ECLI:NL:RBONE:2013:BY9075

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C/08/125616 HA ZA 11-759
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Blankestijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake vermeende verduistering door eiseres

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Nederland, vordert eiseres een verklaring voor recht dat zij niets verschuldigd is aan gedaagden. De vordering is ingesteld naar aanleiding van beschuldigingen van verduistering door gedaagden, die stellen dat eiseres een aanzienlijk bedrag heeft verduisterd van hun onderneming. De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiseres te algemeen is om voor gehele toewijzing in aanmerking te komen, maar erkent dat eiseres een duidelijk belang heeft bij de beoordeling van haar vordering. Gedaagden zijn toegelaten tot bewijslevering van hun gestelde vordering, waarbij de bewijslast bij hen ligt. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en zittingsplaats Almelo is aangewezen voor de getuigenverhoren. De uitspraak is gedaan op 16 januari 2013, waarbij de rechtbank de gedaagden opdraagt om bewijs te leveren van hun vordering. De zaak wordt opnieuw behandeld op 30 januari 2013 voor dagbepaling van de enquête.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/125616 HA ZA 11-759
datum vonnis:16 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. H.W. Bongers te Ommen,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2]
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Euregio Therm Bimij BV,
gevestigd te Enschede,
gedaagden,
verder afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 1], de zoon en de BV en gezamenlijk aan te duiden als [gedaagden],
advocaat: mr. L.J. Speijdel te Enschede.
Het procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met producties
- de akte uitlating producties
Er is vonnis bepaald.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [Eiseres] is, onder huwelijkse voorwaarden, gehuwd geweest met [gedaagde sub 1] in de periode van 21 juli 1995 tot 11 december 2009.
- De zoon is de zoon van [gedaagde sub 1] en hij is de stiefzoon van [eiseres] geweest.
- [Gedaagde sub 1] had een eenmanszaak Euregio Therm/Bimij (de eenmanszaak) en deze eenmanszaak heeft hij per 1 januari 1999 ingebracht in de vof Euregio Therm (de vof), waarbij hij en zijn zoon de vennoten waren.
- De vof is op 28 april 2008 omgezet in de besloten vennootschap Euregio Therm Bimij BV.
- [Gedaagde sub 1] en zijn zoon zijn bestuurders van de BV.
- [Eiseres] heeft van 1 januari 1997 tot 1 juli 2006 administratieve werkzaamheden verricht voor de eenmanszaak/vof.
- Op 14 januari 2011 heeft de advocaat van [gedaagden] een brief geschreven aan [eiseres], waarin wordt gesteld dat [eiseres] een groot bedrag van de vof heeft verduisterd/gestolen en waarbij dit bedrag wordt teruggevorderd en de verjaring wordt gestuit.
2. [Eiseres] vordert een verklaring voor recht dat zij niets is verschuldigd aan [gedaagden]
[Eiseres] stelt dat [gedaagden] menen dat zij een grote vordering hebben op haar, welke vordering nooit is gespecificeerd en waarvan ook geen totaalbedrag bekend is. [Eiseres] verwijst naar de aan haar op 14 januari 2011 gezonden brief door de advocaat van [gedaagden], in welke brief haar wordt verweten dat zij een groot bedrag heeft verduisterd c.q. gestolen en waarbij haar de wettelijke rente wordt aangezegd en de verjaring wordt gestuit.
[Eiseres] ontkent de beschuldiging van verduistering/diefstal en zij wenst dat óf de vordering deugdelijk wordt onderbouwd, óf dat wordt afgezien van de vordering.
[Eiseres] wil niet over vele jaren nog worden geconfronteerd met een vordering, waartegen zij dan geen verweer meer kan voeren. Zij is inmiddels 69 jaar oud en haar geheugen kan haar in de steek gaan laten.
Volgens [eiseres] was de kas van de eenmanszaak/vof regelmatig leeg en had [gedaagde sub 1] nooit geld of een bankpas bij zich. [Eiseres] betaalde dan van haar privégeld zakelijke vorderingen of vorderingen die voor rekening van [gedaagde sub 1] zelf kwamen. Dit vermeldde zij allemaal in het kasboek en de bedragen die zij privé had voorgeschoten, boekte zij uiteindelijk weer naar haar eigen rekening over. Het gaat hier lang niet om het door [gedaagden] genoemde totaalbedrag. Pas als [gedaagden] gespecificeerd aangeven op welke bedragen/overboekingen een en ander betrekking heeft, kan [eiseres] zich hiertegen verweren. [Eiseres] wijst er op dat alles in de boekhouding van de onderneming is verwerkt en zij is bang dat [gedaagden] stukken uit de boekhouding laten verdwijnen.
[Eiseres] stelt dat [gedaagden] op de hoogte waren van haar werkwijze en dat de jaarstukken ook altijd zijn goedgekeurd door de vennoten en de accountants.
Dat [gedaagden] op dit moment geen financiële middelen zouden hebben een en ander goed uit te zoeken, komt [eiseres] vreemd voor, nu het om hun eigen boekhouding gaat waar een en ander op is gebaseerd.
3. [Gedaagden] verweren zich tegen het gevorderde door [eiseres] en zij stellen dat haar vordering te onbepaald is. Zij menen dat haar vordering zich dient te beperken tot de in de brief van 14 januari 2011 bedoelde vordering. In het kader van de echtscheiding meent [gedaagde sub 1] ook nog een aantal vorderingen te hebben op [eiseres].
[Gedaagden] stellen dat zij zich er van bewust zijn dat de bewijslast van hun vordering op hen rust en dat zij op dit moment niet de financiële middelen hebben om hun vordering in een procedure te doen vaststellen. Om die reden hebben zij de verjaringstermijn gestuit bij de brief van 14 januari 2011 en zij menen dat aan hen dit recht niet kan worden ontnomen.
[Eiseres] deed de administratie en beschikte uit dien hoofde over de bankrekening van de eenmanszaak en van de vof. [Gedaagden] stellen dat [eiseres] bij een groot aantal gelegenheden en tot in totaal een bedrag ad € 146.874,- van de rekening met nummer 664961444 van de eenmanszaak/vof naar de en/of rekening van haar en [gedaagde sub 1] met nummer 3726144 heeft overgemaakt. Vervolgens heeft [eiseres] deze bedragen overgeboekt naar haar privé-rekening met vermoedelijk het nummer [xxxx]. [Gedaagden] hebben niet ingestemd met deze overboekingen en zijn er pas na het vertrek van [eiseres] achter gekomen.
Het was niet zo dat [eiseres] betalingen van de onderneming of van [gedaagde sub 1] heeft voorgeschoten.
[Gedaagden] leggen bankafschriften over waaruit blijkt van overboekingen van de bankrekening van de onderneming naar de privérekening van [eiseres]. Ook leggen [gedaagden] afschriften van grootboekkaarten over van de jaren 2004 tot en met 2006, waarop opnamen voorkomen, die volgens hen niet door [gedaagde sub 1] zijn gedaan.
De overboekingen zijn als privé-opnamen van [gedaagde sub 1] in de boekhouding verwerkt.
Het administratiekantoor dat vanaf 2004 voor de vof werkte, heeft aan [eiseres] verzocht een verklaring te geven voor de overboekingen naar haar privérekening en men heeft aan [gedaagden] aangegeven dat de privé-opnamen het eigen vermogen van de onderneming negatief beïnvloedden.
4. Bij akte uitlating producties stelt [eiseres] dat zij haar vordering handhaaft en zij voegt hier aan toe dat zij subsidiair verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld uitvoerig te reageren op de in het geding gebrachte producties en de eis te vermeerderen met de eis dat een eventuele vordering van [gedaagden] binnen zes maanden moet worden opgeëist in rechte, bij gebreke waarvan die vervalt.
5. De rechtbank overweegt dat de vordering, zoals ingesteld door [eiseres], niet voor gehele toewijzing in aanmerking kan komen. De vordering is dan immers te algemeen, nu letterlijk wordt gevorderd te verklaren voor recht dat [eiseres] niets is verschuldigd aan [gedaagden]
Een vordering moet zien op een of meer bepaalde onderwerpen en kan dan – als afgebakende – in zijn totaal juridisch worden beoordeeld. Dat is in casu niet aan de orde.
Ten aanzien van een vordering kan echter wel worden geoordeeld dat het mindere wordt toegewezen. Voor de rechtbank is uit de stellingen van partijen duidelijk op welke specifieke vordering van [gedaagden] op [eiseres] de onderhavige procedure en gevorderde verklaring voor recht zich richt.
In dit kader zal de rechtbank zich dan ook richten op de beoordeling van deze - veronderstelde - vordering in verband met de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht.
Door [gedaagden] wordt bij wijze van verweer gesteld dat zij geen financiële middelen hebben om hun vordering aan te tonen en wordt gesteld dat zij het recht hebben om hun vordering nog enige tijd “staande” te mogen houden.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] thans een duidelijk belang heeft bij de beoordeling van de door haar gevorderde verklaring voor recht.
Zij is al geruime tijd vertrokken bij de onderneming en uit de stukken blijkt dat destijds al sprake was van de gestelde vordering. Het kan niet zo zijn dat deze gestelde en door haar betwiste vordering boven haar hoofd blijft hangen, zonder dat zij de gelegenheid heeft zich hiertegen in rechte te keren.
[Gedaagden] zijn thans in deze procedure betrokken door [eiseres] en zij zijn nu in de gelegenheid zich dienaangaande te verweren en in dit kader gaat de rechtbank voorbij aan het door hen gestelde financiële argument om geen procedure te starten.
Nu duidelijk is dat [gedaagden] menen een vordering te hebben op [eiseres] wegens door haar verduisterd/gestolen geld rust in casu op [gedaagden] de bewijslast terzake deze vordering.
[Gedaagden] dienen feiten en omstandigheden aan te tonen waaraan de conclusie kan worden verbonden dat [eiseres] zich, vanuit haar administratieve werkzaamheden voor de eenmanszaak/vof, gelden heeft toegeëigend en toegeëigend heeft gehouden die haar niet toekwamen.
Indien [gedaagden] slaagt in de bewijslevering, dan komt aan [eiseres] de door haar gevorderde verklaring voor recht niet toe.
6. Nu door [eiseres] subsidiair (?) wordt geopperd over een vermeerdering van eis, gaat de rechtbank hieraan op dit moment voorbij.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
De rechtbank:
I. Draagt [gedaagden] op om te bewijzen als overwogen in rechtsoverweging 5.
II. Bepaalt dat indien [gedaagden] bewijs wensen te leveren door getuigen deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr. Blankestijn.
III. Verwijst de zaak naar de civiele rol van deze rechtbank van woensdag 30 januari 2013 voor dagbepaling enquête en draagt [gedaagden] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen dan wel dat zij geen bewijs door getuigen wensen te leveren.
IV. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Blankestijn en is op 16 januari 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.