ECLI:NL:RBOBR:2025:8462

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
11583427 \ CV EXPL 25-1722
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op reflexwerking van de regeling koop op afstand door een kleine ondernemer in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 18 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen CineFox Bioscoop- en Theaterreclame B.V. en een kleine ondernemer, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de vraag of de kleine ondernemer zich kan beroepen op de reflexwerking van de regeling koop op afstand, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m tot en met 6:230s van het Burgerlijk Wetboek, en of de annulering van een overeenkomst tijdig heeft plaatsgevonden. De ondernemer had een overeenkomst gesloten voor het vervaardigen en plaatsen van reclamemiddelen, maar heeft deze overeenkomst op 20 december 2023, na de ondertekening op 13 december 2023, willen annuleren. CineFox heeft echter gesteld dat de annulering niet tijdig was, omdat de termijn van twee werkdagen, zoals vermeld in de algemene voorwaarden, al was verstreken. De kantonrechter oordeelt dat CineFox recht heeft op betaling van een deel van de jaarbijdrage, maar dat de volledige vordering onaanvaardbaar is gezien de omstandigheden van de zaak. De rechter heeft de betalingsverplichting van de ondernemer voor het eerste jaar beperkt tot 25% van de verschuldigde jaarbijdrage, en de vorderingen voor de volgende jaren zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11583427 \ CV EXPL 25-1722
Vonnis van 18 december 2025
in de zaak van
CINEFOX BIOSCOOP- EN THEATER RECLAME B.V.,
te Wijchen,
eisende partij,
hierna te noemen: CineFox,
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.J.A. Verhagen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van CineFox van 29 augustus 2025;
- de mondelinge behandeling van 8 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling in persoon verschenen zonder gemachtigde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 13 december 2023 heeft [gedaagde] een overeenkomst met CineFox ondertekend voor het vervaardigen en/of plaatsen van reclamemiddelen in twee zalen van de Veldhovense bioscoop Cinema Gold. Gedaagde dreef toen onder de handelsnaam “ [bedrijfsnaam gedaagde] ” in de vorm van een eenmanszaak een schoonheidssalon in [plaats] . Enkele dagen voor 13 december 2023 heeft een medewerker van CineFox per telefoon gevraagd of een vertegenwoordiger [gedaagde] voor dit doel mocht bezoeken. [gedaagde] heeft daarin toegestemd en dit heeft geresulteerd in de afspraak op 13 december 2023 in de salon van [gedaagde] .
2.2.
De overeenkomst heeft een looptijd van drie jaren,
“ingaande op de (beoogde) plaatsingsdatum”, die volgens de overeenkomst
“+/-Jan 2024”is. De door [gedaagde] aan CineFox verschuldigde jaarbijdrage bedraagt € 1.687,95 inclusief btw.
De overeenkomst vermeldt dat de algemene voorwaarden van CineFox (de “algemene voorwaarden”)
"zoals vermeld aan de achterzijde van deze overeenkomst"van toepassing zijn.
2.3.
Voor dit geschil relevante artikelen uit de algemene voorwaarden zijn:

4a.
De wederpartij is gehouden de benodigde teksten en/of andere materialen binnen 14 dagen en conform de aanleverspecificaties na de akkoordverklaringsdatum aan ons ter beschikking te stellen, tenzij schriftelijk anders overeengekomen. Indien genoemde teksten en/of materialen niet tijdig worden geleverd, behouden wij ons het recht voor op de overeengekomen beoogde plaatsingsdatum tot facturering over te gaan voor de gereserveerde reclameplaats.
8b.
Ingeval de wederpartij;
(…)
d. Nalaat een factuurbedrag of een gedeelte daarvan binnen de daarvoor gestelde termijn te voldoen;
(…)
hebben wij door het enkel plaatsgrijpen van een der opgemelde omstandigheden het recht hetzij de overeenkomst als ontbonden te beschouwen zonder dat enige rechterlijke tussenkomst vereist zal zijn hetzij enig bedrag verschuldigd door de wederpartij op grond van de door ons verleende diensten terstond en zonder dat enige waarschuwing of ingebrekestelling nodig zal zijn in zijn geheel op te eisen, alles onverminderd ons recht op vergoeding van kosten, schaden en interessen.
8c.
Wanneer de in artikel 8b genoemde omstandigheden zich voordoen, hebben wij tevens opeisbaar, zonder verdere ingebrekestelling, van de wederpartij te vorderen de nog niet vervallen jaarlijkse betalingen – vide de duur van de overeenkomst - verhoogd met eventuele rente en kosten.
9a.
Indien betaling niet binnen de termijn van 14 dagen heeft plaatsgevonden, is de wederpartij van rechtswege in verzuim en vanaf het moment van verzuim een rente van 1,5% per (gedeelte van een) maand verschuldigd over het nog openstaande bedrag.
9b.
Alle te maken gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten komen voor rekening van de wederpartij. De buitengerechtelijke kosten bedragen ten minste 15% van het met inbegrip van voornoemde rente door de wederpartij verschuldigde bedrag.
11.
De overeenkomst kan door de wederpartij slechts worden geannuleerd per aangetekend schrijven binnen een termijn van 2 werkdagen na ondertekening van deze overeenkomst.”
2.4.
Op 20 december 2023 heeft [gedaagde] per e-mail aan CineFox laten weten van de overeenkomst te willen afzien. CineFox heeft daarop laten weten dat dat niet meer kan en heeft verwezen naar artikel 11 van haar algemene voorwaarden. Volgens deze bepaling dient annulering binnen twee werkdagen na het sluiten van de overeenkomst plaats te vinden en die termijn was op 20 december 2023 al verstreken. [gedaagde] heeft per e-mail daarop gereageerd en betoogd dat de toepasselijke wettelijke annuleringstermijn 7 of 14 dagen zou zijn en dat zij wel tijdig zou hebben opgezegd.
2.5.
[gedaagde] heeft CineFox geen logos’ of andere marketingmaterialen voor de reclame-uitingen toegezonden. Op 18 januari 2024 heeft CineFox onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden de factuur voor het eerste jaar verzonden. [gedaagde] heeft die eerste factuur niet voldaan.
2.6.
Per e-mail van haar gemachtigde van 27 maart 2024 heeft CineFox niet alleen het bedrag van de factuur voor het eerste jaar gevorderd maar ook de termijnbedragen voor het tweede en derde jaar, rente en buitengerechtelijke invorderingskosten. [gedaagde] heeft het gevorderde totaalbedrag van € 6.043,08 niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
CineFox vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.678,78, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
CineFox legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de duur van drie jaar. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing. De overeenkomst is door [gedaagde] gesloten in de uitoefening van beroep en/of bedrijf. CineFox heeft in opdracht en voor rekening van Annewaar diverse werkzaamheden en/of diensten verricht in het kader van het vervaardigen en/of het plaatsen van reclame-uitingen in twee bioscoopzalen van bioscoop ‘Cinema Gold’ te Veldhoven, meer in het bijzonder heeft CineFox een plaats voor de reclame-uitingen in de aangegeven bioscoop gereserveerd. Ondanks verzoeken heeft CineFox van [gedaagde] geen marketingmaterialen ontvangen. Op grond van haar algemene voorwaarden is CineFox gerechtigd niettemin een factuur voor het eerste jaar te versturen. De verzonden factuur is niet binnen de betalingstermijn voldaan. Op grond van haar algemene voorwaarden is CineFox vervolgens gerechtigd de toekomstige termijnen eveneens op te eisen. [gedaagde] heeft ondanks sommatie het door haar verschuldigde niet aan CineFox betaald en verkeert in verzuim. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] naast de drie termijnen ook buitengerechtelijke invorderingskosten en contractuele rente van 1,5% per (gedeelte van een) maand verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van CineFox, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van CineFox, met veroordeling van CineFox in de kosten van deze procedure.
3.4.
Het daartoe strekkende betoog van [gedaagde] bestaat uit zes onderdelen:
A. [gedaagde] betoogt dat geen overeenkomst tot stand gekomen is, omdat haar wil hier niet op was gericht, hetgeen bij CineFox bekend hoorde te zijn. Zij wilde geen overeenkomst sluiten, omdat het nog onzeker was of zij ter plaatse haar bedrijf zou kunnen voortzetten. [gedaagde] stelt dat zij op 13 december 2023 verwikkeld was in een geschil met haar toenmalige verhuurder en waarschijnlijk moest uitwijken naar een andere ruimte. Dat had haar prioriteit. Dat alles is op 13 december 2023 besproken. [gedaagde] heeft dit vanaf het begin af aan kenbaar gemaakt en CineFox mocht er niet op vertrouwen dat [gedaagde] de overeenkomst wilde aangaan. [gedaagde] is op 13 december 2023 door de verkoopmedewerker van CineFox totaal overrompeld. Het gehele gesprek heeft hooguit 20 minuten geduurd.
B. [gedaagde] heeft de overeenkomst tijdig opgezegd. [gedaagde] betoogt op dit punt dat de overeenkomst pas in januari 2024 zou ingaan. Er is op 20 december 2023 opgezegd en dus voor de ingangsdatum.
C. CineFox kan zich niet beroepen op de door haar ingeroepen bepalingen uit de algemene voorwaarden (waarbij [gedaagde] pijlen zich in essentie vooral richten op artikel 11 van de algemene voorwaarden over de annuleringstermijn van twee werkdagen), nu deze door [gedaagde] zijn vernietigd. [gedaagde] onderbouwt dit onderdeel van haar verweer als volgt:
C1. [gedaagde] heeft voor ondertekening van de overeenkomst geen kennis kunnen nemen van de algemene voorwaarden (6:233 aanhef en onder b BW);
C2. Artikel 11 van de algemene voorwaarden is onredelijk bezwarend, waarbij wordt verwezen naar artikel 6:233 aanhef en onder a BW, artikel 6:236o BW en artikel 6:230o BW.
Hoewel zij geen consument is maar ondernemer, betoogt [gedaagde] ten aanzien van deze laatste twee wetsartikelen dat deze via reflexwerking toch van toepassing zijn. Volgens [gedaagde] is reflexwerking gerechtvaardigd aangezien zij een ‘kleine ondernemer’ is. Zij werkt gemiddeld maar 1 dag in de week in haar schoonheidssalon, doet dit bij wijze van bijverdienste en hobby naast haar gewone baan en genereert uit haar schoonheidssalon maar een zeer beperkt inkomen. Zij valt onder de ‘Kleine Ondernemers Regeling’ van de Belastingdienst.
D. Gelet op de korte tijdsspanne tussen de ondertekening en de annulering van de overeenkomst door [gedaagde] betwist [gedaagde] dat CineFox werkzaamheden en/of diensten heeft verricht die gefactureerd kunnen worden.
E. [gedaagde] acht het gelet op de geschetste gang van zaken rond het sluiten en de annulering van de overeenkomst in strijd met artikel 6:248 BW en de redelijkheid en billijkheid dat CineFox haar aan haar verplichting tot betaling houdt.
F. De derde termijn voor het jaar 2026 is sowieso nog niet opeisbaar.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan. De kantonrechter zal de onderdelen van [gedaagde] verweer daarbij in bovenstaande volgorde bespreken.

4.De beoordeling

4.1.
A. [gedaagde] wil was niet gericht op de totstandkoming van een overeenkomst
4.1.1.
De kantonrechter verwerpt [gedaagde] beroep op een wilsgebrek. Tijdens de mondelinge behandeling is over het gesprek op 13 december 2023 gesproken.
[gedaagde] heeft op dit punt toegelicht dat zij de vertegenwoordiger van CineFox op 13 december 2023 heeft verteld over een nieuwe eigenaar van het bedrijfspand waarin zij met haar onderneming was gevestigd. Deze nieuwe eigenaar had wellicht andere plannen met het bedrijfspand, maar hij was daar volgens [gedaagde] onduidelijk over en [gedaagde] hoopte wel in het pand te kunnen blijven. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet tot in de puntjes heeft uitgelegd wat er gaande was.
Dit punt is tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende concreet naar voren gekomen als een zodanig zwaarwegende omstandigheid die [gedaagde] ook zo jegens de vertegenwoordiger van CineFox heeft voorgehouden, dat die vertegenwoordiger moest begrijpen dat die omstandigheid voor [gedaagde] echt in de weg zou staan aan het sluiten van een overeenkomst met CineFox. Voor zover [gedaagde] op enige termijn met haar onderneming zou moeten verhuizen, zou de reclame voor haar onderneming, naar CineFox onbetwist heeft gesteld, immers ook nog aangepast kunnen worden. [gedaagde] heeft naar eigen zeggen op 13 december 2023 ook nog kenbaar gemaakt geen marketingmateriaal te hebben, maar dat kon zij natuurlijk nog tijdig oplossen door dergelijk materiaal te laten maken en uit dat bezwaar blijkt ook niet dat [gedaagde] wil niet gericht was op het sluiten van een overeenkomst met CineFox. Volgens [gedaagde] moest zij haar bedrijfsruimte drie maanden later ontruimen, omdat het pand brandonveilig was, maar die omstandigheid was op 13 december 2023 nog niet bekend en is ook als zodanig toen niet aangevoerd.
4.1.2.
In zijn oordeel over het gestelde wilsgebrek betrekt de kantonrechter voor wat betreft de door [gedaagde] gestelde en door CineFox betwiste overrompeling door CineFox’ vertegenwoordiger, dat vaststaat dat [gedaagde] enige tijd voor 13 december 2023 per telefoon is benaderd door een andere medewerker van CineFox en dat tijdens dat telefonische introductiegesprek is verteld wat de activiteiten van CineFox zijn. Op de vraag of een collega langs mocht komen om een en ander aan [gedaagde] voor te leggen, heeft zij bevestigend geantwoord. [gedaagde] moet dus geacht worden in zekere mate voorbereid te zijn geweest op het gesprek op 13 december 2023. De door [gedaagde] gestelde duur van het gesprek op 13 december 2023 (20 minuten) doet ook niet direct vermoeden dat sprake is geweest van een bliksembezoek met zeer weinig tot geen tijd voor overdenking. Van een reële vorm van overrompeling is vooralsnog dan ook niet gebleken. [gedaagde] is ondernemer, verkeerde niet in een duidelijk mindere positie dan CineFox en heeft uiteindelijk haar handtekening onder de overeenkomst gezet. In de aldus geschetste omstandigheden kon CineFox die handtekening redelijkerwijze opvatten als een door [gedaagde] tot CineFox gerichte verklaring dat [gedaagde] zich conform de ondertekende overeenkomst wilden binden en kan [gedaagde] geen beroep doen op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
4.2.
B. [gedaagde] heeft de overeenkomst tijdig opgezegd.
4.2.1.
[gedaagde] heeft betoogd dat zij de overeenkomst tijdig heeft opgezegd, aangezien de overeenkomst pas in januari 2024 zou ingaan, terwijl de opzegging op 20 december 2023 plaatsvond, dus vóór de ingangsdatum.
Dat betoog kan [gedaagde] echter niet baten. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding en de totstandkoming van de overeenkomst staat los van een eventuele ingangsdatum, die betrekking heeft op de uitvoering van de overeenkomst. In veel gevallen vinden aanbod en aanvaarding niet op dezelfde datum plaats en ligt de ingangsdatum ook nog later, bijvoorbeeld omdat zaken moeten worden ingekocht of het leveren van diensten anderszins moet worden voorbereid. In dit geval kwam de overeenkomst tot stand op 13 december 2023 en ontstonden op die datum over en weer rechten en verplichtingen, zoals vastgelegd in de overeenkomst en de algemene voorwaarden. Onderdeel van de voorwaarden was conform artikel 11 dat de overeenkomst na de totstandkoming nog binnen twee werkdagen kon worden geannuleerd. Dat is niet gebeurd.
4.3.
C. CineFox kan zich niet beroepen op de door haar aangegrepen bepalingen uit de algemene voorwaarden nu deze door [gedaagde] zijn vernietigd.
C1. [gedaagde] heeft voor ondertekening van de overeenkomst geen kennis kunnen nemen van de algemene voorwaarden (6:233 aanhef en onder b BW)
4.3.1.
Ook dit onderdeel van [gedaagde] verweer strandt. Artikel 6:234 BW bepaalt dat de gebruiker van algemene voorwaarden aan de wederpartij een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld. CineFox heeft onbetwist gesteld dat haar algemene voorwaarden aan de achterzijde van het door [gedaagde] ondertekende formulier waren afgedrukt. De overeenkomst vermeldt dat ook als zodanig en [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat zij op de achterkant van het door haar ondertekende formulier algemene voorwaarden aantrof. Dat zij wellicht op 13 december 2023 de algemene voorwaarden niet heeft gelezen, is denkbaar maar laat onverlet dat de algemene voorwaarden conform de wet toen aan haar ter hand zijn gesteld en dat zij volgens de wet aldus kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden.
C2. Artikel 11 van de algemene voorwaarden is onredelijk bezwarend
[gedaagde] beroep op artikel 6:233 aanhef en onder a BW
4.3.2.
Het beroep op dit wetsartikel is onvoldoende onderbouwd en kan [gedaagde] niet baten.
Hiervoor is al overwogen dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Uitgangspunt bij tot stand gekomen overeenkomsten voor bepaalde tijd is dat deze, behoudens wettelijke beëindigingsmogelijkheden als ontbinding of vernietiging, alleen in overeenstemming met de bepalingen uit de betreffende overeenkomst of eventuele algemene voorwaarden kunnen worden opgezegd.
Het is ook niet vereist dat een gesloten (duur)overeenkomst tussen ondernemers voorziet in de mogelijkheid om binnen een bepaalde periode na de totstandkoming de overeenkomst alsnog zonder opgave van reden te kunnen annuleren. In die zin geldt al snel ‘afspraak is afspraak’.
In dit geval bevatten de algemene voorwaarden van CineFox niettemin onverplicht de mogelijkheid om de overeenkomst binnen 2 werkdagen na de totstandkoming te annuleren.
[gedaagde] heeft niet aangegeven waarom een annuleringstermijn van twee werkdagen in het algemeen of in de gegeven omstandigheden onredelijk bezwarend is. Dit onderdeel van het verweer kan [gedaagde] dus evenmin baten.
Reflexwerking van artikel 6:236o BW en artikel 6:230o BW?
4.3.3.
De kantonrechter laat de vraag of [gedaagde] als kleine ondernemer moet worden aangemerkt en aldus via reflexwerking een beroep kan doen op de door haar genoemde wettelijke bepalingen buiten beschouwing nu deze bepalingen haar sowieso niet kunnen baten. De kantonrechter werkt dat hieronder uit.
[gedaagde] beroep op artikel 6:236o BW
4.3.4.
Het beroep op 6:236o BW slaagt niet. Dit wetsartikel heeft immers betrekking op een beding dat de bevoegdheid van de wederpartij om een overeenkomst, die mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg tot stand is gekomen, op een overeenkomstige wijze op te zeggen, uitsluit of beperkt. De strekking van dit wetsartikel is dus dat overeenkomsten op dezelfde wijze moeten kunnen worden opgezegd als zij zijn aangegaan. Artikel 11 van de algemene voorwaarden schrijft voor dat opzegging per aangetekende brief moet geschieden, maar dit is schriftelijk en de overeenkomst is ook schriftelijk aangegaan. De overeenkomst tussen CineFox en [gedaagde] kan dus op dezelfde wijze worden opgezegd als de overeenkomst is aangegaan. CineFox heeft zich ook niet beroepen op het bewijsvoorschrift van de aangetekende brief en [gedaagde] heeft dat deel van artikel 11 ook niet bestreden, alleen de termijn van twee dagen in artikel 11.
Artikel 11 van de algemene voorwaarden wordt dus niet geraakt door artikel 6:236o BW en het beroep van [gedaagde] op dat wetsartikel , reflexwerking of niet, faalt.
[gedaagde] beroep op artikel 6:230o BW
4.3.5.
Ook het beroep op artikel 6:230o BW faalt. Tijdens de parlementaire behandeling van afdeling 6.5.2B BW (de artikelen. 6:230g-6:230z BW) is de vraag aan de orde geweest of de bescherming van deze afdeling ook zou moeten gelden voor ‘kleine ondernemers’. Daarvan heeft de wetgever echter uitdrukkelijk afgezien. [1] De Hoge Raad heeft op 27 mei 2016 [2] onder verwijzing naar de parlementaire behandeling van afdeling 6.5.2B BW ook uitdrukkelijk geoordeeld dat aan de Colportagewet, de voorloper van de huidige regeling in afdeling 6.5.2B BW, geen reflexwerking toekomt. Nu vaststaat dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst met CineFox optrad als ondernemer, kan zij geen beroep doen op artikel 6:230o BW, dat alleen geldt voor consumenten.
4.4.
D. Gelet op de korte tijdsspanne tussen de ondertekening en de annulering van de overeenkomst door [gedaagde] betwist [gedaagde] dat CineFox werkzaamheden en/of diensten heeft verricht die gefactureerd kunnen worden;
E. [gedaagde] acht het gelet op de geschetste gang van zaken rond het sluiten en de annulering van de overeenkomst in strijd met artikel 6:248 BW en de redelijkheid en billijkheid dat CineFox haar aan haar verplichting tot betaling houdt;
F. De derde termijn voor het jaar 2026 is sowieso nog niet opeisbaar.
4.4.1.
Deze onderdelen van [gedaagde] verweer hebben gemeenschappelijk dat [gedaagde] hierin, met name onder verwijzing naar de zeer korte overschrijding van de annuleringstermijn en op redelijkheidsgronden haar totale betalingsverplichting aan CineFox ter discussie stelt. De kantonrechter zal deze onderdelen van [gedaagde] verweer dan ook gegroepeerd behandelen.
Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Hoewel bij de toepassing van de regel de nodige terughoudendheid op zijn plaats is, ziet de kantonrechter in deze specifieke situatie en gelet op de vaststaande feiten aanleiding om aan deze rechtsregel toepassing te geven. Getoetst moet dus worden of het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ertoe leidt dat zij het gevorderde niet of slechts beperkt is verschuldigd.
Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat, alle omstandigheden in aanmerking nemende, CineFox’ beroep op de diverse bepalingen van de algemene voorwaarden, in onderlinge samenhang bezien, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat haar daarop gebaseerde vordering slechts in beperkte mate toegewezen moet worden. De kantonrechter werkt dit oordeel als volgt uit.
De termijn voor het eerste jaar
4.4.2.
Hiervoor is al overwogen dat [gedaagde] de overeenkomst met CineFox niet tijdig heeft geannuleerd en daardoor gebonden is aan de door haar getekende overeenkomst en de daarop toepasselijke algemene voorwaarden. Op grond van artikel 4a van de algemene voorwaarden was [gedaagde] gehouden om binnen 14 dagen de benodigde teksten en/of andere materialen aan CineFox ter beschikking te stellen. Doordat [gedaagde] ondanks de verzoeken van CineFox geen marketingmaterialen heeft aangeleverd, kon CineFox geen reclame-uitingen voorbereiden. [gedaagde] heeft zichzelf daarmee in een situatie van schuldeisersverzuim gebracht. Zij heeft zelf de uitvoering door CineFox verhinderd doordat zij de daartoe noodzakelijke medewerking niet heeft verleend. Dat CineFox niets zou hebben gedaan, kan haar dan ook niet door [gedaagde] worden tegengeworpen.
Daarbij komt dat CineFox, niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist, heeft gesteld dat zij kort na 13 december 2023 bij de betreffende bioscoop reclameruimte voor [gedaagde] onderneming heeft gereserveerd.
CineFox kan dus nakoming vorderen of in geval van een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de uit die overeenkomst voor haar voortvloeiende verplichtingen schadevergoeding. In beginsel is [gedaagde] dus voor het eerste jaar iets verschuldigd aan CineFox.
De wijze waarop CineFox haar vermelde bevoegdheden uitoefent, dient in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid echter wel aanvaardbaar te zijn en daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
4.4.3.
CineFox vordering behelst immers dat zij volledige betaling wil ontvangen, terwijl er geen prestatie behoeft te worden geleverd en zij de voor [gedaagde] gereserveerde ruimte weer voor een andere partij kan verkopen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet aanvaardbaar.
Een redelijke oplossing voor dit soort gevallen zou zijn dat de wederpartij na annulering een vergoeding verschuldigd is die afhangt van het moment waarop wordt geannuleerd in relatie tot de mate van uitvoering van de opdracht, net zoals een gereserveerde hotelkamer vaak nog tot enkele dagen voor het beoogde verblijf kan worden geannuleerd, onder aftrek van een bepaald percentage van de kamerprijs. Dat percentage wordt hoger naarmate de gereserveerde datum dichterbij komt en de mogelijkheden voor de hotelhouder om de hotelkamer nog een keer te verkopen beperkter worden.
4.4.4.
Op de vraag van de kantonrechter of, gelet op de vage omschrijving van de ingangsdatum (
“+/-Jan 2024”) in de overeenkomst met [gedaagde] , de overeenkomst in de praktijk ook in februari 2024 of maart 2024 zou hebben kunnen ingaan, heeft CineFox’ gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling bevestigend geantwoord. Ook heeft CineFox’ gemachtigde verklaard dat CineFox [gedaagde] ook nog heeft aangeboden de ingangsdatum van de overeenkomst uit te stellen.
Uit deze mededelingen leidt de kantonrechter af dat de verplichtingen van CineFox jegens Cinema Gold ook geen harde ingangsdatum hadden en dat er ruimte voor flexibiliteit was.
Tegen die achtergrond valt niet in te zien waarom de overschrijding van de annuleringstermijn met drie werkdagen voor CineFox tot grote schade zou hebben geleid. De kantonrechter betrekt daarbij dat CineFox in de dagvaarding zelf heeft gesteld dat het aantal voor reclame beschikbare plekken beperkt is. Tijdens de mondelinge behandeling is de uitdrukking “Vol is vol” genoemd.
Op basis van deze uitlatingen van CineFox ligt het voor de hand dat CineFox redelijk snel de voor [gedaagde] gereserveerde plaats in Cinema Gold aan een andere gegadigde moet hebben kunnen verkopen, eventueel met een iets latere ingangsdatum. Op de vraag of dat wellicht vanuit een oogpunt van schadebeperking van CineFox gevergd zou mogen worden heeft CineFox’ gemachtigde geantwoord dat CineFox dat niet als haar taak ziet.
4.4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter CineFox’ gemachtigde ook gevraagd naar het positieve (contracts)belang bij een vordering tot nakoming of betaling van schadevergoeding, met name in het licht van (i) de beperkte overschrijding van de annuleringstermijn en (ii) de zojuist vermelde flexibiliteit qua ingangsdatum en (iii) de mogelijkheid om de door [gedaagde] gereserveerde plaats weer aan een andere gegadigde slijten.
In reactie daarop heeft de gemachtigde van CineFox, volgens haar opgave bedrijfsjurist en vertegenwoordiger, over de door CineFox gemaakte kosten niets anders genoemd dan de kosten van de vertegenwoordiger om potentiële klanten te bezoeken en van kantoorpersoneel dat de gesloten overeenkomst verwerkt en “inklopt”. Over de aard van de relatie tussen CineFox jegens bioscopen als Cinema Gold heeft de gemachtigde niets concreets kunnen verklaren, anders dan dat de bioscoop per reservering een vergoeding ontvangt van CineFox. Hoe hoog die vergoeding is, of dat een eenmalige of een periodiek terugkerende vergoeding is en of CineFox jegens de aangesloten bioscopen verplicht is zaalruimte te vullen of dat zij daartoe gerechtigd is, bleef onduidelijk. Dat zijn echter wel relevante factoren bij de beoordeling welke compensatie voor CineFox in deze situatie terecht zou zijn.
4.4.6.
Onder de genoemde omstandigheden acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat CineFox op basis van de overschrijding van de annuleringstermijn met drie werkdagen de volledige jaarbijdrage voor het eerste jaar van [gedaagde] vordert.
Alle genoemde omstandigheden, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, afwegend acht de kantonrechter het redelijk de betalingsverplichting van [gedaagde] voor het eerste jaar te beperken tot 25% van de verschuldigde jaarbijdrage, dus tot € 421,99.
De termijnen voor het tweede en derde jaar.
4.4.7.
CineFox maakt verder nog aanspraak op de termijnbedragen voor het tweede en derde jaar van de overeenkomst, die op grond van artikel 8c van de algemene voorwaarden verschuldigd zijn in geval van een tekortschieten door de [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen. In totaal gaat het om € 3.375,90.
Voor deze bedragen geldt in beginsel nog sterker hetgeen hiervoor is overwogen voor de jaarbijdrage voor 2024.
Bij betaling door [gedaagde] van het voor 2025 en 2026 gevorderde bedrag van € 3.375,90 zou betaald worden voor diensten die niet geleverd zijn of zullen worden.
Gesteld noch gebleken is dat dat bedrag een redelijke vergoeding is voor het door CineFox in de jaren 2025 en 2026 concreet te lijden verlies of te derven winst, zodat CineFox aldus aanzienlijke inkomsten zou verkrijgen waar geen verrichting of noemenswaardige kosten tegenover staan. CineFox heeft gesteld noch onderbouwd dat zij aanvangsinvesteringen heeft gedaan of initiële kosten heeft gemaakt die over de gehele contractduur worden verspreid.
De optelsom van deze omstandigheden is dat het handhaven van de gevorderde vergoeding naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval tot een buitensporig resultaat zou leiden en het daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] een vergoeding van € 3.375,90 verschuldigd zou zijn. Het verweer van [gedaagde] slaagt in zoverre en dit gedeelte van de vordering wordt dus afgewezen.
Contractuele rente
4.5.
De gevorderde contractuele rente zal over het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom worden toegewezen vanaf 2 februari 2024, zijnde de vervaldatum van de door CineFox aan [gedaagde] voor het eerste jaar verzonden factuur.
4.6.
De door CineFox gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal over het toe te wijzen bedrag worden toegewezen, nu [gedaagde] de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet heeft betwist en geen termen aanwezig zijn om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. Daarom zal een bedrag van 15% over € 421,99 worden toegewezen, hetgeen resulteert in een bedrag van € 63,30. De gevorderde contractuele rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Omdat CineFox niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
4.7.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CineFox aan hoofdsom te betalen een bedrag van € 421,99, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per (gedeelte van een) maand, met ingang van 2 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan CineFox aan buitengerechtelijke kosten te betalen een bedrag van € 63,30, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per (gedeelte van een) maand, vanaf 10 februari 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 en 5.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2025.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, vergaderjaar 1994-1995, Aanhangsel, pag. 1691-1692, Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel, pag. 3113-3114 en Nota n.a.v. het Verslag, Kamerstukken II, vergaderjaar 2012-2013, 33 520, nr. 7, pag. 9 en 12.