Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
2.De feiten
“ingaande op de (beoogde) plaatsingsdatum”, die volgens de overeenkomst
“+/-Jan 2024”is. De door [gedaagde] aan CineFox verschuldigde jaarbijdrage bedraagt € 1.687,95 inclusief btw.
"zoals vermeld aan de achterzijde van deze overeenkomst"van toepassing zijn.
4a.
3.Het geschil
4.De beoordeling
[gedaagde] heeft op dit punt toegelicht dat zij de vertegenwoordiger van CineFox op 13 december 2023 heeft verteld over een nieuwe eigenaar van het bedrijfspand waarin zij met haar onderneming was gevestigd. Deze nieuwe eigenaar had wellicht andere plannen met het bedrijfspand, maar hij was daar volgens [gedaagde] onduidelijk over en [gedaagde] hoopte wel in het pand te kunnen blijven. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet tot in de puntjes heeft uitgelegd wat er gaande was.
Dit punt is tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende concreet naar voren gekomen als een zodanig zwaarwegende omstandigheid die [gedaagde] ook zo jegens de vertegenwoordiger van CineFox heeft voorgehouden, dat die vertegenwoordiger moest begrijpen dat die omstandigheid voor [gedaagde] echt in de weg zou staan aan het sluiten van een overeenkomst met CineFox. Voor zover [gedaagde] op enige termijn met haar onderneming zou moeten verhuizen, zou de reclame voor haar onderneming, naar CineFox onbetwist heeft gesteld, immers ook nog aangepast kunnen worden. [gedaagde] heeft naar eigen zeggen op 13 december 2023 ook nog kenbaar gemaakt geen marketingmateriaal te hebben, maar dat kon zij natuurlijk nog tijdig oplossen door dergelijk materiaal te laten maken en uit dat bezwaar blijkt ook niet dat [gedaagde] wil niet gericht was op het sluiten van een overeenkomst met CineFox. Volgens [gedaagde] moest zij haar bedrijfsruimte drie maanden later ontruimen, omdat het pand brandonveilig was, maar die omstandigheid was op 13 december 2023 nog niet bekend en is ook als zodanig toen niet aangevoerd.
Dat betoog kan [gedaagde] echter niet baten. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding en de totstandkoming van de overeenkomst staat los van een eventuele ingangsdatum, die betrekking heeft op de uitvoering van de overeenkomst. In veel gevallen vinden aanbod en aanvaarding niet op dezelfde datum plaats en ligt de ingangsdatum ook nog later, bijvoorbeeld omdat zaken moeten worden ingekocht of het leveren van diensten anderszins moet worden voorbereid. In dit geval kwam de overeenkomst tot stand op 13 december 2023 en ontstonden op die datum over en weer rechten en verplichtingen, zoals vastgelegd in de overeenkomst en de algemene voorwaarden. Onderdeel van de voorwaarden was conform artikel 11 dat de overeenkomst na de totstandkoming nog binnen twee werkdagen kon worden geannuleerd. Dat is niet gebeurd.
Hiervoor is al overwogen dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Uitgangspunt bij tot stand gekomen overeenkomsten voor bepaalde tijd is dat deze, behoudens wettelijke beëindigingsmogelijkheden als ontbinding of vernietiging, alleen in overeenstemming met de bepalingen uit de betreffende overeenkomst of eventuele algemene voorwaarden kunnen worden opgezegd.
Het is ook niet vereist dat een gesloten (duur)overeenkomst tussen ondernemers voorziet in de mogelijkheid om binnen een bepaalde periode na de totstandkoming de overeenkomst alsnog zonder opgave van reden te kunnen annuleren. In die zin geldt al snel ‘afspraak is afspraak’.
In dit geval bevatten de algemene voorwaarden van CineFox niettemin onverplicht de mogelijkheid om de overeenkomst binnen 2 werkdagen na de totstandkoming te annuleren.
Daarbij komt dat CineFox, niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist, heeft gesteld dat zij kort na 13 december 2023 bij de betreffende bioscoop reclameruimte voor [gedaagde] onderneming heeft gereserveerd.
CineFox kan dus nakoming vorderen of in geval van een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de uit die overeenkomst voor haar voortvloeiende verplichtingen schadevergoeding. In beginsel is [gedaagde] dus voor het eerste jaar iets verschuldigd aan CineFox.
“+/-Jan 2024”) in de overeenkomst met [gedaagde] , de overeenkomst in de praktijk ook in februari 2024 of maart 2024 zou hebben kunnen ingaan, heeft CineFox’ gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling bevestigend geantwoord. Ook heeft CineFox’ gemachtigde verklaard dat CineFox [gedaagde] ook nog heeft aangeboden de ingangsdatum van de overeenkomst uit te stellen.
Tegen die achtergrond valt niet in te zien waarom de overschrijding van de annuleringstermijn met drie werkdagen voor CineFox tot grote schade zou hebben geleid. De kantonrechter betrekt daarbij dat CineFox in de dagvaarding zelf heeft gesteld dat het aantal voor reclame beschikbare plekken beperkt is. Tijdens de mondelinge behandeling is de uitdrukking “Vol is vol” genoemd.
Op basis van deze uitlatingen van CineFox ligt het voor de hand dat CineFox redelijk snel de voor [gedaagde] gereserveerde plaats in Cinema Gold aan een andere gegadigde moet hebben kunnen verkopen, eventueel met een iets latere ingangsdatum. Op de vraag of dat wellicht vanuit een oogpunt van schadebeperking van CineFox gevergd zou mogen worden heeft CineFox’ gemachtigde geantwoord dat CineFox dat niet als haar taak ziet.
In reactie daarop heeft de gemachtigde van CineFox, volgens haar opgave bedrijfsjurist en vertegenwoordiger, over de door CineFox gemaakte kosten niets anders genoemd dan de kosten van de vertegenwoordiger om potentiële klanten te bezoeken en van kantoorpersoneel dat de gesloten overeenkomst verwerkt en “inklopt”. Over de aard van de relatie tussen CineFox jegens bioscopen als Cinema Gold heeft de gemachtigde niets concreets kunnen verklaren, anders dan dat de bioscoop per reservering een vergoeding ontvangt van CineFox. Hoe hoog die vergoeding is, of dat een eenmalige of een periodiek terugkerende vergoeding is en of CineFox jegens de aangesloten bioscopen verplicht is zaalruimte te vullen of dat zij daartoe gerechtigd is, bleef onduidelijk. Dat zijn echter wel relevante factoren bij de beoordeling welke compensatie voor CineFox in deze situatie terecht zou zijn.
Bij betaling door [gedaagde] van het voor 2025 en 2026 gevorderde bedrag van € 3.375,90 zou betaald worden voor diensten die niet geleverd zijn of zullen worden.