ECLI:NL:RBOBR:2025:8000

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
82.331700.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot DGRM- en NVWA-registratiedocumenten

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de in de tenlastelegging opgenomen registratiedocumenten een onjuist herkomstgebied vermeldden. Echter, het medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot het erkenningsnummer werd wel bewezen verklaard. De verdachte had samen met een ander valse DGRM-registratiedocumenten opgemaakt, waarin een EG-nummer vermeld stond dat niet aan haar toebehoorde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze valse documenten had opgemaakt met het oogmerk om deze als echt te gebruiken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat er geen bewijs was dat de verdachte op dat moment het oogmerk tot misleiding had. De rechtbank legde een geldboete op van € 5.000,00 voor het bewezen verklaarde feit van valsheid in geschrift. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 27 november 2025, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 82.331700.22
Datum uitspraak: 11 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

gevestigd te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 augustus 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
zij, [verdachte] , in of omstreeks de periode 5 januari 2022 tot en met 1 december 2022 te Bruinisse, althans in Nederland en/of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
opzettelijk
(een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten,
(een) DGRM-registratiedocument(en) met nummer
- PT220105200928546 d.d. 5 januari 2022 (DOC-00092) en/of
- PT220105200951346 d.d. 5 januari 2022 (DOC-00092) en/of
- PT220305225986756 d.d. 5 maart 2022 (DOC-00112) en/of
- PT220616141160814 d.d. 16 juni 2022 (DOC-00128, p. 155) en/of
- PT220805103588532 d.d. 5 augustus 2022 (DOC-00128, p. 34),
waarop (telkens) in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven —
erkenningsnummer ('No. Controle Veterinario (NCV)’) het EG nummer ‘ [EG-nummer 1] ’ was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemd EG nummer niet aan verdachte toebehoorde,
en/of
(een) NVWA-registratiedocument(en) met nummer
- PT220607190064922 d.d. 14 juni 2022 (DOC-00128, p. 165) en/of
- PT220825132159240 d.d. 3 augustus 2022 (DüC-00087) en/of
- PT220822182037541 d.d. 27 augustus 2022 (DOC-00088) en/of
- PT220904104067507 d.d. 9 september 2022 (DOC-00086),
waarop (telkens) in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven — als ‘Productiegebied' ‘Estuario Do Sado' was vermeld, terwijl in werkelijkheid de tweekleppige weekdieren uit een ander productiegebied afkomstig waren,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, [verdachte] , in of omstreeks de periode 5 januari 2022 tot en met 1 december 2022 te Bruinisse, althans in Nederland en/of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
opzettelijk
valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten,
(een) DGRM-registratiedocument(en) met nummer
- PT220105200928546 d.d. 5 januari 2022 (DOC-00092) en/of
- PT220105200951346 d.d. 5 januari 2022 (DOC-00092) en/of
- PT220305225986756 d.d. 5 maart 2022 (DOC-00112) en/of
- PT220616141160814 d.d. 16 juni 2022 (DOC-00128, p. 155) en/of
- PT220805103588532 d.d. 5 augustus 2022 (DOC-00128, p. 34),
waarop (telkens) in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven — erkenningsnummer ('No. Controle Veterinario (NCV)’) het EG nummer ' [EG-nummer 1] ' was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoenid EG nummer niet aan verdachte toebehoorde,
en/of
(een) NVWA-registratiedocument(en) met nummer
- PT220607190064922 d.d. 14 juni 2022 (DOC-00128, p. 165) en/of
- PT220825132159240 d.d. 3 augustus 2022 (DOC-00087) en/of
- PT220822182037541 d.d. 27 augustus 2022 (DOC-OOO88) en/of
- PT220904104067507 d.d. 9 september 2022 (DOC-OOO86),
waarop (telkens) in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven — als 'Productiegebied’ ‘Estuario Do Sado’ was vermeld, terwijl in werkelijkheid de tweekleppige weekdieren uit een ander productiegebied afkomstig waren,
voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst;
Feit 2:
zij, [verdachte] , in of omstreeks de periode 17 mei 2023 tot en met 19 september 2023 te Bruinisse, althans in Nederland en/of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
opzettelijk
(een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten,
(een) DGRM-registratiedocument(en) met nummer
- PT230517114372131 d.d. 17 mei 2023 (DOC-00108) en/of
- PT230518200658517 d.d. 18 mei 2023 (DOC-00109) en/of
- PT230520174615825 d.d. 20 mei 2023 (DOC-00110)
waarop (telkens) in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven —
- als erkenningsnummer ('No. Controle Veterinario (NCV)’) het EG nummer ' [EG-nummer 1] ' was vermeld terwijl in werkelijkheid voornoenid EG nummer niet aan verdachte toebehoorde

en/of

- als productiegebied ('Zona de Cultivo’) het gebied 'ESD2 —- Estuario do Sado — Canal de Alcacer’ was vermeld terwijl in werkelijkheid de tapijtschelpen uit een ander vangstgebied afkomstig waren,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken:
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, [verdachte] , in of omstreeks de periode 17 mei 2023 tot en met 19 september 2023 te Bruinisse, althans in Nederland en/of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
opzettelijk
valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten,
(een) DGRM-registratiedocument(en) met nummer
- PT230517114372131 d.d. 17 mei 2023 (DOC-00108) en/of
- PT230518200658517 d.d. 18 mei 2023 (DOC-00109) en/of
- PT230520174615825 d.d. 20 mei 2023 (DOC-00110)
waarop (telkens) in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven —
- als erkenningsnummer ('No. Controle Veterinario (NCV)’) het EG nummer ‘ [EG-nummer 1] ’ was vermeld terwijl in werkelijkheid voornoemd EG nummer niet aan verdachte toebehoorde en/of
- als productiegebied (‘Zona de Cultivo’) het gebied 'ESD2 — Estuario do Sado — Canal de Alcacer' was vermeld terwijl in werkelijkheid de tapijtschelpen uit een ander vangstgebied

afkomstig waren,

voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
De verdachte wordt verdacht van het medeplegen van het vervalsen van Directorate-General for Natural Resources, Safety and Maritime Services (hierna: DGRM)- en De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA)-registratiedocumenten (feit 1 en 2 primair) dan wel het voorhanden hebben (feit 1 en 2 subsidiair) van die valse registratiedocumenten. De valsheden zien op het in strijd met de waarheid vermelden: 1) dat de aan [verdachte] geleverde tapijtschelpen (zijnde tweekleppige weekdieren zoals in de tenlastelegging voornoemd) - die op haar beurt zijn doorgeleverd aan haar afnemers - afkomstig zijn uit het ‘ESD2 - Estario do Sado - Canal de Alcácer’ (hierna: ESD2) gebied en 2) van een erkenningsnummer als verzendings- en/of zuiveringscentrum (hierna: EG-nummer) dat aan [slachtoffer] toebehoorde, als zijnde het EG-nummer van [verdachte]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vermelding van het EG-nummer dat aan [slachtoffer] toebehoorde, is aangevoerd dat verdachte nimmer het oogmerk tot misleiding heeft gehad. Het was uit documentatie altijd duidelijk en herleidbaar waar de bestelde tapijtschelpen zich in de keten bevonden.
Daarnaast heeft het bedrijf van verdachte vanaf eind mei 2022 de beschikking over een eigen EG-nummer. De vermelding van het onjuiste EG-nummer op de documenten uit 2023 is niet op aangeven van verdachte gebeurd en betreft een fout van de leverancier.
Ten aanzien van de vermelding van een onjuist herkomstgebied is aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de geleverde tapijtschelpen niet uit het ESD-2 gebied afkomstig zijn. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte van een andere herkomst wetenschap had. De tapijtschelpen die verdachte uit Portugal ontving zijn steekproefsgewijs getest. De uitslagen van die testen deden verdachte ook niet anders vermoeden. Mogelijk dat lokale vissers andere vangstgebieden hebben ingevoerd om onder lokale vangstquota uit te komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak ten aanzien van de vermelding van een onjuist herkomstgebied.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging opgenomen registratiedocumenten onder feit 1 en feit 2 een onjuist herkomstgebied vermelden. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat de geleverde tapijtschelpen niet afkomstig kunnen zijn uit het op de registratiedocumenten vermelde gebied (ESD2), maar die aanwijzingen acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Daarvoor is het volgende van belang.
In reactie op het standpunt van de officier van justitie dat uit Portugal geleverde tapijtschelpen nooit afkomstig kunnen zijn uit het op de registratiedocumenten vermelde gebied (ESD2), omdat daar te weinig tapijtschelpen beschikbaar zijn voor commerciële exploitatie, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet in het dossier aanwijzingen voor dit standpunt, maar die aanwijzingen acht de rechtbank niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De onderbouwing van het standpunt van de officier bestaat uit een rapport over de aanwezigheid en het vangstrendement in ESD2-gebied (het zogenoemde “IPMA-rapport). Dat rapport blijkt echter betrekking te hebben op onderzoek dat is uitgevoerd in 2015 en 2018, oftewel buiten de tenlastegelegde periode, waaruit blijkt dat het vangstrendement in ESD2-gebied niet heel groot is, maar ook dat het in de tussenliggende periode aanzienlijk is gewijzigd. Hoewel de inhoud van dat onderzoek een aanwijzing is dat de tapijtschelpen die verdachte importeerde niet (allemaal) uit dit ESD2-gebied afkomstig kunnen zijn geweest, zeker gelet op de grote hoeveelheden die hij in de tenlastegelegde periode importeerde, is dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de tapijtschelpen die met behulp van de in de tenlastegelegde genoemde registratiedocumenten naar Nederland zijn geïmporteerd en hier verder zijn verhandeld ook niet uit het ESD2-gebied afkomstig zijn geweest.
Voor het overige bevat het dossier andere aanwijzingen, maar geen
concreteinformatie waaruit blijkt dat de leveringen tapijtschelpen van de tenlastegelegde registratiedocumenten niet afkomstig waren uit ESD2 gebied. Uit het dossier blijkt dat verdachte in ieder geval van drie Portugese leveranciers tapijtschelpen afnam. Ten aanzien van twee van die leveranciers hebben de Portugese autoriteiten aangegeven dat er naar hen een strafrechtelijk onderzoek liep over het vangen van tapijtschelpen in een gebied dat is aangemerkt als ETJ1- en ETJ2-gebied, en vervolgens exporteren van deze schelpen alsof ze uit ESD2-gebied afkomstig waren. Het dossier bevat evenwel geen informatie over de uitkomst van dit strafrechtelijk onderzoek, noch geeft het dossier inzicht in de onderliggende stukken van dit strafrechtelijk onderzoek. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat zij op basis van het enkele gegeven dat er een strafrechtelijk onderzoek liep niet tot het wettig en overtuigend bewijs kan komen dat de leveringen van deze leveranciers niet uit ESD2-gebied afkomstig waren.
Van de derde leverancier bevinden zich in het strafdossier whatsappberichten waaruit de rechtbank wél afleidt dat hij tapijtschelpen levert die afkomstig zijn uit het verboden gebied, terwijl op de registratiedocumenten papieren staat dat ze uit een ander gebied afkomstig zijn.
De DGRM-registratiedocumenten die op de tenlastelegging staan zijn echter afkomstig van de eerste en tweede leverancier. Voor wat betreft de NVWA- registratiedocumenten is niet duidelijk van welke leverancier deze tapijtschelpen afkomstig waren.
Concluderend brengt dat met zich dat de rechtbank op basis van het dossier niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen dat de partijen tapijtschelpen waarop de tenlastegelegde documenten betrekking hebben, niet afkomstig zijn uit het op de registratiedocumenten vermelde gebied (ESD2).
Omdat voornoemde niet kan worden vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan beantwoording van de vraag of de documenten zoals genoemd in de tenlastelegging (dus) valselijk zijn opgemaakt (en wat de rol en/of wetenschap bij/van verdachte bij deze valsheden is geweest). De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De vermelding van het aan [slachtoffer] toebehorende erkenningsnummer.
-
Feit 1 primair.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverweging.
De rechtbank stelt vast dat op de in de tenlastelegging vermelde DGRM-registratiedocumenten van 5 januari 2022 (2 documenten), 5 maart 2022, 16 juni 2022 en 5 augustus 2022 het EG-nummer van [slachtoffer] staat vermeld. [persoon] erkent dat hij dit nummer met wetenschap van de eigenaar van [slachtoffer] heeft doorgegeven aan leveranciers in Portugal, met als doel dit EG-nummer te laten vermelden op de DGRM-registratiedocumenten om zo de producten geleverd te kunnen krijgen. Verdachte beschikte tot eind mei 2022 niet over een eigen EG-nummer. Zonder EG-nummer kon verdachte geen tapijtschelpen geleverd krijgen. Door gebruik te maken van het EG-nummer van [slachtoffer] is doen voorkomen alsof verdachte wel de beschikking had over een EG-nummer. Een dergelijk EG-nummer wordt - in lijn met de bepalingen van Verordening (EG) Nr. [EG-nummer 2] - afgegeven aan een erkend verzendings- en/of zuiveringscentrum. Erkenning vindt plaats nadat is vastgesteld dat de desbetreffende inrichting voldoet aan alle eisen die door voornoemde verordening daaraan wordt gesteld. Traceerbaarheid van levensmiddelen is daarbij belangrijk. De voedselveiligheid is het doel.
Er is sprake van medeplegen van voornoemd feit met [slachtoffer] en medeverdachte [persoon] .
Toerekening.
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de verboden gedragingen in redelijkheid aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder ook de aard van de verboden gedragingen. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen plaatsvonden in de sfeer van verdachte. De gedragingen zijn dienstig geweest aan het bedrijf. Verdachte heeft ook steeds de gedragingen aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat de gedragingen aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Conclusie.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het medeplegen van hetgeen onder feit 1 primair met betrekking tot het erkenningsnummer ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
-
Feit 2 primair en subsidiair.
Vrijspraakoverweging.
De rechtbank stelt vast dat ook op tenlastegelegde DGRM-registratiedocumenten van 17 mei 2023, 18 mei 2023 en 20 mei 2023 ten onrechte het EG-nummer van [slachtoffer] staat vermeld. Op die data beschikte verdachte al geruime tijd over een eigen EG-nummer en werd op alle overige formulieren uit 2023 het eigen EG-nummer gebruikt. Verdachte had op deze data geen enkel belang meer bij het vermelden van het EG-nummer van [slachtoffer] De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat dit niet op aangeven van [persoon] is gebeurd, maar dat de leverancier een fout heeft gemaakt die niet is opgemerkt. In dit geval is er zodoende geen sprake van een oogmerk tot misleiding. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde onder feit 2 primair en subsidiair.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode 5 januari 2022 tot en met 5 augustus 2022, in Nederland en Portugal, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten,
DGRM-registratiedocumenten met nummer
- PT220105200928546 d.d. 5 januari 2022 en
- PT220105200951346 d.d. 5 januari 2022 en
- PT220305225986756 d.d. 5 maart 2022 en
- PT220616141160814 d.d. 16 juni 2022 en
- PT220805103588532 d.d. 5 augustus 2022,
waarop telkens in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – als erkenningsnummer (‘No. Controle Veterinário (NCV)’) het EG-nummer ‘ [EG-nummer 1] ’ was vermeld, terwijl in werkelijkheid voornoemd EG-nummer niet aan verdachte toebehoorde,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een geldboete van € 48.000,- waarvan € 24.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging zijn strafmatigende omstandigheden aangevoerd. Ten aanzien van het gebruikmaken van het erkenningsnummer van [slachtoffer] is aangevoerd dat ondanks deze valsheid de beoogde traceerbaarheid van de tapijtschelpen volledig werd gewaarborgd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de bedrijfs(economische) omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift door gebruimaking van een EG-nummer dat aan [slachtoffer] toebehoorde. Een dergelijk erkenningsnummer wordt alleen toegekend aan bedrijven die voldoen aan bepaalde strenge en doorlopende kwaliteitseisen. De overheid en anderen moeten er in verband met de voedselveiligheid op kunnen vertrouwen dat een erkenningsnummer alleen wordt gebruikt door diegene aan wie het nummer is toegekend en (dus) voldoen aan alle kwaliteitseisen en met betrekking tot die eisen onder (doorlopend) toezicht staat van de daartoe aangewezen autoriteiten. Bovendien wordt door het valselijk opmaken van een document met een bewijsbestemming, het vertrouwen in dergelijke documenten ernstig geschaad.
De rechtbank realiseert zich dat de straf van verdachte indirect wordt gevoeld door [persoon] en andersom dat de straf die de rechtbank oplegt aan [persoon] indirect wordt gevoeld door verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat het niet passend is om één van beide onbestraft te laten en voorts dat de bestraffing van zowel verdachte als [persoon] in dit geval niet onevenredig is. Wel zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen geldboete hiermee rekening houden. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de hoogte van de boete die [slachtoffer] heeft gekregen voor het plegen van het bewezen feit – een geldboete van € 4.000,- - waarbij de rechtbank de rol van verdachte als gebruiker van het EG-nummer groter acht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met een overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen vanaf het moment van de actiedag, te weten 1 december 2022. De redelijke termijn is zodoende overschreden met 1 jaar.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
23, 47, 51, 225 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 primair:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1 primair:
Een
geldboeteter hoogte van
€ 5.000,00.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. S.J.H. van de Kant en mr. A.A. Bloemberg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2025.