ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0229
Rechtbank Oost-Nederland
- Raadkamer
- A.M. van Gorp
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen afname DNA-materiaal bij veroordeelde
In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Oost-Nederland op 30 januari 2013 uitspraak gedaan over een klaagschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen de afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf, betwistte de rechtmatigheid van de afname, omdat deze zou zijn uitgevoerd door een niet-arts of verpleegkundige en zonder dat hij was voorgelicht over de mogelijkheid om bezwaar te maken. De raadkamer heeft vastgesteld dat de afname van celmateriaal op 10 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, op bevel van de officier van justitie, en dat dit bevel was gegeven in het kader van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
De raadkamer overwoog dat de wetgever duidelijke richtlijnen heeft gegeven voor de afname en verwerking van DNA-profielen en dat in deze zaak aan de wettelijke vereisten was voldaan. De veroordeelde had aangevoerd dat hij erop mocht vertrouwen dat er geen bevel tot afname meer zou volgen, gezien de tijdsduur tussen de veroordeling en de afname. De raadkamer verwierp dit argument, omdat de procedure nog steeds liep en de officier van justitie de plicht had om het bevel uit te geven.
De raadkamer concludeerde dat de afname van celmateriaal niet in strijd was met het vertrouwensbeginsel of met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privéleven waarborgt. De raadkamer verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee de afname van het DNA-materiaal werd bevestigd als rechtmatig en noodzakelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten.