ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0473
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van paardeneigenaar voor letselschade tijdens een pleziertocht met een wagonette
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de eigenaar van een paard voor de schade die is ontstaan tijdens een pleziertocht met een wagonette. Op 3 mei 2009 maakte de verzoekster, als inzittende van de wagonette, een rit die werd getrokken door een paard dat werd bestuurd door de eigenaar, verweerder sub 2. Tijdens de rit kwam de combinatie in een door erosie ontstane geul terecht, waardoor de wagonette kantelde en de verzoekster uit de wagen werd geslingerd. De verzoekster liep hierbij letsel op en vorderde schadevergoeding van de eigenaar van het paard en diens aansprakelijkheidsverzekeraar, verweerder BV sub 1.
De rechtbank oordeelde dat de eigenaar van het paard volledig aansprakelijk was voor de schade die de verzoekster had geleden. De rechtbank baseerde dit oordeel op artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek, dat de eigenaar van een dier aansprakelijk stelt voor schade die door dat dier wordt veroorzaakt. De rechtbank overwoog dat de eigenaar van het paard geen verwijt kon worden gemaakt, omdat hij niet had kunnen voorzien dat het paard in draf zou gaan en de geul niet tijdig had kunnen ontwijken. Desondanks werd de eigenaar aansprakelijk gesteld, omdat de verzoekster als passagier in de wagonette geen invloed had op het gedrag van het paard.
De rechtbank verklaarde voor recht dat de eigenaar van het paard volledig aansprakelijk was voor de door de verzoekster geleden schade en dat de aansprakelijkheidsverzekeraar gehouden was om de schade te vergoeden. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten van de verzoekster vastgesteld op € 3.960,89, die door de verzekeraar moesten worden vergoed. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring voor recht, die geen tenuitvoerlegging vatbare titel opleverde. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af.