ECLI:NL:RBONE:2013:BY7847

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
2 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133375 KGZA 12-246
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door gedaagden zonder huurrecht of titel

In deze zaak vorderde de stichting WBO Wonen de ontruiming van een woning die werd bewoond door gedaagden, die met toestemming van de huurder in de woning verbleven. De huurder, [gedaagde sub 3], was op dat moment gedetineerd en zou naar verwachting binnen twee weken terugkeren. WBO Wonen stelde dat de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], zonder recht of titel de woning gebruikten, omdat zij geen huurders waren en er geen toestemming was gegeven door de huurder om het gehuurde in gebruik te geven aan anderen. Daarnaast werd er overlast door de gedaagden gesteld, waaronder geluidshinder en het deponeren van vuilnis.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang voor de ontruiming ontbrak, aangezien de huurder binnenkort zou terugkeren. De rechter merkte op dat de overlast niet voldoende was aangetoond en dat de gedaagden niet aansprakelijk waren voor huurbetalingen, omdat zij geen huurders waren. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en WBO Wonen werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het spoedeisend belang in kort geding procedures en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor gestelde overlast. De rechter concludeerde dat de situatie van de gedaagden, die tijdelijk in de woning verbleven, niet onrechtmatig was zolang de huurder terugkeerde. De zaak illustreert ook de juridische complicaties rondom huurrecht en de rechten van gedaagden die feitelijk in een woning verblijven zonder huurcontract.

Uitspraak

RECHTBANK OOST NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer: 133375 KGZA 12-246
datum vonnis: 2 januari 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de stichting WBO Wonen,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldenzaal,
eiseres,
verder te noemen WBO Wonen,
advocaat: mr. G.A.G. Warfman, advocaat te Enschede
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats, adres]
2. [gedaagde sub 2]
wonende te [woonplaats, adres]
3. [gedaagde sub 3]
wonende te [woonplaats], feitelijk verblijvende in de P.I. Overijssel,
locatie de Karelskamp te Almelo
gedaagden
zelfstandig procederend.
1. Procesverloop
1.1. Vaststaat dat WBO Wonen aan [gedaagde sub 3], een woning verhuurt aan de [adres] te [woonplaats]. [Gedaagde sub 3] verblijft in detentie en zal naar verwachting binnen wee weken na heden in zijn huis terugkeren. [Gedaagden sub 1 en 2], en hun nog jonge kind verblijven en overnachten thans regelmatig in deze woning.
1.2. WBO heeft er bezwaar tegen dat [gedaagden sub 1 en 2] het gehuurde zonder recht of titel als woonruimte gebruiken, omdat (1) zij geen huurders zijn, (2) WBO aan huurder [gedaagde sub 3] geen toestemming heeft gegeven om het gehuurde in gebruik af te staan aan een ander. Voorts stelt WBO dat gedaagden sub 1 en 2 overlast voor omwonenden veroorzaken, bestaande in geluidshinder en het deponeren van vuilnis, namelijk afvalzakken met gebruikte luiers.
1.3. Daarom vordert WBO ontruiming van de woning door gedaagden sub 1 en 2, met veroordeling van [gedaagde sub 3], om die ontruiming te gedogen. Gedaagden hebben die vorderingen betwist.
1.4. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 18 december 2012. Namens WBO Wonen waren daarbij aanwezig [S] en [W], vergezeld door mr. Warfman. Ook waren aanwezig de [gedaagden sub 1, 2 en 3].
2. De beoordeling
2.1. De huurovereenkomst tussen WBO en [gedaagde sub 3] vermeldt onder meer, dat het gehuurde uitsluitend bestemd is om voor huurder en de leden van zijn huishouding als woonruimte te dienen.
2.2. Artikel 6.5. van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst schrijft voor dat de huurder het gehuurde alleen met toestemming van de verhuurder in gebruik mag geven aan en ander.
2.3. [Gedaagde sub 3] is op dit moment gedetineerd. [gedaagde sub 1] is een broer van [gedaagde sub 3]. [gedaagde sub 2] is de vriendin van [gedaagde sub 1]. Zij zijn op dit moment met toestemming van [gedaagde sub 3] de feitelijke bewoners. Dat zij het huis feitelijk bewonen blijkt duidelijk genoeg uit door WBO overgelegde foto’s. WBO heeft voor die bewoning geen toestemming gegeven.
2.2. De stellingen van WBO komen er in essentie op neer dat [gedaagde sub 3], door het huis zonder toestemming van WBO in gebruik te geven aan zijn broer en diens vriendin, jegens WBO wanprestatie pleegt, en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], door het huis te gebruiken, bewust profiteren van die wanprestatie, zodat hun gebruik van de woning een onrechtmatige daad jegens WBO oplevert.
2.3. Wat daar ook van zij: het vereiste spoedeisende belang bij de nu gevorderde ontruiming is (nog) niet aanwezig. De huurder zal, zoals hij onbetwist heeft gesteld, na de afloop van zijn detentie zeer binnenkort weer in de woning terugkeren. Als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daar dan ook blijven wonen, rijst vervolgens de vraag of zij dat dan mogen doen als ‘leden van de huishouding’ van de huurder, zoals beschreven in de tekst van de huurovereenkomst. Over die vraag hebben partijen het kennelijk nog niet gehad.
2.4. Als [gedaagde sub 3] na zijn detentie niet zelf als bewoner in de woning terugkeert is voortgezet verblijf van het huis door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in ieder geval onrechtmatig jegens WBO, omdat zij daar dan niet wonen als huurders, noch als leden van de huishouding van de huurder, terwijl WBO hun dan nog steeds geen toestemming heeft gegeven om het huis te gebruiken. Zij wonen daar dan zonder recht of titel, zodat hun ontruiming kan worden gevorderd. Die situatie is echter nu nog niet aan de orde.
2.5. Voorts is de gestelde overlast nog niet aangetoond. Gezien de foto’s bij de dagvaarding lijkt weliswaar aannemelijk dat er vuilnis in het portiek is gezet, maar daarmee is nog geen zo ernstige overlast komen vast te staan, dat nu al om die reden ontruiming gerechtvaardigd is. De gestelde geluidsoverlast is, na betwisting, niet nader geconcretiseerd en onderbouwd, en kan daarom niet als vaststaand worden aangenomen.
2.5. Dat, zoals WBO heeft gesteld, sinds oktober 2012 geen huur meer is betaald kan zij niet met succes tegenwerpen aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Immers, zij zijn geen huurders en daarom niet jegens WBO aansprakelijk voor huurbetaling. Een vordering wegens huurachterstand zal WBO dan ook moeten instellen tegen [gedaagde sub 3] als huurder, waarbij zij aan een eventuele vordering tot ontbinding en ontruiming mede ten grondslag zal kunnen leggen dat [gedaagde sub 3] wanprestatie pleegt of heeft gepleegd door de woning zonder haar toestemming in gebruik te geven aan anderen.
2.5. Uit het voorgaande volgt, dat de nu ingestelde eis moet worden afgewezen, met veroordeling van WBO Wonen in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen van WBO Wonen af.
II. Veroordeelt WBO Wonen in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot nihil.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.