ECLI:NL:RBONE:2013:BY8804

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133764 / HA ZA 268
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling bij ziekte in kort geding

In deze zaak, die op 17 januari 2013 door de Rechtbank Oost-Nederland werd behandeld, stond de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en de loondoorbetaling bij ziekte centraal. Eiseres, die zorg verleende aan gedaagde, had zich op 10 september 2012 ziek gemeld. De partijen hadden een arbeidsovereenkomst gesloten waarbij eiseres maandelijks zorg verleende tegen een vergoeding. Eiseres vorderde in kort geding de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 10 november 2012, betaling van resterend loon en medewerking van gedaagde aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. Gedaagde voerde verweer en betwistte de vorderingen van eiseres.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd per 10 november 2012, maar dat de gevorderde verklaring voor recht niet kon worden toegewezen in kort geding. De voorzieningenrechter benadrukte dat een kort geding procedure niet bedoeld is voor het vaststellen van rechten en verplichtingen ten principale. Eiseres had een spoedeisend belang bij haar vorderingen, maar de vordering tot loondoorbetaling werd afgewezen omdat eiseres niet had meegewerkt aan de verzuimbegeleiding, wat een uitzonderingssituatie vormde volgens artikel 7:629 BW.

Eiseres vorderde ook de verkoop van de gezamenlijke woning, en gedaagde had ter zitting verklaard dat hij de woning wilde overnemen. De voorzieningenrechter gaf gedaagde een termijn van vier weken om inzichtelijk te maken of hij de woning kon overnemen. Indien dit niet zou gebeuren, zou de woning verkocht moeten worden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de voorzieningenrechter wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: 133764 / HA ZA 268
Vonnis in kort geding van 17 januari 2013
in de zaak van
[EISERES],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Almelo,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. W.C. Versteeg te Almelo.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties aan de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de wijziging van eis
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn kinderen geboren.
2.2. Aan [gedaagde] is ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend. Partijen hebben in dat kader met ingang van 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst met elkaar gesloten. Partijen zijn daarin overeengekomen dat [eiseres] maandelijks 120 uren zorg verleent aan [gedaagde] tegen een maandelijkse vergoeding van € 3.052,- bruto inclusief vakantiegeld.
2.3. De administratie en de betaling van het salaris van [eiseres] is uitbesteed aan de
Sociale Verzekeringsbank (SVB).
2.4. Vanaf 10 september 2012 heeft [eiseres] zich ziek gemeld.
2.5. Op 16 oktober 2012 bericht SVB schriftelijk aan [gedaagde] dat [eiseres] ziek is vanaf 10 september 2012 en dat uit de voortgangsverslagen van de arbodienst blijkt dat zij niet of onvoldoende meewerkt aan de verzuimbegeleiding.
Op 6 november 2012 bericht SVB schriftelijk aan [gedaagde] dat zij het loon vanaf oktober 2012 niet vergoedt, omdat uit de voortganggesprekken blijkt dat [eiseres] onvoldoende meewerkt aan de begeleiding door de arbodienst. Verder staat er ook in de brieven dat
[eiseres] op 11 oktober 2012 niet op het werkhervattinggesprek is geweest en dat zij evenmin op 25 oktober 2012 telefonisch bereikbaar was voor de arbodienst.
2.6. ArboVitale (de arbodienst) bericht zowel [gedaagde] als [eiseres] bij brieven van
11, 16 en 25 oktober en 8 november 2012. In die brieven staat dat [eiseres] is uitgenodigd voor een werkhervattinggesprek, maar dat zij zonder berichtgeving niet is verschenen op het geplande werkhervattinggesprek. Verder blijkt uit die brieven dat ArboVitale [eiseres] telefonisch niet kan bereiken en dat [eiseres] zonder berichtgeving niet is verschenen op een tweetal geplande uitnodigingen voor het spreekuur met de bedrijfsarts.
2.7. Partijen hebben met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst schriftelijk
beëindigd per 10 november 2012. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat [eiseres] tot het einde van het dienstverband aanspraak behoudt op het door haar tot op heden genoten salaris.
2.8. [Gedaagde] verblijft in de, aan partijen in eigendom toebehorende, woning aan de [adres] te [plaats]. Partijen betalen gezamenlijk de woonlasten.
2.9. [Eiseres] verblijft in een huurwoning.
2.10. Partijen hebben een gezamenlijke inboedel die onverdeeld is.
3. Het geschil
3.1. [Eiseres] vordert samengevat - na de (ter zitting toegestane) wijziging van eis - te bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 10 november 2012 met veroordeling van [gedaagde] tot afgifte van de loonspecificatie van de maand november 2012 en betaling van resterend loon tot 10 november 2012, inclusief wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Daarnaast vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de maandelijkse hypotheektermijnen van de gezamenlijke woning, met vrijwaring van haar tegen aanspraken van de hypotheekverstrekker, tot medewerking aan de verkoop en levering van die woning, alsmede tot afgifte van de helft van de inboedel zoals omschreven onder punt 9 van de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom.
3.2. Zij stelt daartoe onder meer dat [gedaagde] weigert om tot een correcte afwikkeling
van de tussen partijen op 10 november 2011 beëindigde arbeidsovereenkomst te
komen. Zij heeft het inkomen nodig om haar eigen vaste lasten te kunnen voldoen. Voorts dient de gezamenlijke woning van partijen te worden verkocht, nu zowel zij als [gedaagde] niet in staat is om de financiele lasten van de woning te blijven voldoen. Tot slot stelt [eiseres] dat [gedaagde] weigerachtig blijft om de gezamenlijke inboedel te verdelen.
3.3. [Gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [Eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Van [eiseres] kan niet (langer) worden verlangd in een onverdeelde gemeenschap te blijven.
4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eiseres] haar vorderingen ten aanzien
van de afgifte van de loonspecificaties over de maanden augustus tot en met oktober 2012, de veroordeling tot betaling van het vakantiegeld en de veroordeling tot afgifte van het vrijwaringsbewijs van de auto ter zitting heeft ingetrokken.
4.3. [Eiseres] vordert te bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 10 november 2012. Niet in geschil is tussen partijen dat zij de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben beëindigd per 10 november 2012. De voorzieningenrechter gaat er voorshands dan ook vanuit dat de arbeidsovereenkomst per die datum is beëindigd. De gevorderde bepaling dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd kan echter niet worden toegewezen, nu dit zou neerkomen op een verklaring voor recht. De aard van een kort gedingprocedure brengt met zich mee dat in een dergelijke procedure geen rechten en verplichtingen ten principale tussen partijen kunnen worden vastgesteld. Het vonnis in kort geding bevat - in beginsel - slechts voorlopige oordelen en beslissingen, waaraan partijen niet in een bodemprocedure gebonden zijn. Een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt, is naar haar aard niet voorlopig en leent zich niet voor toewijzing daarvan in kort geding.
4.4. Niet in geschil is voorts tussen partijen dat zij in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken dat [gedaagde] tot het einde van het dienstverband salaris verschuldigd is aan [eiseres]. [Eiseres] vordert uit dien hoofde achterstallig loon van 1 november 2012 tot 10 november 2012. [Gedaagde] betwist gemotiveerd dat [eiseres] aanspraak kan maken op loonbetaling over die periode. Vast staat tussen partijen in dit kort geding dat [eiseres] ziek is vanaf 10 september 2012. Ingevolge artikel 7:629 lid 1 en 2 BW kan de werknemer op grond van de in die artikelleden genoemde voorwaarden aanspraak blijven maken op loon, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet zoals omschreven in lid 3 van dat artikel. Uit de door SVB aan [eiseres] en [gedaagde] verstuurde brieven komt naar voren dat [eiseres], ondanks oproepen daartoe van SVB en de bedrijfsarts, niet heeft meegewerkt aan de verzuimbegeleiding. Hoewel [eiseres] betoogt dat zij tijdens haar ziekte contact heeft gehouden met de verzuimbegeleiding en de bedrijfsarts, ziet de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de brieven van SVB en ArboVitale.
[Eiseres] heeft overigens de juistheid van de inhoud van de brieven als zodanig niet weersproken. De voorzieningenrechter houdt het er in dit kort geding dan ook voor dat
[eiseres] heeft geweigerd mee te werken aan haar begeleiding tijdens ziekte. Dit vormt een uitzonderingssituatie, zoals bedoeld in artikel 7:629 lid 3 BW, om aanspraak te kunnen maken op loondoorbetaling tijdens ziekte. Ook aan het bepaalde in artikel 7:629a lid 1 BW is niet voldaan. De vordering ter zake betaling van loon over de maand november 2012 (tot 10 november) wordt daarom afgewezen.
4.5. [Gedaagde] heeft ter zitting toegezegd dat hij, zodra hij de correcte loonspecificatie over de maand november 2012 heeft ontvangen van SVB, deze zal doorsturen naar
[eiseres]. Deze vordering kan dan ook worden toegewezen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat [gedaagde] woord houdt en ziet geen aanleiding om een dwangsom op te leggen aan [gedaagde].
4.6. Voorts heeft [gedaagde] ter zitting toegezegd de hypotheeklasten van de gezamenlijke woning met ingang van 1 januari 2013 te voldoen, zodat ook deze vordering van [eiseres] kan worden toegewezen. De gevorderde vrijwaring van [eiseres] voor aanspraken van de hypotheekverstrekker kan - indien en voor zover een dergelijke vordering zich al voor toewijzing in kort geding leent - niet worden toegewezen, nu dit in de eerste plaats medewerking verlangt van de hypothecaire geldverstrekker. Dat van dat laatste sprake is, is gesteld noch gebleken en komt de voorzieningenrechter, gelet op de huidige economische situatie, ook niet aannemelijk voor.
4.7. [Eiseres] vordert verder verkoop en levering van de gezamenlijke woning aan de
meest biedende, met bepaling dat, indien [gedaagde] daartoe weigerachtig blijft, dit vonnis in de plaats treedt van de daarvoor vereiste akte. [eiseres] wenst de woning te verkopen omdat ieder van partijen afzonderlijk de woning niet kan financieren. [Gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij de woning wil overnemen en dat hij daartoe financieel in staat is.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] een termijn geven van vier weken na betekening van dit vonnis, om voldoende inzichtelijk te maken aan [eiseres] of hij de woning kan overnemen en of hij [eiseres] kan uitkopen en op welke wijze. Indien [gedaagde] binnen die termijn niet inzichtelijk heeft gemaakt of hij daartoe in staat is, dient de woning te worden verkocht en zal [gedaagde] worden veroordeeld tot medewerking aan verkoop en levering van de woning op straffe van verbeurte van een dwangsom. De dwangsom zal worden gemaximeerd op de wijze zoals hierna bepaald. Toewijzing van de gevorderde inplaatstreding van dit vonnis verdraagt zich niet met het karakter van een kort gedingprocedure, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
4.8. Tot slot zijn partijen ter zitting overeengekomen dat [eiseres] op 18 januari 2013 om 12:00 uur de inboedelgoederen bij [gedaagde] komt ophalen, met dien verstande dat alle goederen die [gedaagde] heeft aangekruist op het lijstje zoals door hem overgelegd als productie 5, aan [eiseres] worden afgegeven. De overige goederen waarvan [eiseres] afgifte vordert zullen partijen in onderling overleg en met bijstand van hun advocaten verdelen. De voorzieningenrechter wenst te benadrukken dat hij met het treffen van deze voorziening allerminst wenst vooruit te lopen op een uitkomst ter zake de verdeling van de inboedel in een eventuele bodemprocedure.
4.9. Nu partijen een affectieve relatie hebben gehad, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee dagen
nadat hij van de Sociale Verzekeringsbank de loonspecificatie van de maand november 2012 (tot 10 november) heeft ontvangen, over te gaan tot afgifte daarvan aan [eiseres],
5.2. veroordeelt [gedaagde] om met ingang van 1 januari 2013 de hypothecaire lasten van de woning aan de [adres] te [plaats] te voldoen,
5.3. bepaalt dat [gedaagde] binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] inzichtelijk dient te maken of hij de woning aan de [adres] te [plaats] kan overnemen en of hij [eiseres] kan uitkopen en op welke wijze,
5.4. veroordeelt [gedaagde] tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning
aan de [adres] te [plaats] indien en voor zover hij niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] inzichtelijk heeft gemaakt of hij de woning kan overnemen en of hij [eiseres] kan uitkopen en op welke wijze, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag en zulks tot een maximum van € 10.000,00,
5.5. veroordeelt [gedaagde] om over te gaan tot afgifte aan [eiseres] van de
inboedelgoederen zoals aangekruist op het lijstje dat door hem is overgelegd als productie 5, en bepaalt dat partijen de overige goederen waarvan [eiseres] afgifte vordert, in onderling overleg en met bijstand van hun advocaten zullen verdelen,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. compenseert de proceskosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar
eigen kosten draagt,
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.?