Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht uit te gaan van de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2025. Hij heeft verklaard van 22 januari 2021 tot en met de dag van de aanhouding te hebben gedeald in cocaïne. Volgens de verdediging ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte langer in cocaïne heeft gehandeld.
Feit 2, het opzettelijk aanwezig hebben van 37,76 gram cocaïne, heeft de verdachte ter zitting erkend.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1
Anders dan ten laste is gelegd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorafgaand aan 22 januari 2021 heeft gehandeld in cocaïne.
Er is een mobiele telefoon in beslag genomen, die is aangetroffen in het middenconsole van de Opel Corsa, voorzien van het kenteken [kenteken] . De verdachte heeft ter terechtzitting van 25 november 2025 verklaard dat hij de bestuurder was van deze personenauto en dat hij cocaïne heeft vervoerd, verkocht en afgeleverd aan de drie op die dag aangehouden getuigen. De verdachte heeft verklaard de gespreksdeelnemer ( [persoon 1] ) te zijn van de chatgesprekken die met de aangetroffen telefoon zijn gevoerd, maar hij heeft uitdrukkelijk ontkend dat hij dat ook was voorafgaand aan 22 januari 2021.
Uit het onderzoek aan de betreffende telefoon is gebleken dat deze is gebruikt voor het verkopen en afleveren van verdovende middelen voor een langere periode (op de zitting ook wel aangeduid als ‘dealertelefoon’). Dit wordt onder meer ondersteund door de getuige [getuige] . Maar de rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de gebruiker van de dealertelefoon was gedurende de gehele ten laste gelegde periode van feit 1. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het -kort gezegd- dealen in cocaïne in de periode voorafgaand aan 22 januari 2021.
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2025;
het proces-verbaal van bevindingen van 22 april 2021, p. 29-30;
het proces-verbaal van bevindingen van 4 april 2022, p. 155-165, voor zover het gaat om chats in de periode 22 januari 2021 tot en met 22 april 2021;
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [persoon 2] van 22 april 2021, p. 36-39;
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [getuige] van 22 april 2021, p. 49-54;
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [persoon 3] van 22 april 2021 met bijlage, p. 61-66;
het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2021, p. 105-106;
het proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2021, p. 307;
het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, genummerd PL2100-2020205847-67 van 23 april 2021, p. 296;
het proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2021, p. 307-311;
het schriftelijke bescheid, zijnde een rapport NFiDENT van 14 december 2021, opgemaakt door ing. [persoon 4] van het NFI, p. 315.