Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Het oordeel van de rechtbank.
plegerbetrokken is geweest bij de aanslag. Hij is niet degene geweest die de handgranaat bij de [adres 1] in Eindhoven naar binnen heeft gegooid en hij was daar ook niet bij aanwezig. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte (wel) een rol als
medeplegerheeft vervuld.
iedere, maar wèl boven
redelijke,twijfel te zijn verheven. De rechtbank overweegt tegen die achtergrond als volgt.
Hij zei er hoeft geen bommetje naar binnen. Hij zei: Doe alleen maar eehh...de auto aansteken en de raam eruit gooien”.
ze” “
die in Budel” toch ook gedaan hebben, en dat die beschieting door anderen is gedaan. Daar is met name [dader 2] ontevreden over, en [dader 1] zal “
hem” morgen mailen.
Ik moet misschien dadelijk effe met [verdachte] mee”. Even later, rond 16.36 uur, hebben [dader 1] en [dader 2] het over “
die kut avond”. En “
dat het niet is aangegaan”. Ze hebben het erover dat er vanavond gewoon twee molotovs tegen aan gaan en ze bespreken hoe je die maakt.
Wat had jij nou pas gesjouwd daar?” [dader 2] beschrijft vervolgens dat hij bij een huis iets door een open raam naar binnen heeft gegooid. “
Er heeft, denk ik, niets brandbaars binnen gelegen, een betonnen vloer, denk ik”, vervolgt [dader 2] . Verdachte zegt dan: “
Dan brandt dat toch mee? Hout alles.” [dader 2] geeft aan dat dat niet het geval is geweest, en legt vervolgens uit wat hij precies heeft gedaan. Ook geeft hij aan dat de honden heel lang aan het blaffen waren. Verdachte vraagt zich daarop af of de bewoners thuis waren. Kort daarna vertrekt verdachte uit het vakantiehuisje.
gewoon papier erin doen”).
hebben wij een koevoet in de schuur ofzo?”. Het gesprek gaat dan verder over handschoenen, koevoet of hamer of een pijpijzer, en een andere jas.
Hij zegt met een moker moet je hem honderdduizend procent eruit slaan.” Daarna lijken [dader 2] en [dader 1] te bespreken waar [dader 1] met de auto zal gaan staan en waar hij [dader 2] zal afzetten in, naar de rechtbank uit de overige bewijsmiddelen in het dossier opmaakt, Eindhoven. Het is voor de rechtbank niet duidelijk wie met ‘hij’ wordt bedoeld.
Deze jongen zegt dat de ruit van de deur normaal glas is.” [dader 1] : “
Hij zegt als je nu terug gaat en dit doet, dan betaal ik dubbel”. De rechtbank heeft zelf ook kennis genomen van de geluidsopname. De politie heeft dit weliswaar niet gerelateerd, maar de rechtbank hoort dat vervolgens wordt gezegd door een van de bewoners van het huisje: “
Hè, wat doen?(…) [persoon 1] .” Wie [dader 1] bedoelt als hij het over ‘deze jongen’ en ‘hij’ heeft, kan de rechtbank niet vaststellen.
dezevaststellingen zonder meer aanwijzingen vormen voor de wetenschap (en betrokkenheid) van verdachte bij de aanslag, kan die wetenschap (en betrokkenheid) naar het oordeel van de rechtbank op basis daarvan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. Daar komt bij dat verdachte over de moker heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat deze bestemd was voor autodiefstal. Deze verklaring laat zich niet onmiddellijk door de bewijsmiddelen weerleggen. [dader 2] en [dader 1] hielden zich immers daadwerkelijk bezig met autodiefstal.
meerdereandere personen. Ook valt de naam ‘ [persoon 1] ’ in een van de opgenomen gesprekken. Voor zover het hier gaat over ‘ [persoon 1] ’, is er sprake van een connectie tussen hem en de slachtoffers van de aanslag. Die connectie wijst naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer op wetenschap en betrokkenheid van verdachte.
aanwijzingenvoor wetenschap en betrokkenheid van verdachte bij alle hiervoor besproken feiten. Voor de kwalificatie van een rol als opdrachtgever van de feiten, zoals het Openbaar Ministerie heeft betoogd, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor reeds werd overwogen, echter onvoldoende bewijs. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende informatie om een andere rol of vorm van betrokkenheid – die verder gaat dan voornoemde aanwijzingen – van verdachte handen en voeten te geven. De eerdergenoemde verwijzingen naar verdachte in de opgenomen gesprekken hebben een in enige matige belastende strekking, maar duiden naar het oordeel van de rechtbank niet meteen op (volledige) wetenschap en betrokkenheid (als opdrachtgever) van verdachte bij deze feiten, nu deze communicatie minst genomen multi-interpretabel is. Er mist een groot deel van de communicatie in het dossier nu gelijktijdig werd gecommuniceerd via Encrochat, waarbij onduidelijk is wie er met wie communiceerde. Ook lijkt er gezien de beschreven ontmoetingen sprake te zijn van mogelijke betrokkenheid van derden, wiens rol en/of aandeel niet op basis van het dossier kan worden vastgesteld.
aanwijzingenvoor betrokkenheid van verdachte bij alle feiten in haar beoordeling van het tenlastegelegde betrokken. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat deze aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte in het gehele feitencomplex zonder meer belastend zijn, maar de conclusie dat het niet anders kan zijn dat verdachte voorafgaande wetenschap heeft gehad van de granaataanslag op 29 september 2018, en dat hij daaraan een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, niet kan dragen.