ECLI:NL:RBOBR:2025:8057

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
SHE 25/3217
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging gemeentelijke opvang en overplaatsing van ontheemden

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters, die in bezwaar zijn tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel. Dit besluit betreft de beëindiging van de gemeentelijke opvang en de feitelijke overplaatsing naar de gemeente Venray. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het college bevoegd is om ontheemden naar een andere voorziening binnen de gemeente over te plaatsen en om verstrekkingen, waaronder onderdak, te beëindigen indien er ernstige inbreuken op de huisregels zijn. Verzoeksters, die niet tevreden zijn over de geboden opvang, hebben zich schuldig gemaakt aan overlast voor medebewoners. Ondanks hun bezwaren tegen de overplaatsing, blijkt uit de stukken dat hun bezwaren vooral betrekking hebben op de bereikbaarheid van de nieuwe opvanglocatie, en niet op de overplaatsing zelf.

De voorzieningenrechter concludeert dat de gestelde omstandigheid van langere reistijden naar het ziekenhuis onvoldoende spoedeisend belang oplevert om een voorlopige voorziening te treffen. Er is bovendien een ziekenhuis op korte afstand van de nieuwe opvanglocatie. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling, en benadrukt dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/3217

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekers] , uit [woonplaats] , verzoeksters

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel, het college
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters hangende de bezwaarprocedure tegen het besluit tot beëindiging van de gemeentelijke opvang in de gemeente Gemert-Bakel en de feitelijke overplaatsing naar de gemeente Venray. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college op grond van artikel 9, eerste lid, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: de Regeling) bevoegd is om een ontheemde naar een andere voorziening binnen de gemeente over te plaatsen. Ook is het college op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling bevoegd om verstrekkingen, waaronder onderdak, te beëindigen wanneer een ontheemde ernstig inbreuk maakt op de huisregels of om andere in artikel 6, derde lid, van de Regeling gelegen omstandigheden.
3. In dat wat verzoeksters ten grondslag leggen aan hun verzoek ziet de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang om een voorziening te treffen die erop neerkomt dat hangende de bezwaarprocedure de beëindiging van de opvang in [woonplaats] en de overplaatsing naar de gemeente Venray voorlopig niet door mag gaan. Hierna legt de voorzieningenrechter dit uit.
3.1.
Uit de gedingstukken komt het beeld naar voren van twee verzoeksters die niet tevreden zijn over de geboden opvang in [woonplaats] en door hun gedrag tot aanhoudende overlast zijn van hun medebewoners en anderen in de vorm van schreeuwen, riool verstoppen, ’s nachts luidruchtig door gebouw lopen, schelden, mensen nat spuiten en onnodig de brandweer bellen.
3.2.
Verzoeksters betwisten dit gedrag op zich niet, maar stellen dat hun hulpvraag niet goed begrepen wordt en dat het college hulpverlening voor hun gedrag had kunnen inzetten. Verzoeksters willen nu met deze voorziening voorkomen dat zij overgeplaatst worden omdat de nieuwe opvangplek volgens hen slecht bereikbaar is. Verzoekster [naam] is 87 jaar oud en moet vaak naar het ziekenhuis of de dokter en vanuit [plaats] zou haar reistijd naar het ziekenhuis in [plaats] bijna twee uur bedragen.
3.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bezwaar van verzoeksters tegen de overplaatsing niet is gelegen tegen een overplaatsing als zodanig. Verzoeksters zeggen bereid te zijn om te verhuizen. Evenmin uiten zij bezwaren tegen het geboden huisvestingsniveau als bedoeld in artikel 5 van de Regeling. Hun bezwaren zien enkel op de bereikbaarheid van de nieuwe opvanglocatie waarnaar zij overgeplaatst worden waardoor de reisduur naar het ziekenhuis in [plaats] langer zou worden. Verzoekster hebben in hun verzoekschrift in dit verband zonder enige vorm van objectieve onderbouwing gesteld dat verzoekster [naam] vaak naar de dokter of het ziekenhuis moet. Zij stelt onder behandeling te zijn in het ziekenhuis van [plaats] . Waarvoor zij onder behandeling staat en hoe vaak zij daarvoor een arts moet bezoeken vermeldt zij niet. Het college zegt dat verzoekster niet eerder haar medische toestand onder de aandacht heeft gebracht en zegt dat verzoeksters dagelijks bepakt en bezakt in het centrum van [woonplaats] te vinden zijn.
4. In de gestelde omstandigheid dat verzoeksters langer naar het ziekenhuis in [plaats] moeten reizen, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang om een voorziening te treffen die erop neerkomt dat de overplaatsing morgen niet door kan gaan. Bovendien heeft het college erop gewezen dat op 2,1 kilometer afstand van de opvanglocatie in [plaats] ook een ziekenhuis is gelegen. Ten slotte wijst de rechtbank erop dat voor zover verzoeksters ondersteuning nodig hebben om bij een dokter te komen, artikel 15, derde lid, van de Regeling bepaalt dat als de ontheemde overeenkomstig het tweede lid bijzondere opvangbehoefte heeft, naast verstrekkingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid en artikel 12, ook specifieke steun en begeleiding wordt geboden. Wanneer verzoekster [naam] ondersteuning nodig heeft met het oog op eventuele doktersbezoeken, omdat haar zelfredzaamheid tekort schiet, kan zij het college van [plaats] op dit punt om hulp vragen. Een eventuele lastig voor haar te overbruggen reisafstand is daarom van onvoldoende gewicht om een voorziening te treffen. De voorzieningenrechter begrijpt ten slotte dat een extra verhuizing terug naar de gemeente Gemert-Bakel lastig is, mochten verzoeksters in bezwaar gelijk krijgen, maar ook hierin ziet de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang om een voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.M. van den Assem, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.