ECLI:NL:RBOBR:2025:8141

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
01.148113.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake woninginbraken met vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging

Op 12 december 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot feit 1, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de feiten 2 en 3, die betrekking hebben op diefstal in woningen te Son en Breugel op 25 en 26 november 2022. De verdachte fungeerde als chauffeur voor de medeverdachten en was betrokken bij de uitvoering van de inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden in de woningen bevonden en goederen hebben weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een aanpassing van de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.148113.23
Datum uitspraak: 12 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2002] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 november 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 1 subsidiair:
een of meer onbekende mededaders en/of personen op of omstreeks 25 november 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meerdere goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 november 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of als chauffeur voor hem/hen op te treden en/of hem/hen naar en van die woning te vervoeren;
t.a.v. feit 2 primair:
hij in of omstreeks 25 november 2022 26 november 2022 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 3] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), meerdere flessen (alcoholhoudende) drank (Kalhua en/of Cognac) en/of een hoeveelheid geld en/of een cadeaubon (Gift for you) en/of een Horloge en/of sleutels en/of sieraden (meerdere munten), in elk geval een of meerdere goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn//hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
t.a.v. feit 2 subsidiair:
een of meer onbekende mededaders en/of personen in of omstreeks 25 november 2022 tot en met 26 november 2022 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), meerdere flessen (alcoholhoudende) drank (Kalhua en/of Cognac) en/of een hoeveelheid geld en/of een cadeaubon (Gift for you) en/of een Horloge en/of sleutels en/of sieraden (meerdere munten), in elk geval een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 25 november 2022 tot en met 26 november 2022 te Son en Breugel opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of als chauffeur voor hem/hen op te treden en/of hem/hen naar en van die woning te vervoeren;
t.a.v. feit 3 primair:
hij in of omstreeks de periode 25 november 2022 tot en met 26 november 2022 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere cadeaubonnen (Netflix en/of Bol.com en/of VVV) en/of een
hoeveelheid geld en/of een of meerdere telefoons en/of een of meerdere flessen (alcoholhoudende) drank (Jack Daniels en/of Bier en/of energie drank) en/of een blouse en/of een portemonnee en/of parfum (Paco Rabanne), in elk geval een of meerdere goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
t.a.v. feit 3 subsidiair:
een of meer onbekende mededaders en/of personen in of omstreeks 25 november 2022 tot en met 26 november 2022 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere cadeaubonnen (Netflix en/of Bol.com en/of VVV) en/of een hoeveelheid geld en/of een of meerdere telefoons en/of een of meerdere flessen (alcoholhoudende) drank (Jack Daniels en/of Bier en/of energie drank) en/of een blouse en/of een portemonnee en/of parfum (Paco Rabanne), in elk geval een of meerdere goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 25 november 2022 tot en met 26 november 2022 te Son en Breugel opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of als chauffeur voor hem/hen op te treden en/of hem/hen naar en van die woning te vervoeren.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs

Inleiding.
In de late avond van 25 november 2022 komt er een melding bij de politie binnen dat er op [adres 5] in Son en Breugel vermoedelijk een woninginbraak is gepleegd (feit 3). Door de melder wordt een gedeelte van het kenteken van het voertuig, waarin de daders zouden zijn weggereden, doorgegeven aan de politie. Wanneer de eenheid ter plaatse is, wordt de politie ook opgeroepen om naar de [adres 3] in Son en Breugel te gaan (feit 2). Hier blijkt eveneens te zijn ingebroken.
De verdachte komt als eigenaar van het voertuig, dat door de melder is gezien, in beeld. Het voertuig komt later die nacht door een ANPR-hit op de radar van de politie. Wanneer de politie bij het voertuig ter plaatse is, wordt de bestuurder, zijnde de verdachte, gecontroleerd en de persoon die als bijrijder uit het voertuig stapt, blijkt de medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Beide verdachten worden aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor hetgeen onder feit 2 primair en feit 3 primair ten laste is gelegd. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van hetgeen onder feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair ten laste is gelegd, bepleit de verdediging primair vrijspraak en refereert zij zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bijlage.
Het oordeel van de rechtbank.
Op basis van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Inbraak [adres 5] te Son en Breugel (feit 3).
Op 25 november 2022 omstreeks 23.33 uur wordt door buren van [adres 5] in Son een zwart kleurige personen auto gezien, waarin een man met een pet op zit weggedoken. Eén van de getuigen ziet twee of drie mannen met een zaklantaarn uit het raam van de voorzijde van de begane grond van [adres 5] klimmen. De mannen lopen naar de zwarte auto en ten minste één persoon stapt achterin. Een deel van het kenteken wordt door de getuige gelezen en bij de melding van deze inbraak doorgegeven aan de politie. Verder onderzoek naar het kenteken van de auto brengt de politie uiteindelijk naar de verdachte, die als eigenaar van deze auto staat geregistreerd.
Wanneer de politie ter plaatse onderzoek verricht, wordt in de woning op de vloer in de woonkamer, ter hoogte van het opengebroken raam, een fragment van een schoenspoor aangetroffen en veiliggesteld. Ook wordt geconstateerd dat de woning door de inbrekers met etenswaren uit de keuken bevuild is en dat diverse goederen ontvreemd zijn.
[adres 3] te Son en Breugel (feit 2).
Even later, namelijk kort na middernacht op 26 november 2022, komt de politie ter plaatse bij de woning aan de [adres 3] in Son en Breugel na een melding van een mogelijke inbraak. Bij onderzoek in en rond de woning wordt bij het raam – waar de inbreker of inbrekers zich de toegang tot de woning heeft of hebben verschaft – wederom een fragment van een schoenspoor veiliggesteld. Ook in de slaapkamer worden twee schoensporen veiliggesteld. De veiliggestelde sporen worden onderzocht. In deze woning is eveneens grote wanorde en zijn veel vernielingen aangericht. Onder andere de vloer, muren, meubels en elektronica zijn besmeurd met sauzen en overgoten met vloeistoffen. Spullen zijn vernield en er is een grote ravage in de woning achtergelaten. Verscheidene goederen zijn ontvreemd.
Aanhouding van en onderzoek naar de verdachten.
Door een camera wordt het kenteken van de auto van de verdachte, die op de locatie bij [adres 5] is gezien door de getuige, geregistreerd. Wanneer de politie ter plaatse komt, ziet zij een persoon in het voertuig als bestuurder zitten en een andere man, die later de medeverdachte blijkt te zijn, aan de bijrijderskant uitstappen.
In het voertuig worden inbrekerswerktuigen, handschoenen, zaklampen en diverse goederen aangetroffen. Ten tijde van de staandehouding van de verdachte en de medeverdachte krijgen de verbalisanten een foto van de in de woningen aangetroffen schoenfragmenten doorgestuurd. Deze afdrukken komen overeen met de schoenen die de medeverdachte op dat moment draagt. De verdachten worden aangehouden.
De goederen die in de auto worden aangetroffen, worden op een later moment onderzocht. Een aantal van die goederen blijkt afkomstig uit de woningen Aan [adres 5] en de [adres 3] .
Ook de telefoon van verdachte wordt in beslag genomen en onderzocht. Uit de locatiegegevens van de telefoon blijkt dat de telefoon op 25 november 2022 om 21.22 uur op de [adres 3] in Son en Breugel is geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn telefoon altijd bij zich draagt.
Betrokkenheid en rol van de verdachte bij de inbraken.
Uit de locatiegegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat hij in de [adres 3] is op de avond dat daar is ingebroken. Enige tijd later, namelijk om 23.33 uur, wordt het voertuig van verdachte gezien in de nabijheid van de woning aan [adres 5] . Een getuige ziet twee of drie personen met zaklampen uit de woning komen en naar de auto lopen en neemt waar dat in ieder geval een van deze personen in de auto van verdachte stapt. De getuige verklaart dat de bestuurder een zwarte pet droeg en ten tijde van de aanhouding droeg verdachte eveneens een zwarte pet.
Omstreeks 00:40 uur wordt de verdachte in zijn voertuig aangetroffen en nemen de verbalisanten waar dat de medeverdachte net uit het voertuig stapt.
Uit het onderzoek aan de schoenfragmenten aangetroffen bij / in beide woningen blijkt dat deze fragmenten overeenkomen met de schoenen die de medeverdachte ten tijde van de aanhouding draagt.
In het voertuig van verdachte worden goederen aangetroffen die afkomstig zijn uit beide woningen.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de medeverdachte in de woningen is geweest en dat verdachte bij beide woninginbraken als chauffeur heeft gefungeerd. Bij ten minste één woninginbraak waren nog één of twee andere personen betrokken. Dat verdachte ook zelf in de woningen is geweest, kan niet worden vastgesteld.
De rechtbank is, anders dan de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat het handelen van verdachte als medeplegen dient te worden gekwalificeerd.
Zij overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft met zijn eigen voertuig de medeverdachte(n) vervoerd naar de woning aan de [adres 3] .
Vervolgens heeft verdachte de medeverdachte(n) met de gestolen buit naar een volgende locatie, namelijk [adres 5] vervoerd, heeft hij daar gewacht totdat de inbrekers naar buiten kwamen en heeft hij vervolgens wederom medeverdachte(n) en gestolen goederen in zijn auto vervoerd.
Op het moment van zijn aanhouding was verdachte in het bezit van uit de woningen gestolen goederen. Verder lagen er inbrekerswerktuigen in de auto en was verdachte nog steeds in gezelschap van de medeverdachte, die in de woningen is geweest.
Het handelen van verdachte is verder gegaan dan het enkel ondersteunen van een door een ander gepleegd delict. Verdachte heeft de woninginbraken in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte(n) gepleegd en heeft hieraan een wezenlijke bijdrage geleverd.
Conclusie.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het aan hem onder feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. feit 2 primair:
op 25 november 2022 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten [adres 3] , alwaar zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), flessen (alcoholhoudende) drank (Kalhua en Cognac) en een hoeveelheid geld en een cadeaubon (Gift for you) en een horloge en sleutels en sieraden (meerdere munten), die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn//hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en inklimming;
t.a.v. feit 3 primair:
op 25 november 2022 te Son en Breugel, tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten [adres 5] , alwaar zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, meerdere cadeaubonnen (Netflix en Bol.com en VVV) en een hoeveelheid geld en meerdere telefoons en meerdere flessen (alcoholhoudende) drank (Jack Daniels en bier) en een blouse en een portemonnee en parfum (Paco Rabanne), die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen voornoemde goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 160 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de strafmaat stelt zij zich subsidiair op het standpunt dat aan verdachte uitsluitend een taakstraf dient te worden opgelegd. Een voorwaardelijke straf acht zij niet nodig. Mocht de rechtbank wel overgaan tot oplegging van een voorwaardelijke straf, is een proeftijd voor de duur van 1 jaar passend, gelet op het feit dat het een oude zaak betreft en verdachte sinds de ten laste gelegde feiten niet opnieuw in contact met politie en justitie is gekomen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging (in de avond- en nachtelijke uren) plegen van twee woninginbraken, waarbij goederen zijn ontvreemd en de woningen door de mededader(s) extreem zijn bevuild en goederen zijn vernield.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom en hij heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen en de voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
De persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Justitiële Documentatie betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit en dat verdachte – in die zin – een
first offenderis. Ook is de rechtbank gebleken dat sinds het moment waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De op te leggen straf en strafkorting wegens overschrijding redelijke termijn.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Naar vaste rechtspraak heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in het onderhavige geval geen sprake.
De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met ruim één jaar is overschreden en dat de zaak onnodig lang heeft stilgelegen. De termijnoverschrijding kan niet voor rekening van de verdachte komen.
De rechtbank verbindt aan deze constatering gevolgen voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf, in die zin dat een andere modaliteit zal worden toegepast. Op basis van de oriëntatiepunten komt de rechtbank voor de gepleegde strafbare feiten uit op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van in totaal 6 maanden.
Gelet op de termijnoverschrijding kiest de rechtbank echter voor een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden zijn.
Voor een verkorte proeftijd, zoals door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van medeplegen van de feiten, waar de officier van justitie tot medeplichtigheid heeft gerekwireerd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van 600,00 euro aan materiële en een bedrag van
250,00 euro aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het feit waarop deze vordering ziet geëist. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van 500,00 euro aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze voor toewijzing vatbaar is. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële vergoeding niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de drempels die daarvoor worden gesteld niet worden gehaald met de huidige onderbouwingen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en om deze reden in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding dat zij van oordeel is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen ook zonder dat concrete gegevens zijn aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. De rechtbank heeft gekeken naar wat in onderhavig geval een billijke schadevergoeding zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat schadevergoeding ter hoogte van 500,00 euro, zoals is gevorderd, in onderhavige kwestie passend is.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade aan benadeelde partij C.M. Dortmans worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van 139,98 euro aan materiële en een bedrag van
500,00 euro aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze voor toewijzing vatbaar is. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële vergoeding niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de drempels die daarvoor worden gesteld niet worden gehaald met de huidige onderbouwingen. Daarnaast stelt de verdediging zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt dat deze niet kan worden toegewezen, nu de kosten zijn gemaakt na het incident en dit geen schade is ten gevolge van het strafbare feit.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en om deze reden in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Immateriële schadevergoeding.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding dat zij van oordeel is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen ook zonder dat concrete gegevens zijn aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. De rechtbank heeft gekeken naar wat in onderhavig geval een billijke schadevergoeding zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat schadevergoeding ter hoogte van 500,00 euro, zoals is gevorderd, in onderhavige kwestie passend is.
Materiële schadevergoeding.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade dat uit de omstandigheden volgt dat het installeren van de beveiligingscamera’s na de gepleegde inbraak een redelijk en proportionele maatregel vormt ter beperking van verdere (immateriële) schade. De camera’s dienen ertoe een bijdrage te leveren aan het psychisch herstel van de benadeelde partij. Het betreft een preventieve uitgave die rechtstreeks voortvloeit uit het schadeveroorzakende incident. De kosten voor de (installatie van de) camera’s zijn daarom aan te merken als vermogensschade die in causaal verband staat met het bewezenverklaarde feit en deze kosten kunnen als zodanig worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade aan benadeelde partij I.R.E. Grutters worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 60a, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij
en
Verklaart het onder feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2 primair:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden;
t.a.v. feit 3 primair:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. feit 2 primair, feit 3 primair:
een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, op 2 uur te verrichten arbeid.
En
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
t.a.v. feit 2 primair:
Legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2], van een bedrag van 500,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 3 primair:
Legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3], van een bedrag van 639,98 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 139,98 euro materiële schadevergoeding en 500,00 euro immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 1 primair en subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
T.a.v. feit 2 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 500,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele
bedrag.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
T.a.v. feit 3 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 639,98 euro, bestaande uit 139,98 euro materiële schadevergoeding en 500,00 euro immateriële schadevergoeding.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele
bedrag.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. S.A.E.M. Rampaart en mr. S.S. Arendse, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 12 december 2025.