Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
DE TENLASTELEGGING
- met zijn vuist tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- met geschoeide voet op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestampt en/of heeft geschopt en/of is gesprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
DE FORMELE VOORVRAGEN
BEWIJS
De bewijsmiddelen voor het subsidiair tenlastegelegde.
[de rechtbank begrijpt: het slachtoffer]op de grond viel. Ik zag dat de donkere jongen een sprong omhoog maakte en vervolgens met zijn rechterhak terechtkwam op de rechterzijde van het gezicht van de licht getinte jongen met krulletjes, hij lag op dat moment nog op de grond. Ik zag dat dit echt met opzet ging. Ik zag dat de licht getinte jongen met krulletjes vreemd ademde. Ik dacht zelfs dat hij er niet meer was. Ik denk dat hij ook echt tien minuten buiten westen was. [4]
[de rechtbank begrijpt: verdachte]hem op zijn hoofd heeft getrapt. Ik weet ook zeker dat hij hem heeft geraakt. Ik zag zijn lichaam bewegen op de grond toen hij een trap kreeg. [7]
De bewijsoverwegingen.
De bewezenverklaring.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT EN DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
‘lijf van een ander’betrokken was (zijn vrienden) waardoor het onttrekken aan de situatie niet als reële optie kan worden beschouwd. Gelet op de aard van de aanranding en het toegepaste geweld, staat de wijze van verdediging van de verdachte in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding, waardoor eveneens is voldaan aan het vereiste van proportionaliteit.
STRAFOPLEGGING
- een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de reeds door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd (17 dagen);
- een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.