ECLI:NL:RBOBR:2025:8128

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
01.228662.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en belediging van een agent

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en belediging van een politieagent. De zaak was aanhangig gemaakt onder de parketnummers 01.228662.24 en 01.165502.23. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 juni 2024 in Boxtel een politieagent, die werkzaam was bij de politie eenheid Oost Brabant, met een karatetrap tegen het hoofd had getrapt, wat leidde tot licht letsel. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast werd de verdachte verweten op 5 juli 2023 een andere politieambtenaar te hebben beledigd door hem een beledigend woord in het Arabisch toe te voegen. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, de politieagent, volledig toegewezen, met een schadevergoeding van €500,00. De rechtbank hefte de voorlopige hechtenis op en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.228662.24 en 01.165502.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te 's- [geboorteplaats] op [2004] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2025.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 23 oktober 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van 01.228662.24:
hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Boxtel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer ] (toen aldaar werkzaam als opsporingsambtenaar bij politie eenheid Oost Brabant)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer ] (met kracht en/of met een (zogenaamde) karatetrap) tegen diens hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Boxtel openlijk en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, te weten op de Markt en/of het Pastoor van Besouwplein in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten tegen [slachtoffer ]
(toen aldaar werkzaam als opsporingsambtena(a)r(en) van politie
eenheid Oost Brabant) door die [slachtoffer ] (met kracht en/of middels een
(zogenaamde) karatetrap) tegen diens hoofd te schoppen en/of te trappen.;
Ten aanzien van 01.165502.23:
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Best
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [Verbalisant 2] werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar (in het arabisch) de woorden toe te voegen: "klewies", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

Inleiding.
Op 16 juni 2024 heeft een incident heeft plaatsgevonden op de Markt in Boxtel. De broer van verdachte werd op enig moment door verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer ] (slachtoffer in deze zaak) meegenomen naar hun dienstauto om daar onderzoek in te stellen naar zijn identiteit. De broer van verdachte belandde daarna in een worsteling met de agenten. Verdachte wordt verweten dat hij op enig moment politieambtenaar [slachtoffer ] in het gezicht heeft getrapt door middel van een zogenoemde ‘high kick’. Hierdoor zou verdachte zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, althans openlijke geweldpleging.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij politieambtenaar [Verbalisant 2] op een eerder moment heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen “klewies”.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling onder parketnummer 01.228662.24. De officier van justitie heeft tevens gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit dat verdachte onder parketnummer 01.165502.23 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van 01.228662.24.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Ten aanzien de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van 01.165502.23.
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit, omdat het scheldwoord niet gericht was op de agent. Hierdoor is er volgens de raadsman onvoldoende bewijs dat verdachte de verbalisant opzettelijk in diens eer en/of goede naam heeft willen aantasten.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Ten aanzien van 01.228662.24.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte verbalisant [slachtoffer ] tegen zijn hoofd heeft getrapt. Hierdoor heeft [slachtoffer ] licht letsel opgelopen in de vorm van een snee aan zijn kin.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte door de trap tegen het hoofd van [slachtoffer ] opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte daar vol opzet toe had. De vraag is dan of verdachte het voorwaardelijk opzet daartoe heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij de agent – aanwezig is als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zou intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roep is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft verklaard dat de trap niet tegen het hoofd, maar tegen de borst van de agent gericht was. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat verdachte [slachtoffer ] met kracht tegen het hoofd heeft geschopt. Verdachte begon met zijn rechterbeen achter zich, trok zijn been hoog op en stootte het been krachtig recht naar voren uit met een snelle beweging. Daardoor kwam de geschoeide voet van verdachte met veel momentum tegen het hoofd van het slachtoffer aan. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte gericht tegen het hoofd van de agent heeft getrapt.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm is deze handeling gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat een harde trap daartegen zwaar lichamelijk letsel, zoals botbreuken aan de kaak, teweeg kan brengen. Het kan volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte zich dat realiseerde. Door zo te trappen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer ] ook aanvaard. Gezien het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Gedeeltelijke vrijspraak medeplegen.
De rechtbank overweegt dat voor medeplegen vereist is dat verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen heeft gehandeld. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. In dit geval blijkt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet dat verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gehandeld. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van 01.165502.23.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier vast dat verdachte op 5 juli 2023 door verbalisant [Verbalisant 2] en zijn collega werd aangehouden in verband met het bezit van harddrugs. Tijdens het fouilleren heeft verdachte vervolgens het woord ‘klewies’ geroepen, wat in het Arabisch iets als ‘lul’ betekent. Verdachte stelt dat hij dit naar een vriend die in de buurt stond riep, maar twee verbalisanten hebben onder ambtseed opgeschreven dat de woorden tegen hen gericht waren. Verbalisant [Verbalisant 2] heeft dit ook als beledigend ervaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit een belediging is die gericht is tegen verbalisant. De rechtbank acht dit feit daarom eveneens wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van 01.228662.24:
op 16 juni 2024 te Boxtel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer ] (toen aldaar werkzaam als opsporingsambtenaar bij politie eenheid Oost Brabant) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer ] met kracht een (zogenaamde) karatetrap tegen diens hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van 01.165502.23:
op 5 juli 2023 te Best opzettelijk een ambtenaar, te weten [Verbalisant 2] werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Brabant, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem (in het Arabisch) toe te voegen: "klewies".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met een proeftijd van 2 jaren. Hieraan moeten de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door reclassering worden verbonden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft erop gewezen dat verdachte een first offender is, zich goed aan de schorsingsvoorwaarden houdt en zijn leven een positieve wending heeft gegeven. De raadsman heeft daarom verzocht een straf op te leggen conform het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar door hem een zogenoemde ‘high kick’ tegen het hoofd te geven. Het door verdachte gepleegde geweld betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van de verbalisant. Het gewelddadige karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om geweld tegen een ander te gebruiken. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast in strafverzwarende zin aan dat hij het geweld heeft gepleegd tegen een verbalisant tijdens de uitoefening van diens werkzaamheden, die er juist op zijn gericht de veiligheid in de maatschappij de waarborgen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieambtenaar. Door zo te handelen heeft verdachte de eer en goede naam van die politieambtenaar aangetast en het respect en gezag ondermijnd ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten.
De persoon van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie aangaande verdachte van 3 november 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport aangaande verdachte van 20 november 2025, waarin wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Tevens blijkt uit de rapportage dat de kans op recidive als gemiddeld wordt ingeschat. Daarnaast vermeldt de reclassering dat verdachte tijdens het toezicht veel positieve stappen heeft gezet, waaronder het afronden van de CoVa-plus training en het vinden van dagbesteding in de vorm van betaald werk. De reclassering heeft geadviseerd een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen in combinatie met bijzondere voorwaarden, indien verdachte gemotiveerd is om aan deze voorwaarden te voldoen. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij bereid is om mee te werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ook heeft verdachte ter terechtzitting zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer.
De op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van een trap tegen het hoofd geldt een oriëntatiepunt van 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij een poging daartoe is het vertrekpunt twee derde deel van dat oriëntatiepunt.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen in het beginsel passend en geboden. Gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte zal de rechtbank volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel dat gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wat volgens de rechtbank neerkomt op 32 dagen. De rechtbank zal het restant van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Aangezien een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd, ziet de rechtbank eveneens aanleiding om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uren. De rechtbank legt daarmee een zwaardere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde feit niet voldoende tot uitdrukking brengt.
Ten aanzien van 01.228662.24.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ] .
De benadeelde partij [slachtoffer ] heeft een immateriële schadevergoeding gevorderd van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 361,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering te matigen.
De beoordeling.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van letsel aan zijn kin. Naast fysiek letsel heeft de benadeelde partij nog een tijd lang mentaal last gehad van het incident. Gelet op de aard van het geweld en de situatie waarin dit geweld is toegepast, namelijk tegen een politieagent tijdens de uitoefening van zijn dienst, acht de rechtbank de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2024 tot de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2024 tot de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 266, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 01.228662.24:
poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van 01.165502.23:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregel:
Ten aanzien van 01.228662.24 feit 1 primair en 01.165502.23
Een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis
Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 58 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na de uitspraak bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuyperslaan 80, 5623 BB Eindhoven of op telefoonnummer 088-0901140. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich begeleiden door Humanitas of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De huidige begeleiding wordt voortgezet. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Richtlijn middelengebruik
Veroordeelde houdt zich aan de richtlijnen van de reclassering, ook als dit abstinentie van drugs en/of alcohol inhoudt. Hij werkt mee aan de controle op drugs- en alcoholgebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
- geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden genoemd in dit vonnis en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
Hierbij gelden verder als voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ten aanzien van 01.228662.24 feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer ] , van een bedrag van 500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade vergoeding. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer ] , van een bedrag van 500,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis (01.228662.24):
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is bij beslissing van 14 augustus 2024 met ingang van 15 augustus 2024 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. S.H. Schepers en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N. Slingerland, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2025.