Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak hebben [eiser 1] en [eiser 2] een verzoek ingediend bij de kantonrechter om het medehuurderschap van [eiser 2] te laten vaststellen. Dit verzoek volgt op een eerdere afwijzing door het gerechtshof, dat op 14 januari 2024 het vonnis van de kantonrechter van 6 april 2023 heeft vernietigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eisers] identiek is aan de eerder afgewezen vordering, en dat het in strijd is met de goede procesorde om deze opnieuw voor te leggen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het arrest van het gerechtshof nog niet onherroepelijk is, maar dat de vordering om het medehuurderschap opnieuw te bepalen niet kan worden toegewezen. Daarnaast is er een nieuw verzoek gedaan op 27 januari 2025, maar dit verzoek is onvoldoende onderbouwd en ook afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan [eiser 1] en [eiser 2] opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 18 december 2025 door mr. J.J.A. Donkersloot.