Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
te duchten was.
De formele voorvragen.
Bewijs
Er is brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof en met een personenauto. De rechtbank is van oordeel dat dit opzettelijk handelen is.
Verder zijn door deze brand de garage en de uitbouw van de woning aan de [adres 2] beschadigd. Wat resteerde van de carport is vervolgens gesloopt.
algemene ervaringsregelsniet zonder meer worden afgeleid dat er ook het gevaar bestond dat de woning aan de [adres 3] zou ontbranden. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat zich tussen de brandende auto en carport en de woning aan de [adres 3] een brandgang bevindt. De kans op het overslaan van de brand was daardoor niet groot. De enkele mogelijkheid van brand is niet voldoende om dit gemeen gevaar aan te nemen. De rechtbank zal daarom vrijspreken voor het onderdeel “te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel” voor zover dit ziet op [slachtoffer 3] en de aanwezige bewoners in de woning aan de [adres 3] .
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van de verdachte.
Oplegging van straf en maatregelen.
De rechtbank denkt daarbij niet alleen aan de verslavingsproblematiek van de verdachte maar ook aan eventueel achterliggende psychologische problematiek, indien dergelijke problematiek in het kader van het verslavingstraject door de hulpverlening wordt vastgesteld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De vergoeding van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 09 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
volledigeschade in deze strafzaak gevorderd wordt. Nu [slachtoffer 3] niet bij de behandeling van de strafzaak is verschenen om de vordering toe te lichten, is nader onderzoek nodig om vast te stellen of, en zo ja, welke posten van de gevorderde schade nog voor vergoeding in aanmerking komen. Dat zou een onevenredige bezwaring voor het strafproces opleveren. De vordering van [slachtoffer 3] moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 12 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 3 jaren.
- dat de verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij verslavingsreclassering Novadic-Kentron (hierna: de reclassering) op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat de verdachte een ambulante behandeling ondergaat door een zorgverlener voor het misbruik van alcohol en mogelijk daaraan ten grondslag liggende problematiek. De behandeling start na intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener(s) geeft/geven voor de behandeling;
- dat de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik inzichtelijk te maken en te beheersen. De reclassering kan ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 3.000,00.
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 3.250,00.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 09 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.