ECLI:NL:RBOBR:2025:7928

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
01.051987.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van of medeplichtigheid aan brandstichting, bedreiging en mensenhandel

Op 5 december 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van of medeplichtigheid aan brandstichting, bedreiging en mensenhandel. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 7 november 2025, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. Tijdens de zitting op 21 november 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, die een gevangenisstraf van vijf jaar had geëist. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Hoewel er aanwijzingen waren voor betrokkenheid van de verdachte, was er geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet kon worden aangetoond dat de verdachte de opdracht tot brandstichting had gegeven of dat hij betrokken was bij de bedreigingen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank ook de vordering van de benadeelde partij, de heer [slachtoffer 1] en de rechtspersoon [slachtoffer 2], behandeld. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partij werd veroordeeld in de proceskosten die de verdachte had gemaakt ter verdediging tegen de vordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.051987.25
Datum uitspraak: 05 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2001] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 november 2025.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 november 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1 primair:
hij op of omstreeks 1 december 2024 te Oss, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans een brandbare stof, die over de deur van een vrachtwagen was besprenkeld en/of die over een wc-rol was besprenkeld welke in de cabine van een vrachtwagen was gegooid,
terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten
- de aangekoppelde oplegger, en/of
- de naastgelegen oplegger, en/of
- de drie naastgelegen vrachtwagens met opleggers, en/of
- de naastgelegen loods, en/of
- de in de naastgelegen loods aanwezige vrachtwagens, en/of

levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten

- de in een naastgelegen pand aanwezige vier personen
te duchten was;
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 1 december 2024 te Oss, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans een brandbare stof, die over de deur van een vrachtwagen was besprenkeld en/of die over een wc-rol was besprenkeld welke in de cabine van een vrachtwagen was gegooid,
terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten
- de aangekoppelde oplegger, en/of
- de naastgelegen oplegger, en/of
- de drie naastgelegen vrachtwagens met opleggers, en/of
- de naastgelegen loods, en/of
- de in de naastgelegen loods aanwezige vrachtwagens, en/of

levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten

- de in een naastgelegen pand aanwezige vier personen
te duchten was
welk feit, hij, verdachte in of omstreeks de periode van 30 november 2024 tot en met1 december 2024 in Boxmeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] via Snapchat te benaderen om een bedrijf te slopen in ruil voor geld, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in Boxmeer te benaderen om iets in de fik te steken en/of te bedreigen met het opblazen van hun huis, en/of
- vlak voor en/of vlak na de brandstichting te bellen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ;
Ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 30 november 2024 te Boxmeer, althans in Nederland,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, en/of brandstichting
door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Jullie moeten mee naar Nijmegen, anders gaat er wat gebeuren",
- "Ik blaas jullie huis op als jullie niet mee gaan naar Oss",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Ten aanzien van feit 3:
hij, in of omstreeks de periode van 30 november 2024 tot en met 1 december 2024 te Boxmeer en/of Nijmegen en/of Oss, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
a.
a) een ander of anderen, te weten - [medeverdachte 1] , geboren op [2009 1] en/of
-
- [medeverdachte 2] , geboren op [2009 2]

heeft geworven, vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 2°),

b) een ander of anderen, te weten die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten (van criminele aard), dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van diensten (van criminele aard) (sub 4°)

en/of

c) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (sub 6°), terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,

waarbij die dwang en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of het misbruik van voortvloeiend overwicht en/of van de kwetsbare positie heeft/hebben bestaan uit:

- het zeggen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader hun huis zou opblazen en/of dat er iets zou gebeuren als die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] niet mee zou(den) doen;
- het ertoe brengen van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] om de (criminele) opdracht uit te voeren door geld in het vooruitzicht te stellen

en/of waarbij voornoemde (onder B) ‘enige handeling’ heeft bestaan uit:

- het via Snapchat en/of bij/op het station Boxemeer benaderen van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor een klus/opdracht en/of hem/hen de ontvangst van enig geldbedrag in het vooruitzicht stellen;
- het begeleiden van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van Boxmeer naar Nijmegen;
- het geven van instructies van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ten behoeve van de brandstichting;
- het verstrekken van een jerrycan met benzine en/of een wc-rol aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ;
- het verstrekken van een geldbedrag van € 500 aan die [medeverdachte 1] ;
- het regelen van een chauffeur en/of het doen vervoeren van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar een industrieterrein in Oss (alwaar de brandstichting plaats moest vinden);

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen en heeft ten aanzien van deze feiten een gevangenisstraf van 5 jaren gevorderd met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van al het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank: vrijspraak.
De rechtbank oordeelt dat hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen is.
Hoewel er aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van verdachte, is er onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Zo is niet vast komen te staan dat de opdracht aan [medeverdachte 1] om iets te slopen bij een bedrijf in Oss van verdachte afkomstig is. Evenmin is gebleken dat verdachte in de avond van 30 november 2024 op het station in Boxmeer is geweest en daar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft benaderd en bedreigd, of dat hij in Nijmegen is geweest. Tot slot is ook niet vast komen te staan dat het telefonische en/of online contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] op 30 november 2024 en 1 december 2024, onder andere ook rondom het tijdstip van de brandstichting, met die brandstichting te maken had.
Kortom, verdachte zal worden vrijgesproken van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

De vordering van de benadeelde partij.

De benadeelde partij.
Als benadeelde partij is aangemerkt: de heer [slachtoffer 1] , voor zichzelf als natuurlijk persoon, en als bestuurder namens de rechtspersoon [slachtoffer 2]
De vordering.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend die bestaat uit materiële schade, immateriële schade en proceskosten.
De materiële schade is door de benadeelde partij onderverdeeld in:
-aanvullende schade aan trekkers € 44.001,93
- aanvullende schade aan opleggers € 20.442.96
- extra eigen werkzaamheden € 13.856,66
- omzetverlies € 103.878,32
- accountant kosten
€ 2.682,20+
In totaal € 184.862,07 (exclusief btw)
Aan immateriële schade heeft de benadeelde partij een bedrag van € 9.139,00 gevorderd. Hiertoe wordt door hem aangevoerd dat er sprake is van PTSS.
De gevorderde vergoeding van proceskosten bedraagt € 2.831,40 (inclusief btw).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Er is volgens de officier van justitie, kort samengevat, nog veel onduidelijk en het zou een veel te zware belasting voor het strafproces zijn om alles duidelijk te krijgen. Dat er forse schade is geleden door de benadeelde partij is evident en zou ook ten minste voor een deel vergoed moeten worden door degenen die voor de brandstichting worden veroordeeld, maar de schade zoals deze nu is gevorderd is niet afdoende onderbouwd en ook te complex om in het kader van deze strafzaak af te kunnen doen. Ook niet door de schade schattenderwijs af te doen want daarmee zou de benadeelde partij te kort worden gedaan.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij ofwel vanwege vrijspraak ofwel vanwege het gebrek aan voldoende onderbouwing niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Omdat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten door de verdachte gemaakt ter verdediging tegen de vordering in deze strafzaak gemaakt tot op heden begroot op nihil.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding,
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. E.C.L. Pechaczek en mr. G.F.A.M. de Graauw, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 05 december 2025.