ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0493

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
238079
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in kort geding na inwerkingtreding van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart

In deze zaak, die zich voordeed voor de Rechtbank Oost-Nederland, ging het om een bevoegdheidsincident in kort geding. De eiseres, Genija B.V., gevestigd te Apeldoorn, had een kort geding aangespannen tegen P&B Diensten B.V., eveneens gevestigd te Apeldoorn. De procedure werd behandeld in Arnhem, maar de eiseres stelde dat de rechtbank onbevoegd was en dat de zaak naar Zutphen verwezen moest worden, conform het Zaaksverdelingsreglement van de rechtbank Oost-Nederland, dat op 1 januari 2013 in werking was getreden. De eiseres voerde aan dat de woonplaats van de gedaagde onder de bevoegdheid van de rechtbank Zutphen viel, en dat de zaak daar ingediend moest worden.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Genija B.V. had aanvankelijk een beroep gedaan op een forumkeuzebeding, maar dit werd ter zitting laten vallen. De rechter oordeelde dat de vordering van Genija B.V. in het incident werd afgewezen, omdat de rechtbank Oost-Nederland, locatie Arnhem, bevoegd was om de zaak te behandelen. De voorzieningenrechter verwees de zaak echter door naar de rechtbank Oost-Nederland, locatie Zutphen, voor verdere behandeling.

De uitspraak werd gedaan op 8 januari 2013, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een onduidelijke situatie met betrekking tot de bevoegdheid van de rechtbank. De advocaat van Genija B.V. had voldoende tijd om zich voor te bereiden op de nieuwe regelgeving en had moeten begrijpen dat de zaak in Zutphen behandeld moest worden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 238079 / KG ZA 12-699
Vonnis in het incident in kort geding van 8 januari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENIJA B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.R. Maathuis te Amsterdam,
tegen
[eiseres in het incident]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P&B DIENSTEN B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident
advocaat mr. D.J.L.P. Oomens te Leiden.
Partijen zullen hierna Genija en [eiseres cs] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het incidentele verweer tot onbevoegdheid van de rechtbank, tevens houdende akte overlegging producties, tevens conclusie van eis in reconventie
- de mondelinge behandeling van het incident
1.2. Tenslotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 8 januari 2013 mondeling vonnis gewezen. De motivering waarop de beslissing in het vonnis steunt, wordt hieronder vastgelegd.
2. De standpunten van partijen en de beoordeling in het incident
2.1. [eiseres cs] c.s. heeft uitdrukkelijk een beroep gedaan op toepassing van het Zaaksverdelingsreglement rechtbank Oost-Nederland (hierna: het Reglement) en de uitvoeringsregels zoals bedoeld in artikel 6 van het reglement en verzocht om verwijzing van de zaak naar de locatie Zutphen. [eiseres cs] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem zich op grond van het Reglement relatief onbevoegd zal verklaren. Genija voert verweer. Het in eerste instantie door [eiseres cs] c.s. gedane beroep op het forumkeuzebeding in de overeenkomsten heeft [eiseres cs] c.s. ter zitting laten vallen. Partijen zijn het erover eens dat de zaak niet bij de rechtbank Amsterdam thuishoort. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. Op grond van artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bevoegd de rechter van de woonplaats van gedaagde. Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart in werking getreden. De woonplaats van gedaagde, [woonplaats], valt onder de bevoegdheid van de rechtbank Oost-Nederland. Het Reglement is op 7 januari 2013 bekend gemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant (Stctr. 2013, 565). Het Reglement is blijkens haar tekst op 8 januari 2013 ingegaan. De uitvoeringsregeling waarnaar in artikel 6 wordt verwezen, betreft het Besluit interne relatieve bevoegdheid rechtbank Oost-Nederland van 7 december 2012 (hierna: het Besluit). Het Besluit is in december 2012 geplaatst op www.rechtspraak.nl. Het besluit betreft een interne regeling van de relatieve bevoegdheid. In bijlage 2 van het Besluit is bepaald dat zaken die onder [woonplaats] vallen bij de Locatie Zutphen moeten worden ingediend. Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter is dan ook niet aan de orde. De vordering van [eiseres cs] c.s. in het incident zal dan ook worden afgewezen.
2.3. Weliswaar was op de dag van dagvaarding, 2 januari 2013, het Reglement en het Besluit nog niet officieel van kracht, toch ziet de voorzieningenrechter, nu [eiseres cs] c.s. een expliciet beroep heeft gedaan op toepassing van het Reglement en Besluit, op grond van de bedoeling van het Besluit, dat op de dag van de mondelinge behandeling en de uitspraak van het vonnis (8 januari 2013) overigens wel al van kracht was, aanleiding om de zaak ter verdere behandeling naar de rechtbank Oost-Nederland, locatie Zutphen te verwijzen. Daartoe wordt overwogen als volgt.
2.4. De advocaat van Genija was op de hoogte van het ingaan van de wet Herziening Gerechtelijke Kaart per 1 januari 2013. Van de advocaat van Genija kon dan ook redelijkerwijs worden gevergd dat hij reeds voorafgaand aan de inwerkingtreding van de veranderende regelgeving daarmee rekening hield. De veranderingen die deze wetswijziging met zich mee zouden brengen, zijn geruime tijd van te voren op www.rechtspraak.nl aangekondigd. Om onduidelijkheid te voorkomen waar de zaken van rechtbank Oost-Nederland per 1 januari 2013 moesten worden ingediend, is het Besluit reeds in december 2012 op www.rechtspraak.nl geplaatst. De advocaat van Genija had dan ook kunnen nagaan op welke locatie de zaak in de nieuwe situatie thuishoorde. Bovendien viel [woonplaats] van oudsher onder de bevoegdheid van de rechtbank Zutphen en het had dan ook voor de hand gelegen om bij afwezigheid van een nieuwe regeling de oude regeling te volgen. Daarom kan niet worden gezegd dat van een zeer onduidelijke situatie, waarbij de rechtszekerheid in het geding is gekomen, sprake is geweest.
2.5. Verder laat de voorzieningenrechter meewegen dat Genija een behandelingsdatum in Arnhem heeft aangevraagd zonder behoorlijk overleg met (de advocaat van) [eiseres cs] c.s. Genija heeft de datum en behandelingsplaats aangevraagd zonder de verhinderdagen opgave van [eiseres cs] c.s. af te wachten en heeft op maandagochtend 31 december 2012, toen de op vrijdag 28 december 2012 opgevraagde verhinderdata door [eiseres cs] c.s. nog niet waren opgegeven, meteen per fax een datum aangevraagd, terwijl de griffie op die dag gesloten was. Genija heeft de later op 31 december 2012 alsnog ontvangen verhinderdata van [eiseres cs] c.s. niet aan de rechtbank doorgegeven, voordat de rechtbank op 2 januari 2013 de datum bepaalde. Indien Genija anders had gehandeld dan had Genija aan het meewerken aan de datum- en plaatsbepaling van de behandeling wellicht het vertrouwen kunnen ontlenen dat [eiseres cs] c.s. daarmee instemde, hetgeen nu niet het geval is.
2.6. Genija heeft zich verder op het standpunt gesteld dat zij erop mocht vertrouwen dat de zaak op de locatie Arnhem behandeld zou worden omdat zij van de griffie verlof heeft gekregen te dagvaarden en meegedeeld is dat de zitting in Arnhem was en dat dagvaarding in Zutphen niet nodig was. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.7. De advocaat van Genija heeft op 31 december 2012 ervoor gekozen een aanvraag voor een kort geding te doen bij de rechtbank Arnhem. In de meegezonden conceptdagvaarding is ook vermeld dat het ging om een kort geding voor de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Arnhem, niet: de rechtbank Oost-Nederland. De griffie van de rechtbank heeft vervolgens een zittingsdatum bepaald op 7 januari 2013 om 13:30 uur en verlof verleend op verkorte termijn te dagvaarden onder de voorwaarde dat de dagvaarding uiterlijk aan [eiseres cs] c.s. wordt betekend op 2 januari 2013 om 17:00 uur. De advocaat van Genija heeft niet expliciet aan de griffie van de rechtbank Arnhem de vraag voorgelegd of Arnhem in de situatie per 1 januari 2013 de aangewezen locatie zou zijn voor de behandeling van zaken waarbij de gedaagde partij in [woonplaats] woont of gevestigd is.
2.8. De advocaat van [eiseres cs] c.s. heeft meteen na de betekening van de dagvaarding tegen de dagbepaling geprotesteerd en gesteld dat 7 januari 2013 een door hem opgegeven verhinderdag was. De rechtbank heeft daarop, na overleg met partijen, de zitting verplaatst naar 8 januari 2013. Na kennisname van de op voorhand toegestuurde exceptie van onbevoegdheid wegens primair een forumkeuzebeding voor Amsterdam en subsidiair relatieve onbevoegdheid van de rechter te Arnhem, heeft de advocaat van Genija, vlak voor de zitting, bij de griffie geïnformeerd of de zitting in Arnhem doorgang zou vinden of dat hij om een zittingsdatum in Zutphen moest vragen. De griffie heeft toen meegedeeld dat de zitting op 8 januari 2013 om 10:00 uur geagendeerd stond, maar daarmee is niet aan Genija gezegd, en daaruit heeft zij in redelijkheid ook niet mogen begrijpen, dat de voorzieningenrechter te Arnhem de aangekondigde exceptie op voorhand verwierp en de zaak inhoudelijk zou behandelen. Daarmee is slechts het vertrouwen gewekt dat de behandeling op 8 januari 2013 zou doorgaan en dat is ook gebeurd, zij het dat de zaak na behandeling van de exceptie voor verdere behandeling wordt doorverwezen naar de locatie Zutphen.
2.9. De rechtbank Arnhem en vanaf 1 januari 2013, de rechtbank Oost-Nederland, locatie Arnhem, heeft dus niet het vertrouwen gewekt dat de locatie Arnhem vanaf 1 januari 2013 de aangewezen locatie zou zijn voor de behandelingen van geschillen waarbij gedaagde in [woonplaats] woont of gevestigd is.
2.10. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter te Arnhem dat hij de verdere behandeling aan zich zou hebben gehouden indien [eiseres cs] c.s. ook de exceptie inzake de locatie Zutphen zou hebben laten varen, maar daartoe was [eiseres cs] c.s. niet bereid.
2.11. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat niet aannemelijk is dat de zaak dermate spoedeisend is dat een onmiddellijke voorziening vereist is. Van andere bijzondere en zwaarwegende omstandigheden om de zaak toch op de locatie Arnhem te behandelen is niet gebleken.
2.12. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3. verwijst de zaak naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Nederland, locatie Zutphen, voor verdere behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M. Brouwer op 8 januari 2013.
De motivering is afzonderlijk vastgelegd op 15 januari 2013.