ECLI:NL:RBOBR:2025:8211

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
01.221332.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en maatregel tot beperking van de vrijheid in een zaak van belaging en mishandeling

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van ruim vier maanden stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit omvatte het herhaaldelijk bellen, berichten sturen, en het volgen van het slachtoffer, zelfs nadat er een contactverbod was opgelegd. De verdachte heeft ook het slachtoffer mishandeld door haar met kracht bij haar haren vast te pakken en haar te klemrijden met zijn auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden opgelegd, evenals een maatregel tot beperking van de vrijheid, die een contactverbod en een locatieverbod inhoudt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.221332.25
Datum uitspraak: 16 december 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende aan het [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2025.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 oktober 2025. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode 13 april 2025 tot en met 28 augustus 2025 te Oss,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] herhaaldelijk en veelvuldig te bellen en/of berichten te sturen,
- naar de woning, althans verblijfplaats, van die [slachtoffer] te komen en/of zich bij die woning op te houden,
- die [slachtoffer] op te wachten, in een voertuig te volgen en/of die [slachtoffer] tot stoppen te dwingen (en daarbij tegen haar auto aan te rijden),
- zich toegang (proberen) te verschaffen tot de 'Tesla-app', althans een applicatie, waarmee hij de locatie van het voertuig welke bij die [slachtoffer] in gebruik was kon volgen,

en/of terwijl hem (verdachte) een contact- en/of locatieverbod was opgelegd, in strijd met dat verbod,

- die [slachtoffer] te mailen,
- die [slachtoffer] bij het Ossenmeer (op) te zoeken en/of
- via derden contact met die [slachtoffer] te zoeken en/of informatie over die [slachtoffer] op te halen,

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 6 augustus 2025 te Oss
[slachtoffer] (zijn ex-partner),
heeft mishandeld, door
- haar met zijn beide handen met kracht bij haar keel, hals, nek en/of gezicht vast te pakken en/of
- haar met kracht aan haar haren te trekken,

terwijl verdachte dit misdrijf beging tegen zijn ex-partner;

T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 6 augustus 2025 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Tuinstraat en/of de Vierhoeksingel, een ander voertuig te volgen, in te halen en/of tot stoppen te dwingen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 betoogd dat kritisch gekeken dient te worden naar het bestandsdeel ‘stelselmatig’.
Met betrekking tot feit 2 kan volgens de verdediging wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte het slachtoffer aan haar haren heeft getrokken. Niet bewezen kan worden dat hij haar bij haar keel, hals, nek en/of gezicht vastgepakt zou hebben.
Feit 3 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank.
A.
De bewijsmiddelen
T.a.v. feit 1:
In bijlage I heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
T.a.v. de feiten 2 en 3:
Met betrekking tot feit 2 is de rechtbank, met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer bij haar keel, hals, nek en/of gezicht heeft gepakt, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging partieel zal worden vrijgesproken. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat er op die plekken geen letsel is waargenomen dat de verklaring van aangeefster zou kunnen ondersteunen.
Het resterende deel van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bewijsoverweging bewezen worden verklaard..
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
T.a.v. feit 1:
Belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist het stelselmatig, opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het oogmerk de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of het gaat om belaging zijn, zoals volgt uit vaste rechtspraak, verschillende factoren van belang, te weten de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte. Ook de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, zijn factoren van belang.
Uit de bewijsmiddelen, opgenomen in bijlage I, leidt de rechtbank af dat de (inmiddels) ex-partner van verdachte (hierna: slachtoffer) verdachte op 13 april 2025 heeft laten weten dat zij wilde scheiden en dat zij naar haar ouders ging om daar te verblijven. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte haar, vanaf het moment dat zij uit elkaar zijn gegaan, veel is gaan bellen en appen. Onder deze berichten bevindt zich ook een bericht waarin verdachte aan het slachtoffer schrijft dat hij met hun kinderen het meer in zou rijden. Uit de berichten blijkt verder dat het slachtoffer verdachte verschillende keren heeft laten weten dat zij ruimte nodig had en geen contact wilde. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij te veel berichten heeft gestuurd.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank verder vast dat verdachte in de periode van 13 april 2025 tot en met 28 augustus 2025, naast de vele berichten en het vele bellen, bij de woning van de ouders van het slachtoffer, waar zij op dat moment verbleef, op de ramen heeft gebonsd, haar onaangekondigd in het ziekenhuis heeft bezocht en dat hij haar via de Tesla-app in de gaten heeft gehouden. Bovendien is verdachte op 6 augustus 2025, nadat het slachtoffer de hond bij hem had opgehaald, opnieuw onaangekondigd verschenen bij de woning van haar ouders. Zij heeft hem toen meerdere keren duidelijk gemaakt dat ze hem niet wilde spreken en dat hij weg moest gaan. Nadat het tot een fysieke confrontatie was gekomen, vertrok het slachtoffer naar het politiebureau om aangifte te doen. Verdachte heeft haar daar buiten opgewacht en het slachtoffer vervolgens klemgereden om haar zo te bewegen tot een gesprek. Zelfs nadat verdachte een contact- en locatieverbod opgelegd had gekregen, heeft hij het slachtoffer nog gemaild, heeft hij via anderen geprobeerd in contact met haar te komen en heeft hij haar opgezocht bij Ossenmeer, toen hij via de Tesla-app had gezien dat ze daar was.
Naar het oordeel van de rechtbank maken al deze gedragingen tezamen dat verdachte een stelstelmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer heeft gemaakt. Hij heeft steeds op indringende en intensieve wijze geprobeerd om in gesprek met het slachtoffer te komen, terwijl zij dit niet wilde en dit ook meerdere keren aan heeft gegeven. Dit heeft een grote invloed op het persoonlijke leven van het slachtoffer gehad.
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. Daarmee is het ten laste gelegde feit 1 wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
hij in de periode van 13 april 2025 tot en met 28 augustus 2025 te Oss,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] herhaaldelijk en veelvuldig te bellen en berichten te sturen,
- naar de verblijfplaats, van die [slachtoffer] te komen en zich bij die woning op te houden,
- die [slachtoffer] op te wachten, in een voertuig te volgen en die [slachtoffer] tot stoppen te dwingen en daarbij tegen haar auto aan te rijden,
- zich toegang te verschaffen tot de 'Tesla-app', waarmee hij de locatie van het voertuig welke bij die [slachtoffer] in gebruik was kon volgen,
en terwijl hem (verdachte) een contact- en locatieverbod was opgelegd, in strijd met dat verbod,
- die [slachtoffer] te mailen,
- die [slachtoffer] bij het Ossenmeer (op) te zoeken en
- via derden contact met die [slachtoffer] te zoeken en informatie over die [slachtoffer] op te halen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
T.a.v. feit 2:
hij op 6 augustus 2025 te Oss [slachtoffer] , heeft mishandeld, door haar met kracht aan haar haren te trekken;
T.a.v. feit 3:
hij op 6 augustus 2025 te Oss als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Tuinstraat, een ander voertuig te volgen, in te halen en tot stoppen te dwingen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakten het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
-een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, alsmede de oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door Reclassering Nederland op 29 oktober 2025;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 maanden, en
-een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte zijn straf al in voorarrest heeft uitgezeten. De verdediging verzet zich niet tegen de eventuele oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden. Een eventuele ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen kan achterwege gelaten worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal feiten, telkens gericht tegen het slachtoffer. Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan de belaging (stalking) van het slachtoffer gedurende een periode van ruim vier maanden. De belaging bestond onder andere uit het veelvuldig bellen, sturen van berichten, mailen, naar de verblijfplaats komen en zich daar ophouden, volgen (zo ook door middel van een ‘Tesla-app’), opzoeken en via derden contact zoeken met het slachtoffer.
Daarnaast heeft hij het slachtoffer mishandeld door haar met kracht bij haar armen vast te pakken en aan haar haren te trekken. Nadat het slachtoffer hiervan aangifte heeft gedaan bij de politie, is verdachte haar in zijn auto gevolgd en heeft hij het slachtoffer op een rotonde klemgereden, waarbij het tot een botsing van beide auto’s is gekomen.
Verdachte heeft met zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, maar ook op haar lichamelijke integriteit.
Het slachtoffer heeft in haar slachtofferverklaring duidelijk gemaakt welke impact het gedrag van verdachte op haar en hun kinderen heeft gehad. Niet alleen heeft de belaging haar leven gedurende een lange tijd beheerst, ook riep de belaging verdriet en angst bij haar op.
De aanhoudendheid en dwingende wijze waarop verdachte contact probeerde te houden met het slachtoffer acht de rechtbank zorgwekkend. Verdachte heeft blijkbaar niet beseft wat zijn gedrag teweegbracht bij het slachtoffer.
De rechtbank acht het ook zorgwekkend dat verdachte in 2021 eerder is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van dit slachtoffer.
De rechtbank heeft ook de reclasseringsadviezen van 11 augustus 2025, van 12 september 2025 en meest recent van 29 oktober 2025 bij haar beslissing betrokken, alsmede een ongedateerde e-mail van de reclassering.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor nader te noemen duur. De rechtbank zal een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met als doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal een proeftijd van 3 jaren opleggen, omdat de rechtbank van oordeel is dat gelet op al het voorgaande een proeftijd van een dergelijke duur passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd in het advies van 29 oktober 2025. Deze voorwaarden bieden aan verdachte de gelegenheid om aan zichzelf te werken en zijn daarnaast bedoeld om het slachtoffer tegen verdachte te beschermen. De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de reclassering het risico op recidive inschat als gemiddeld en dat verdachte gedurende een eerdere schorsing is doorgegaan met de belaging.
De rechtbank zal daarnaast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor nader te noemen duur opleggen. De rechtbank acht de oplegging van deze ontzegging passend en geboden, omdat verdachte zijn auto heeft gebruikt als middel om het slachtoffer te dwingen met hem in gesprek te gaan. Daarbij heeft hij gevaar en hinder op de weg veroorzaakt. Deze voorwaardelijke straf heeft als doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal ook ten aanzien van deze voorwaardelijke straf een proeftijd van 3 jaren opleggen.
Tot slot zal de rechtbank aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen. Deze maatregel zal een contactverbod en een locatieverbod inhouden voor nader te noemen duur. Voor iedere keer dat verdachte zich niet aan deze maatregel houdt zal vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen worden toegepast, tot een maximum van 6 maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
De rechtbank acht de oplegging van de hiervoor genoemde straffen en maatregel passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57, 285b, 300 Wetboek van Strafrecht, en
5, 177, 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
Belaging.
T.a.v. feit 2:
Mishandeling
T.a.v. feit 1:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Oplegging van straffen en maatregel:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
legt
op een gevangenisstrafvoor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
-De veroordeelde meldt zich binnen 48 uur telefonisch bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041401. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-De veroordeelde laat zich behandelen door GGZ Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde verleent toestemming voor gegevensdeling tussen de reclassering en de behandelaar. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met aangeefster, [slachtoffer] , geboren op [1983] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Communicatie omtrent de kinderen vindt plaats middels
een onafhankelijke organisatie, zoals Veilig Thuis of Exodus, of een andere organisatie.
-De veroordeelde bevindt zich gedurende het toezicht niet in Oss (zie afbeelding verboden gebied op pagina 12 van het rapport van Reclassering Nederland van 29-10-2025). De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De elektronische monitoring zal maximaal één (1) jaar duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
-De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. Een locatieverbod ter bescherming van een aanwijsbaar slachtoffer met elektronische monitoring is geïndiceerd. Het toepassen van elektronische monitoring is mogelijk. Het onderzoek naar de haalbaarheid heeft opgeleverd dat aan de voorwaarden voldaan kan worden. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting. De elektronische monitoring zal maximaal één (1) jaar duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
-meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
-meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
legt op
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
legt op de maatregel strekkende tot
beperking van de vrijheidals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht:

-een contactverbod voor de duur van drie jaar;

het contactverbod houdt in: de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangeefster, [slachtoffer] , geboren op [1983] . Communicatie omtrent de kinderen vindt plaats middels een onafhankelijke organisatie, zoals Veilig Thuis of Exodus, of een andere organisatie.
-
een locatieverbodvoor de duur van drie jaar;
het locatieverbod houdt in: de veroordeelde bevindt zich gedurende het toezicht niet in Oss (zie afbeelding verboden gebied op pagina 12 van het rapport van Reclassering Nederland van 29-10-2025). De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De elektronische monitoring zal maximaal één (1) jaar duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
beveelt dat voor iedere keer dat de veroordeelde zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen zal worden toegepast, tot een maximum van 6 maanden.
bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
beveelt gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Grimbergen, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 16 december 2025.