ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0546

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940038-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Lookeren Campagne
  • M. Kleinrensink
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op twee minderjarige kinderen door moeder met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van de moord op haar twee zoons, geboren in 2001 en 2004. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade haar zoons van het leven heeft beroofd door hen een dodelijke hoeveelheid medicijnen, waaronder diazepam en tramadol, toe te dienen. De feiten vonden plaats in de periode van 16 tot 17 januari 2012 in Terwolde, gemeente Voorst. De verdachte had voorafgaand aan de fatale gebeurtenis op internet gezocht naar informatie over zelfdoding en had een afscheidsbrief geschreven waarin zij haar intenties uiteenzette. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een sturende rol had bij het innemen van de medicijnen door haar kinderen en dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot strafvermindering. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaren, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, waarbij twee jonge levens verloren gingen, en de impact daarvan op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
team strafrecht
zittingsplaats Zutphen
meervoudige kamer
parketnummer: 06/940038-12
datum uitspraak: 5 februari 2013
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1970],
thans verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum van de PI Zwolle, Huub van Doornestraat 15 in Zwolle.
Raadsman: mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 mei 2012, 17 juli 2012, 9 oktober 2012, en 22 januari 2013.
Tenlastelegging
Nadat ter terechtzitting van 9 oktober 2012 de tenlastelegging is aangepast op grond van het in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering bepaalde, is aan de verdachte ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 16 januari 2012 tot en met 17 januari 2012 te Terwolde, gemeente Voorst, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade haar zoons
- [zoon A] ([zoon A], geboren op [2001]) en/of
- [zoon B] ([zoon B], geboren [2004])
van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en (al dan
niet) na kalm beraad en rustig overleg,
- haar beide zoons een (grote) hoeveelheid medicijnen (onder meer diazepam
en/of tramadol en/of dipiperon en/of melatonine) en/of (andere) middelen
(vloeibaar en/of in tabletvorm) toegediend en/of gegeven en/of laten innemen,
tengevolge waarvan voornoemde [zoon A] en/of [zoon B] is/zijn
overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding tot het onderzoek
Op 17 januari 2012, omstreeks 00.52 uur, kwam bij de Centrale Post Ambulancedienst van de gemeenschappelijke meldkamer Oost-Nederland een melding binnen van een man die op [vakantiepark], gevestigd aan de [adres in plaats], in een chalet zijn vriendin en haar twee kinderen bloedend had aangetroffen. Hierop zijn een ambulance, de brandweer en eenheden van de politie ter plaatse gegaan. Op het bed in de slaapkamer van chalet [nummer] werden drie lichamen aangetroffen. Vastgesteld werd dat de twee kinderen waren overleden. De vrouw, naar later bleek de verdachte, was nog in leven en werd in comateuze toestand overgebracht naar een ziekenhuis en opgenomen op een afdeling intensive care. De kinderen waren: [zoon A], geboren op [2001 in plaats], (hierna ook: [zoon A]) en [zoon B], geboren op [2004] (hierna ook: [zoon B]).
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair tenlastegelegde, te weten: moord, meermalen gepleegd. Zij heeft de bewijsmiddelen daartoe ter terechtzitting opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van [zoon A] vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor het aannemen van causaal verband tussen de inname van medicijnen bij [zoon A] en diens overlijden, omdat bij hem ook een hartspierontsteking is gebleken. Uit een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) komt naar voren dat op grond van sectiebevindingen aannemelijk is dat de hartspierontsteking de zelfstandige doodsoorzaak van [zoon A] is en dat het even aannemelijk is dat de dood is ingetreden door de effecten van de aangetoonde toxicologische stoffen. De raadsman heeft verder vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde moord op [zoon B] nu de verdachte niet kan worden verweten met voorbedachte raad te hebben gehandeld. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor doodslag op [zoon B].
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Op 17 januari 2012, omstreeks 00.52 uur, kregen verbalisanten de opdracht van de meldkamer Oost-Nederland om naar het [vakantiepark], gelegen aan de [adres in plaats], te gaan. Een verbalisant zag in chalet [nummer] ambulancepersoneel en op een bed in een slaapkamer drie personen liggen die niet (meer) bewogen. In het midden lag een vrouw tussen twee kinderen.2
De verdachte is op 1 februari 2012 onderworpen aan een forensisch-medisch onderzoek door een forensisch arts, waarbij verscheidene littekens aan de buigkant van beide handen en ellebogen van medisch behandelde huidklievingen variërend van 0,5 tot circa 4,5 cm zijn vastgesteld.3 In het ziekenhuis is van de verdachte bloed afgenomen en toxicologisch onderzocht, waarbij in het spijtserum benzodiazepinen, ibuprofen, lidocaïne, tramadol en een omzettingsproduct van tramadol zijn aangetoond. De concentraties van tramadol en desmethyltramadol zijn hoog tot zeer hoog, wat wijst op de inname van een hoge tot zeer hoge dosis tramadol. In het geval van tramadol en O-desmethyltramadol is sprake van toxische concentraties.4
Verplegend personeel heeft in een broekzak van de verdachte een (afscheids)brief aangetroffen, die in beslag is genomen.5 In de brief staat onder meer: 'Dit is een "voor altijd weg" brief ofwel ik stap uit het leven. (...) Waarom ook de kinderen? Waar moeten ze heen? Naar hun vader die ze geestelijk mishandeld, bedreigt enzo: Ik kan ze niets bieden en echt gelukkig zijn ze niet hun vader heeft ze alleen coke te bieden en net als ik veel schulden'.
Op 17 januari 2012 is tijdens een doorzoeking in chalet [nummer] medicatie aangetroffen en inbeslaggenomen. Dit betrof methylfenidaat, methylfenidaathydrochloride, ritalin, ibuprofen en paracetamol. In een handtas zijn medicatie en herhalingsrecepten op naam van de verdachte en [zoon A] en [zoon B] aangetroffen.6
Op 20 januari 2012 is door een verbalisant een onderzoek ingesteld naar (de inhoud van) acht afvalcontainers op [vakantiepark]. Een aantal afvalcontainers is voor verder onderzoek afgesloten en voorzien van nieuwe sloten.7 Op 31 januari 2012 heeft een verbalisant forensisch onderzoek gedaan naar het afval uit die afvalcontainers en naar het afval dat in een prullenbak buiten chalet [nummer] is aangetroffen. In dit afval zijn lege doordrukstrips en lege doosjes medicatie, waaronder Tramadol en Diazepam, aangetroffen. Doosjes waren voorzien van een adressticker op naam van de verdachte en afkomstig van [apotheek in plaats]. In totaal zijn achttien lege doordrukstrips van tien pillen per strip in het aan de verdachte en haar gezin te linken afval aangetroffen. Het gaat daarbij om negen strips Tramadol en negen strips Diazepam.8
Onderzoek heeft uitgewezen dat naar aanleiding van een kinderpsychiatrisch onderzoek met als uitkomst dat bij [zoon B] sprake was van een autismespectrumstoornis aan hem Dipiperon, Ritalin en melatonine werden voorgeschreven. Bij [zoon A] is de diagnose ADHD van het gecombineerde type vastgesteld en ook aan hem werden Dipiperon, Ritalin en melatonine voorgeschreven.9 In verband met chronische pijnklachten gebruikte de verdachte zelf Tramadol als pijnmedicatie in combinatie met Diazepam.10 De medicijnen voor de verdachte en haar kinderen werden verstrekt door [apotheek in plaats]. Uit informatie van die apotheek komt naar voren dat op 14 januari 2012 aan de verdachte 90 stuks 100 mg Tramadol en negentig stuks Diazepam 10 mg zijn verstrekt.11 Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat zij op zaterdag 14 januari 2012, toen zij in [plaats] was om haar woning te ontruimen, die medicijnen van die apotheek geleverd heeft gekregen.12
De verdachte heeft - in samenvattende zin - verklaard dat zij, [zoon A] en [zoon B] op 16 januari 2012 's middags pillen hebben ingenomen en dat het daarbij onder meer ging om Tramadol 100 mg en Diazepam 10 mg. Zij denkt dat zij veertien à vijftien lege strips in de prullenbak heeft gedaan. Toen de kinderen moe waren geworden zijn zij op het bed gaan liggen in haar slaapkamer. Later is zijzelf ook op bed gaan liggen tussen [zoon A] en [zoon B] in. Op een gegeven moment is zij wakker geworden en heeft zij bij haar kinderen geen hartslag meer gevoeld. Zij heeft zichzelf vervolgens gesneden. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij uit het leven wilde stappen samen met haar kinderen en dat zij niet wilde dat haar kinderen naar haar ex gingen.13
Forensisch onderzoek NFI ten aanzien van [zoon A] ([zoon A])
Drs. R. Oosting, apotheker en werkzaam als forensisch toxicoloog bij het NFI, heeft toxicologisch onderzoek naar lichaamsmateriaal van [zoon A] verricht.14 In diens lichaamsmateriaal zijn diazepam, desmethyldiazepam, temazepam, oxazepam, tramadol, O-desmethyltramadol, vluchtige stoffen (die van nature in het lichaam voor kunnen komen dan wel postmortaal kunnen worden gevormd) en mogelijk een omzettingsproduct van tramadol en melatonine aangetoond. De in het bloed aangetoonde concentraties diazepam, desmethyldiazepam, temazepam en met name tramadol, een opiaat, hebben een bijdrage geleverd aan het overlijden door dempende effecten op het centrale zenuwstelsel en de ademhaling. De combinatie van de in het femoraalbloed aangetoonde concentraties tramadol, diazepam, desmethyldiazepam en temazepam past beter bij bloedconcentraties die hebben geleid tot het overlijden van [zoon A] dan bij concentraties waarbij dit niet het geval is. Op basis van het uitgevoerde toxicologische onderzoek kan het overlijden van [zoon A] worden verklaard bij uitsluiting van een andere doodsoorzaak.15 De toxicoloog heeft verder aangegeven dat gebruikelijke therapeutische concentraties in plasma tussen 0,2 en 0,5 mg/l liggen. Concentraties in plasma zijn voor alle stoffen gelijk aan concentraties in bloed maar verschillen in het algemeen niet meer dan een factor 2. Toxische verschijnselen treden op bij concentraties van tramadol in plasma boven 0,8 mg/l. Tramadol-concentraties in plasma boven 2,0 mg/l kunnen tot de dood leiden. In de literatuur zijn enkele gevallen beschreven waarbij een overdosering met alleen tramadol heeft geleid tot de dood en waarbij in het bloed concentraties tramadol van 6,1 tot 15 mg/l zijn gemeten. Daarnaast zijn er gevallen beschreven van overdosering van tramadol in combinatie met andere middelen die hebben geleid tot de dood, waarbij bloedconcentraties van tramadol tussen 1,1 en 23 mg/l zijn vastgesteld. Bij [zoon A] is in het femoraalbloed 2,5 mg/l tramadol aangetoond.16
Op het lichaam van [zoon A] is door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog bij het NFI, sectie verricht. In het rapport worden samenvattend de volgende conclusies verwoord:
Bij sectie werden tekenen van forse vochtophoping in de longen en hersenen vastgesteld. De vochtophoping in de hersenen heeft geleid tot zwelling van de hersenen. In relatie daarmee waren er tekenen van herseninklemming. Het intreden van de dood kan goed worden verklaard door vochtophoping, drukverhoging en daarmee uitval van de vitale centra in de hersenstam. Ten aanzien van de oorzaak voor het ontstaan van de vochtophoping in de hersenen, die heeft geleid tot het overlijden, is bekend dat toxicologische oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan deze vochtophoping en daarmee aan het overlijden. Ten tweede is bij lichtmicroscopisch onderzoek een hartspierontsteking (myocarditis) gebleken. Nader onderzoek naar de oorzaak daarvan is niet ingezet. Hoewel een hartspierontsteking vaak als toevalsbevinding wordt aangetroffen en niet tot de dood hoeft te leiden, is het bekend dat een hartspierontsteking kan leiden tot hartritmestoornissen, waardoor vitale functies geremd kunnen worden en bijvoorbeeld vochtophoping in de hersenen en herseninklemming kan ontstaan.17
Bij brief van 14 juni 2012 heeft de arts-patholoog nader aangegeven dat het op grond van de sectiebevindingen aannemelijk is dat de hartspierontsteking de zelfstandige doodsoorzaak van [zoon A] is, maar dat het even aannemelijk is dat zijn dood is ingetreden door de effecten van de aangetoonde toxicologische stoffen. Een hartspierontsteking kan aanleiding geven tot fatale hartritmestoornissen. Het zijn dus twee complexen van bevindingen die elk op zich dan wel in combinatie de dood kunnen verklaren. Er is op basis van sectiebevindingen geen voorkeur te geven voor welke van de twee genoemde complexen of een combinatie van beide de dood heeft veroorzaakt, aldus de arts-patholoog.18
Forensisch onderzoek NFI ten aanzien van [zoon B] ([zoon B])
De al genoemde drs. Oosting heeft ook toxicologisch onderzoek naar het lichaamsmateriaal van [zoon B] gedaan.19 In het lichaamsmateriaal van [zoon B] zijn diazepam, desmethyldiazepam, temazepam, oxazepam, tramadol, O-desmethyltramadol, pipamperon, vluchtige stoffen (die van nature in het lichaam voor kunnen komen dan wel postmortaal kunnen worden gevormd) en mogelijk melatonine aangetoond. De in het bloed aangetoonde concentraties diazepam, desmethyldiazepam, temazepam en met name tramadol, al dan niet in combinatie met pipamperon, hebben een bijdrage geleverd aan het overlijden door dempende effecten op het centrale zenuwstelsel en de ademhaling. Op basis van het uitgevoerde toxicologische onderzoek kan het overlijden van [zoon B] worden verklaard bij uitsluiting van een andere doodsoorzaak.20 Bij [zoon B] is in het femoraalbloed 25 mg/l tramadol aangetoond.21
Op het lichaam van [zoon B] is door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog bij het NFI, sectie verricht.22 In het rapport worden samenvattend de volgende conclusies verwoord:
Bij sectie werden tekenen van forse vochtophoping in de longen en hersenen vastgesteld. De vochtophoping in de hersenen heeft geleid tot zwelling van de hersenen. In relatie daarmee waren er tekenen van herseninklemming, waarmee het intreden van de dood goed kan worden verklaard door drukverhoging en daarmee uitval van de vitale centra in de hersenstam. Bij de sectie is geen oorzaak gebleken voor de vochtophoping in de organen. Het is bekend dat toxicologische oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan deze vochtophoping en daarmee aan het overlijden. Bij toxicologisch onderzoek werden meerdere stoffen aangetoond, die ten grondslag liggen aan de vochtophoping in de hersenen en daarmee het overlijden kunnen verklaren. Volgens de toxicoloog kan het overlijden op basis van de effecten van deze stoffen worden verklaard. Er is bij sectie geen andere doodsoorzaak gebleken.23 De arts-patholoog heeft geconcludeerd dat het intreden van de dood goed kan worden verklaard door drukverhoging en daarmee uitval van de vitale centra in de hersenstam, ontstaan op grond van herseninklemming door vochtophoping in de hersenen. De vochtophoping in de hersenen kan goed worden verklaard op toxicologische gronden. Bij sectie is geen andere oorzaak daarvoor gebleken, aldus de arts-patholoog.24
Onderzoek laptop
In de chaletwoning [nummer] is tijdens een doorzoeking op 17 en 18 januari 2012 een laptop (merk Acer, type Aspire, serienummer: [nummer]) in beslag genomen voor forensisch onderzoek. Een digitaal rechercheur heeft van de harde schijf uit de laptop een één-op-éénkopie (image) gemaakt en onderzoek gedaan naar de internetgeschiedenis op 16 januari 2012.25 Uit onderzoek (door een deskundige van het NFI) naar de gegevens op deze computer komt naar voren dat er op 16 januari 2012 tussen 14:10:43 en 14:37:12 uur via www.google.nl is gezocht aan de hand van de zoektermen 'overdosis trama', 'overdosis tramadol met diasepam dodelijk' (die met behulp van een functie van Google die is bedoeld om typefouten te corrigeren is veranderd in 'overdosis tramadol met diazepam dodelijk') en 'overdosis tramadol met diazepam en melatonine dodelijk'. Uit de zoekresultaatpagina's met onder meer de suggestie 'overdosis tramadol dodelijk' zijn vervolgens onder andere de volgende pagina's geselecteerd: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tramadol, gratisadviseurs.nl en http://www.fk.cvz.nl/preperaattteksten/p/paracetamol_tramadol.asp?blprint=true.26
De deskundige van het NFI acht zijn bevindingen veel waarschijnlijker onder het scenario dat de registraties tot stand zijn gekomen doordat een gebruiker via Google heeft gezocht dan onder het scenario dat zij tot stand zijn gekomen doordat de pagina's in andere pagina's waren ingesloten.27
Rol verdachte bij medicijninname
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij een, zoals zij het zelf heeft genoemd, altijd-vaarwelbrief heeft geschreven op de dag dat haar kinderen en zij de medicijnen hebben ingenomen. Zij schreef de brief in de huiskamer, terwijl haar kinderen al op bed lagen. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat zij samen met haar kinderen uit het leven wilde stappen en dat zij die middag van 16 januari 2012 had besloten dat te doen.28 In de brief heeft zij geschreven dat zij uit het leven stapt en dat haar kinderen meegaan omdat zij en hun vader ze niets kunnen bieden en dat de kinderen niet echt gelukkig zijn.
De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen zoekslagen en het openen van websites op de in de woning aanwezige laptop tussen ongeveer 14:10 en 14:40 uur op 16 januari 2012 zijn te verbinden aan het handelen van de verdachte, met andere woorden dat zij degene is geweest die aan de hand van die termen op het internet naar informatie over zelfdoding en medicijnen heeft gezocht. Er is geen ander bewijs voorhanden dan inhoudende dat de verdachte op dat moment alleen thuis was, dat haar kinderen op school waren en dat haar toenmalige partner op zijn werk was. De verdachte heeft bovendien ook zelf verklaard dat zij wel degene moet zijn geweest die toen van de computer gebruik heeft gemaakt. Vooral ook gelet op de afscheidsbrief en de zoekslagen op de computer is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het initiatief heeft genomen tot, en een sturende rol moet hebben gehad bij het innemen van de medicijnen door de kinderen.
De verklaring van de verdachte dat [zoon A], korte tijd nadat hij enthousiast uit school was gekomen, het initiatief tot het beëindigen van hun levens zou hebben genomen, dat hij al bezig was de medicijnen in te nemen toen zij de hond had uitgelaten en dat [zoon B] en zij hem daarin zijn gevolgd, acht de rechtbank in het licht van al wat uit het onderzoek naar voren is gekomen niet aannemelijk geworden.
Toerekening van de dood van [zoon A] aan het handelen van de verdachte
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er causaal verband bestaat tussen de inname van medicijnen door [zoon A] en diens overlijden. Op dit punt heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2012 (LJN-nummer: BT6362) waarin causaliteit is beoordeeld aan de hand van de maatstaf of het gevolg redelijkerwijs aan de verweten gedraging kan worden toegerekend, waarbij onder meer van belang is of die gedraging naar haar aard geschikt is om het gevolg teweeg te brengen of het gevaar daarvoor in relevante mate kan vergroten.
Voor de beoordeling in dit geval van causaal verband zijn de hiervoor al besproken gegevens uit het sectierapport van [zoon A] van belang. Voor de rechtbank staat op basis van de conclusies van de arts-patholoog voldoende vast dat de inname van medicijnen door [zoon A] naar zijn aard geschikt was om diens overlijden teweeg te brengen of het gevaar daarvoor in relevante mate te vergroten. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat [zoon B] is overleden onder vergelijkbare omstandigheden, terwijl in diens bloed dezelfde stoffen, in het bijzonder tramadol, zijn aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het overlijden van [zoon A] redelijkerwijs teweeg is gebracht door de inname van medicijnen waaronder met name een hoge dosis van een medicijn met de werkzame stof tramadol, in welke inname de verdachte een (alles)bepalende en sturende rol moet hebben gehad, en dat er dus causaal verband bestaat tussen verdachtes handelen en de daarop gevolgde dood van [zoon A]. Het gegeven alleen dat de hartspierontsteking bij [zoon A] in medisch-technisch opzicht een zelfstandige doodsoorzaak zou kunnen vormen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank nog niet de conclusie, gelet op alle andere relevante (tactische en technische) feiten en omstandigheden van dit geval, dat het overlijden van [zoon A] niet meer redelijkerwijs aan diens vergiftiging zou kunnen worden toegerekend.
Voorbedachte raad
De rechtbank leidt uit de aard van de verdachtes gedragingen, de (alles)bepalende en sturende rol bij de inname van medicijnen door [zoon A] en [zoon B], af dat de verdachte de slachtoffers opzettelijk om het leven heeft gebracht. Bij de beoordeling van de vervolgens opkomende vraag of er ook sprake is van voorbedachte raad, zoals is tenlastegelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2012 (LJN-nummer: BR2342). Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel van moord moet komen vast te staan dat de dader zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de dader de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval sprake is van voorbedachte raad. De verdachte heeft op 16 januari 2012 tussen ongeveer 14:10 en 14:40 uur via Google gericht gezocht naar informatie over zelfdoding door middel van een overdosis medicijnen van soorten medicijnen die aan haarzelf waren voorgeschreven en die zijzelf gebruikte. Uit de voorhanden bewijsmiddelen waaronder de verklaring van de verdachte zelf komt naar voren dat [zoon A] en [zoon B] omstreeks 15:20-15:30 uur thuiskwamen van school. Daarna hebben de verdachte en haar kinderen de medicijnen ingenomen. Voor de verdachte is er voldoende gelegenheid geweest om over de betekenis en de gevolgen van haar kennelijk voorgenomen handelen na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank concludeert dat dit handelen dus met voorbedachte raad heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is bijgevolg wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte haar beide zoons met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in de periode van 16 januari 2012 tot en met 17 januari 2012 te Terwolde, gemeente Voorst, opzettelijk en met voorbedachten rade haar zoons
- [zoon A] ([zoon A], geboren op 1 oktober 2001) en
- [zoon B] ([zoon B], geboren op [2004])
van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
haar beide zoons een hoeveelheid medicijnen (onder meer diazepam en tramadol en/of dipiperon en/of melatonine) (vloeibaar en/of in tabletvorm) toegediend en/of gegeven en/of laten innemen,
tengevolge waarvan voornoemde [zoon A] en [zoon B] zijn overleden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
moord, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), de forensische observatiekliniek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie in Utrecht. Aan het onderzoek in het PBC heeft de verdachte meegewerkt. Het onderzoeksteam van het PBC heeft een rapport van 26 september 2012 uitgebracht, waarin de forensisch-gedragskundige vragen zijn beantwoord door psychiater H.A. Gerritsen en psycholoog E.J. Muller. In dit rapport wordt het volgende geconstateerd/geconcludeerd:
De persoonlijkheid van de verdachte kenmerkt zich door een laag zelfbeeld, een weinig uitgerijpte identiteit, wantrouwen en angst. Deze aspecten vormen de basis voor hoe zij zichzelf en de ander waarneemt en liggen daarmee ten grondslag aan haar overwegingen, haar gedachten en haar handelen. In classificerende diagnostische termen kan haar persoonlijkheid het best worden omschreven als een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anderszins omschreven) met op gedragsniveau vooral borderline en theatrale trekken. De onderliggende dynamiek heeft vooral ontwijkende en masochistische kenmerken. Deze persoonlijkheidsstoornis was er ook ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen. Vanuit de decompensatie van haar persoonlijkheidsstoornis heeft betrokkene ook depressieve klachten ontwikkeld. Diagnostische uitspraken over of en, zo ja, in hoeverre de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde voldeed aan een klinisch depressief beeld, in de zin van een depressieve episode, konden op basis van het huidige onderzoek onvoldoende worden onderbouwd.
Het ten laste gelegde vindt plaats in een periode waarin de druk op de emotieregulatie van de verdachte maximaal was toegenomen. Zij werd geconfronteerd met een opeenstapeling van stresserende factoren. Zij raakte achtereenvolgens arbeidsongeschikt, was recent gescheiden, had schulden en had zorgen over het welzijn van haar kinderen en was recent verhuisd. Vanuit haar persoonlijkheidsconstellatie is de verdachte meer dan normaal kwetsbaar voor verlies en verlating. De verdachte verhoudt zich ambivalent tot anderen, enerzijds treedt zij de ander met wantrouwen tegemoet, anderzijds heeft zij grote behoefte aan steun, waardering en verbondenheid. Juist omdat zij zich zo ambivalent tot anderen verhoudt, is zij kwetsbaar voor situaties van verlies; deze brengen bij haar veel angst en bezorgdheid teweeg. Haar reacties op verliezen met emotionele betekenis zijn steeds heftig en brengen haar uit balans. Daarbij is de verdachte vanuit haar persoonlijkheid alert op (gezondheids)problemen. Dit wordt zichtbaar in haar tendens de problemen van haar kinderen in termen van psychiatrische symptomen te interpreteren en bestaande problemen uit te vergroten. In een poging haar problemen het hoofd te bieden bezoekt zij diverse instanties om haar kinderen te laten onderzoeken om (bij de door haar veronderstelde psychiatrische diagnose) passende hulp te krijgen. Zij klampt zich overal aan vast (hulpverlening, religie, nieuwe partner, medicatie) in een schreeuw om hulp maar vindt, in haar beleving, geen gehoor. Zij is niet in staat zichzelf gerust te stellen of bij te sturen. Integendeel, zij anticipeert op voorhand op een negatief scenario en ervaart slechts onvermogen om iets aan de situatie te veranderen.
Vanaf de herfst 2011 is er een aanzienlijke verslechtering merkbaar in het functioneren van de verdachte, zodanig dat, het geheel overziend, zij eigenlijk al vanaf de relatieproblemen in maart 2011 en later na de breuk in juli 2011 onder druk stond. In ieder geval is het op basis van het huidige onderzoek aannemelijk dat de verdachte zich in de periode voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde in een toestand van geleidelijke decompensatie van haar persoonlijkheidsproblematiek, zoals hierboven beschreven, bevond.
Geadviseerd wordt om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de conclusie van de psychiater en de psycholoog inhoudende dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over. De verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte niet uit. Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zij strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren met aftrek van de tijd die door haar in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en haar verminderde toerekeningsvatbaarheid. De officier van justitie heeft geen maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) gevorderd nu niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van die maatregel.
De raadsman heeft primair bepleit de verdachte een relatief korte gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een TBS met voorwaarden. Subsidiair heeft hij bepleit een gevangenisstraf op te leggen van bijvoorbeeld vier jaar, waarvan een half jaar voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld een verplichte opname voor een klinische behandeling in het kader van aan die voorwaardelijke straf te koppelen bijzondere voorwaarden. Ten slotte heeft de raadsman bepleit om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte naar het zich laat aanzien vanwege psychosociale en geldproblemen de beslissing heeft genomen om een einde aan haar leven te maken en haar kinderen daarbij mee de dood in te nemen. De verdachte heeft verklaard dat het motief voor de zelfdoding ook was gelegen in de omstandigheid dat de kinderen niet gelukkig zouden zijn en naar hun opa, verdachtes (overleden) vader, wilden. De rechtbank is er van overtuigd dat het steeds verdachtes bedoeling is geweest om samen met haar kinderen te sterven. Het feit dat zij dit drama heeft overleefd zal, naast het verlies van haar kinderen, de rest van haar leven een bijna niet voor te stellen zware psychische last zijn.
Toch is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheden niet kunnen bijdragen aan strafvermindering. In deze zaak is aan twee kinderen het leven benomen: jonge kinderen, die in dit leven nog alle mogelijkheden hadden, jonge kinderen die het vertrouwen mochten hebben dat zij bij uitstek in hun gezin, bij hun moeder, veilig waren en ook kinderen die niet hebben gevraagd om de problemen die in hun gezin speelden en al helemaal niet om de oplossing die hun moeder voor die problemen had bedacht. Daarbij wil de rechtbank niet lichtvaardig voorbijgaan aan de psychosociale problemen waaronder de echtscheiding en bijvoorbeeld ook de benarde situatie die geldnood met zich kan brengen, maar de rechtbank wil ook benadrukken dat een oplossing zoals die hier ten aanzien van de kinderen is gekozen, op geen enkele manier is te rechtvaardigen. Aan de nabestaanden van de kinderen en in het bijzonder aan hun vader is onnoemelijk veel leed toegebracht. Een feit als dit schokt de rechtsorde ernstig.
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat zij, blijkens een op haar naam gesteld uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 11 september 2012, niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank houdt verder ten voordele van de verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Ten aanzien van de vraag of een TBS-maatregel moet worden opgelegd, overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht die maatregel alleen kan worden opgelegd als de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. De deskundigen van het PBC concluderen in hun rapport dat het ontstaan van een voor recidive risicovolle situatie voor een groot deel is gelegen in zeer specifieke omstandigheden, waarvan de meeste factoren (kinderen, (verlies van) een partner, het niet beschikbaar zijn van hulp), nu (nog) niet bestaan en dat het onzeker is of een dergelijke situatie zich in de toekomst ooit zal voordoen. Het recidivegevaar wordt daarom door de gedragsdeskundigen als laag ingeschat. Gelet op de voorgaande overwegingen komen zij niet tot een behandeladvies (in het kader van een TBS of anderszins). In een brief van de psychiater en de psycholoog van 10 december 2012, waarin zij een nadere toelichting op het recidivegevaar geven, hebben zij benadrukt dat pas een samenloop van specifieke, situationele en emotionele omstandigheden en ontwikkelingen de kans op recidive zal vergroten. Cruciaal is dat er sprake zal moeten zijn van het zich vereenzelvigen met aan haar zorgen toevertrouwde kinderen. Uit hun onderzoek is niet gebleken dat de verdachte habitueel gewelddadig jegens anderen is, met andere woorden: er is geen gestoorde agressieregulatie. Wel is de verdachte volgens de gedragsdeskundigen vanuit haar persoonlijkheid sterk geneigd om een klemmend appèl te doen op de reguliere hulpverlening. De kans op herhaling van een delict als is tenlastegelegd achten de gedragsdeskundigen zo klein dat zij geen indicatie zien voor een behandeling in een gedwongen kader om deze kans nog verder te verkleinen.
Mede op basis van de bevindingen en de conclusies van de gedragsdeskundigen is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een zodanig gevaar voor anderen bestaat dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS zou worden voldaan. Nu niet aan die vereisten wordt voldaan kan oplegging van de maatregel van TBS niet aan de orde zijn.
De rechtbank zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen conform de eis van de officier van justitie, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de rechtbank over de volgende in beslag genomen voorwerpen dient te beslissen, te weten kleding, sieraden, medicijnen en telefoonaccessoires (nummers 1 tot en met 71 op de beslaglijst).
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze in beslag genomen voorwerpen het volgende gevorderd: vernietigen van de volgende voorwerpen, vermeld onder nummers 14-16, 18, 20-26, 28-30, 32-68 en 70-71; teruggave aan de verdachte van de voorwerpen vermeld onder de nummers 7-13, 17, 19, 27, 31 op de beslaglijst; en teruggave aan de rechthebbende [naam] van de voorwerpen vermeld onder de nummers 1-6 en 69 op de beslaglijst.
De raadsman heeft zich terzake van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde dan wel rechthebbende [naam].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen wat de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
moord, meermalen gepleegd;
* verklaart de verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
beslaglijst nummer:
14 1.00 STK Papier, sinnr. :AAED6958NL, afscheidsbrief:
15 1.00 STK Medicijn, IBUPROFEN STRIP SVO-S09, sinnr. :AADT5452NL,
lege strip;
16 11.00 STK Medicijn, SVO-S11, sinnr.: AADTS453NL;
18 1.00 STK Schrijfgerei, blok SVO-602, sinnr.: AADT5459NL;
20 1.00 STK Broek kl: blauw, spijker SVO-301, sinnr.: AADTS466NL;
21 1.00 STK Vest kl: grijs, Nike, SVO-308,sinnr.: AADTS467NL;
22 1.00 STK Dekbedovertrek, SVO-910, sinnr.: AADTS468NL;
23 1.00 STK Ondergoed, broek SVO-309, sinnr.: AADT5470NL;
24 1.00 STK Ondergoed kl: grijs, hemd, SVO-310, sinnr.: AADT5471NL;
25 2.00 STK Sok, SVO-311, sinnr.: AADT5472NL;
26 2.00 STK Sok, SVO-202, sinnr.: AADT5473NL;
28 1.00 STK Broek Kll: blauw, SVO-207, sinnr. :AADT5479NL;
29 1.00 STK Shirt, SVO-210, sinnr.: AADT5480NL;
30 1.00 STK Ondergoed, SVO-209, sinnr.: AADT5481NL;
32 1.00 STK Kussensloop, SVO-914, sinnr.: AADT5484NL;
33 8.00 STK Pil, sinnr.: AAEC7340NL;
34 30.00 STK Pil, Kruidvat, sinnr.: AAEC7341NL;
35 1. 00 STK Pil, sinnr.: AAEC7395NL;
36 1. 00 STK Pil, sinnr.: AAEC7396NL;
37 1. 00 STK Recept, sinnr.: AAEC7397NL, herhalingsrecept;
38 1. 00 STK Recept, sinnr.: AAEC7398NL;
39 1. 00 STK Recept, sinnr.: AAEC7399NL;
40 1. 00 STK Medicijn, sinnr.: AAEC7400NL, lege strip;
41 1. 00 DS Medicijn, paracetamol, sinnr.: AAEC7402NL;
42 1. 00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7403NL;
43 1. 00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7404NL, lege doos;
44 1. 00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7405NL, leeg;
45 1. 00 STK Medicijn, sinnr.: AAEC7406NL:
46 2.00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7407NL, leeg;
47 9.00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7408NL;
48 3.00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7409NL;
49 1. 00 FLS Medicijn, sinnr.: AAEC7412NL;
50 1. 00 STK Tas, Apotheek, leeg, sinnr.: AAEC7413NL;
51 1. 00 STK Papier, kassabon AH, sinnr.: AAEC7415NL;
52 1. 00 DS Doos, verpakking, sinnr.: AAEC7421NL;
53 1. 00 DS Doos, verpakking, sinnr.: AAEC7422NL;
54 1. 00 DS Medicijn, sinnr.: AAEC7423NL, leeg strip;
55 1. 00 DS Medicijn, verpakking, sinnr.: AAEC7424NL;
56 1.00 STK Medicijn, verpakking, sinnr.: AAEC7425NL;
57 1.00 STK Medicijn, verpakking, sinnr.: AAEC7426NL;
58 1.00 STK Medicijn, verpakking, sinnr.: AAEC7427NL;
59 1.00 STK Riem kl: zwart,dieren, sinnr.: AAEC7429NL;
60 30.00 STK pil, methylfenidaat, sinnr.: AAEG4230NL;
61 4.00 STK Pil, paracetamol, sinnr.: AAEG4231NL;
62 58.00 STK Pil, sinnr.: AAEG4232NL, ibuprofen;
63 30.00 STK pil, ritalin, sinnr.: AAEG4233NL;
64 15.00 STK Pil, ritalin, sinnr.: AAEG4234NL;
65 1 . 00 STK Washandje kl: blauw, sinnr.: AAEG4280NL;
66 1.00 STK Mes, SVO-901, sinnr .: AAEG4281NL;
67 1.00 STK Mes, houder, sinnr.: AAEG4282NL;
68 1.00 DS Medicijn, sinnr.: AAEH4027NL;
70 1.00 STK Medicijn, verpakking, sinnr.: AAEC7428NL;
71 1.00 DS Medicijn, verpakking, sinnr.: AAEC7414NL;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: ;
beslaglijst nummer:
7 1. 00 STK Shirt Kl: Zwart, sinnr.: AAED6950NL;
8 1. 00 PR Sok, sinnr.: AAED6951NL;
9 1. 00 STK Trui, sinnr.: AAED6955NL,
10 1. 00 STK Broek, Spijker, sinnr.: AAED6956NL;
11 1. 00 STK Sieraad, sinnr.: AAED6957NL, meerdere sieraden;
12 1.00 STK Ondergoed, bh, sinnr.: AAED6958NL;
13 1.00 STK Ondergoed, slip, sinnr.: AAED6959NL;
17 1.00 STK Telefoontoestel kl: zwart, SAMSUNG ACE SVO-603,
sinnr.: AADTS458NL;
19 1.00 STK Telefoontoestel kl: zwart, SAMSUNG GT-BS510 SVO-604,
sinnr.: AADT5460NL;
27 1.00 STK Sieraad kl: wit, edelsteen SVO-208, sinnr.: AADT5478NL;
31 1.00 STK Sieraad kl:zwart, SVO-312, sinnr.: AADT5482NL, halskoortje.
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende [naam], te weten:
beslaglijst nummer:
1 1. 00 STK Broek;
2 1. 00 PR Sok;
3 1. 00 STK Vest;
4 1. 00 STK Shirt;
5 1. 00 PR Schoeisel, werk;
6 1. 00 STK Vest, veiligheidsvest;
69 1.00 STK Vest, veiligheid.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Kleinrensink en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2013.
Voetnoten:
1 Als hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2012008387, regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, district IJsselstreek, team recherche, gesloten en ondertekend op 4 april 2012.
2 Een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2012, p. 114-115.
3 Rapport Forensisch geneeskundig onderzoek, gedateerd 27 maart 2012, van B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, p. 4-5.
4 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [verdachte], gedateerd 6 september 2012, van drs. R. Oosting, apotheker.
5 Stamproces-verbaal, p. 15, en kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer, PL0600 2012008387-12, p. 4.
6 Een proces-verbaal, p. 551-553.
7 Een proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2012, p. 175.
8 Een proces-verbaal sporenonderzoek, p. 555-560.
9 Rapport van het PBC, opgemaakt door E.J. Muller (psycholoog) en H.A. Gerritsen (psychiater), gedateerd 26 september 2012, p. 21 en p. 22.
10 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2013.
11 Een proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2012, p. 427 en p. 431.
12 Proces-verbaal van de terechtzitting van 22 januari 2013.
13 Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 50, p. 54, p. 55 en p. 56.
14 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [zoon A] van 30 maart 2012.
15 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [zoon A] van 30 maart 2012, p. 10.
16 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [zoon B], van 30 maart 2012, p. 8 en 6.
17 Rapport Pathologie-onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van [zoon A] van 5 april 2012, p. 6.
18 Een brief van dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog, van 14 juni 2012, p. 2.
19 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [zoon B] van 5 april 2012.
20 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [zoon B] van 5 april 2012, p. 11.
21 Rapport Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [zoon B] van 5 april 2012, p. 8 en 6.
22 Rapport Pathologie-onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van [zoon B] van 5 april 2012, los opgenomen bij het onder noot 1 vermelde (stam)proces-verbaal.
23 Rapport Pathologie-onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van [zoon B] van 5 april 2012, p. 6.
24 Deskundigenrapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van [zoon B] van 5 april 2012, p. 8.
25 Stamproces-verbaal, p. 9, en een ontvangstbewijs van 10 maart 2012.
26 Rapport Data-analyseonderzoek naar aanleiding van activiteit op een laptop op 16 januari 2012 van R.B. van Baar, MSc, werkzaam bij het NFI, gedateerd 27 september 2012, bijlage 1, p. 3, en diens rapport Aanvullend data-analyseonderzoek naar aanleiding van activiteit op een laptop op 16 januari 2012, gedateerd 8 januari 2013, p. 16 en 17.
27 Rapport Aanvullend Data-analyseonderzoek naar aanleiding van activiteit op een laptop op 16 januari 2012 van R.B. van Baar, MSc, werkzaam bij het NFI, gedateerd 8 januari 2013, p. 19.
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 55-56 en p. 70.