schade komt veelal geheel voor rekening van de (lokale) gemeenschap.
De ontdekking van een drugslab gaat daarnaast gepaard met onrust en een gevoel van onveiligheid voor de (lokale) gemeenschap. Bovendien zijn met de productie van synthetische drugs vaak grote financiële belangen gemoeid en kan de productie van voornoemde drugs leiden tot andere vormen van criminaliteit.
Verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad en heeft slechts zijn eigen (financiële) belangen laten prevaleren.
Verdachte is, zonder dat hij aan de rechtbank inzicht heeft willen verschaffen over zijn daadwerkelijke beweegredenen, welbewust betrokken geweest bij zeer ernstige strafbare feiten, waarvan hij nu de consequenties onder ogen moet zien.
Wat de rechtbank betreft bestaan die consequenties voor verdachte uit een gevangenisstraf van lange duur. Kijkend naar andere uitspraken van deze rechtbank en andere rechtbanken in zaken waarbij het gaat om betrokkenheid bij een drugslab dan kan daaruit geconcludeerd worden dat er doorgaans straffen van drie tot vijf jaar worden opgelegd.
Dit past ook bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
Voor het bereiden van meer dan 20 kilogram harddrugs geldt als standaard uitgangspunt een gevangenisstraf van 50 maanden onvoorwaardelijk.
Hoewel er sprake is van drie bewezenverklaarde feiten, ziet de rechtbank het strafwaardige van verdachtes handelen grotendeels als één feitencomplex. Hij is bezig geweest met het voorbereiden van de productie en de daadwerkelijke productie van MDMA en dit was ook voor een deel gereed (in de vorm van kristallen). Het voorbereiden en het produceren ziet de rechtbank als in wezen één proces van handelingen, die in verscheidene strafbepalingen vallen. Daarom is er sprake van ééndaadse samenloop en zal voor die feiten slechts één strafbepaling worden toegepast.
De rechtbank ziet, in de door verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden, geen aanleiding om hier in strafmatigende zin rekening mee te houden bij de strafoplegging.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, passend en geboden is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
47, 55, 57 Wetboek van Strafrecht;
2, 10, 10a Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder D van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1);

gepleegd in eendaadse samenloop met

-
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit verschaffen (feit 3)

en voorts:

-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2).
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W.H. Houg, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. S. van den Akker, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 19 november 2025.