ECLI:NL:RBONE:2013:BY9681

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
135717 KG RK 13-30
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Kleinrensink
  • Heessels
  • Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 25 januari 2013 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Nederland het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. E.M. Steller, die de rechtbank beschuldigde van bevooroordeeldheid in de behandeling van een verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis. De verzoeker stelde dat de oudste rechter tijdens de pro forma zitting op 11 januari 2013 geen adequate motivering had gegeven voor de uitspraak over het schorsingsverzoek, en dat dit de schijn van partijdigheid wekte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat het was ingediend na de uitspraak op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Volgens de rechtbank kan een wrakingsverzoek pas worden ingediend zolang er geen einduitspraak is gedaan. De rechtbank verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad die bevestigen dat een wrakingsverzoek in elke fase van de procedure kan worden ingediend, maar dat dit niet meer mogelijk is na een einduitspraak. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, en dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek kon plaatsvinden. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OOST NEDERLAND
zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 135717 KG RK 13-30
Beslissing van 25 januari 2013 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
advocaat: mr. E.M. Steller,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mrs. E.G. de Jong, M.J. Ouweneel en S. Kropman,
rechters in deze rechtbank,
verweerders.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 11 januari 2013 houdende het verzoek tot wraking;
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van
18 januari 2013. Ter zitting heeft de gewraakte partij pleitaantekeningen overgelegd.
2. Het wrakingsverzoek
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek, voor zover relevant, het volgende ten grondslag gelegd. De meervoudige strafkamer heeft in de pro forma zitting van 11 januari 2013 geen onderbouwing gegeven van het door haar gegeven oordeel en de door haar gedane uitspraak omtrent het door mr. Steller ingediende opheffings- en schorsingsverzoek van de voorlopige hechtenis. De opmerking daarbij van de oudste rechter dat een nadere motivering de rechtbank op een later moment kan worden tegengeworpen, kan niet anders worden geïnterpreteerd dan als volgt: of de meervoudige kamer is reeds vooruitgelopen op de inhoudelijke beslissing, of de motivering die ten grondslag ligt aan de beslissing omtrent de voorlopige hechtenis geeft blijk van bevooroordeeldheid of de meervoudige kamer heeft geen wettige motivering, aldus verzoeker.
3. Standpunt van verweerders
De meervoudige kamer heeft ter terechtzitting het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Haar meest verstrekkende verweer is dat verzoeker niet in zijn wrakingsverzoek kan worden ontvangen, nu hij dit heeft gedaan na uitspraak op de beslissing op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
4. Ontvankelijkheid
4.1 Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan op verzoek van een verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.2 Blijkens de arresten van de Hoge Raad van 18 december 1998 (LJN: AD2977) en
2 november 2010 (LJN: BN2366) kan een wrakingsverzoek worden ingediend in elke stand van het geding, tot een (eind-)uitspraak is gedaan. Dit uitgangspunt is eveneens opgenomen in artikel 4.4 van het wrakingsprotocol van de Rechtbank Oost Nederland. Wraking strekt er immers toe te voorkomen dat de door een verdachte als niet onpartijdig of vooringenomen rechter over zijn zaak oordeelt en beslist. Als de betrokken rechter die de zaak heeft behandeld uitspraak heeft gedaan, dan kan die uitspraak door wraking niet meer worden voorkomen.
4.3 Het vorenstaande brengt met zich dat een wrakingsverzoek niet kan worden gedaan nadat er een (eind-)uitspraak is gedaan. Vastgesteld wordt dat in deze het door de meervoudige strafkamer gegeven oordeel en de genomen beslissing een (eind-)uitspraak betreft aangaande de voorlopige hechtenis. De behandeling van een verzoek om opheffing of schorsing daarvan eindigt daarmee. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat mr. Steller na de uitspraak zijn wrakingsverzoek heeft ingediend. In het licht van hetgeen is overwogen in 4.2 moet dit leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker in zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer tekent daarbij aan dat indien verzoeker van mening is dat de meervoudige strafkamer haar beslissing niet of onvoldoende heeft gemotiveerd hoger beroep open staat, zij het dat dit pas kan tegelijk met beroep tegen een in deze zaak te wijzen eindvonnis.
4.4 Het voorgaande leidt ertoe dat verzoeker niet in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen, zodat aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet kan worden toegekomen.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mrs. De Jong, Ouweneel en Kropman.
Deze beslissing is gegeven door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Heessels en Eijkelestam, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2013 in aanwezigheid van mr. M.S. Bos, griffier.